Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Overijssel 100713 onvoldoende gemotiveerde medische bezwaren tegen deskundigenonderzoek, einddatum schade 01-01-2014

Rb Overijssel 100713 onvoldoende gemotiveerde medische bezwaren tegen deskundigenonderzoek, einddatum schade 01-01-2014

2 De voor de verdere beoordeling relevant zijnde feiten

2.1.

Bij tussenvonnis van 23 november 2011 heeft de rechtbank revalidatiearts dr. C.H. Emmelot te Zwolle benoemd als deskundige. Partijen zijn verdeeld over de vraag of de huidige gezondheidssituatie van [eiseres], die heeft geleid tot volledige arbeidsongeschiktheid, blijvend is. In verband met deze verdeeldheid heeft de rechtbank de deskundige onder meer de vraag voorgelegd of na een eventuele nieuwe medische behandeling of een nieuw revalidatietraject belangrijke veranderingen te verwachten zijn ten aanzien van de huidige toestand van [eiseres].

2.2.

Bij brief van 29 december 2011 heeft Emmelot zich tot de rechtbank gewend met de mededeling dat hij er – ondanks zijn eerdere bereidverklaring – van afziet in deze zaak als deskundige op te treden en dat hij de opdracht teruggeeft. Naar de rechtbank heeft begrepen is de reden hiervoor gelegen in de omstandigheid dat Emmelot niet over de benodigde tijd beschikt om het onderzoek te kunnen verrichten.

2.3.

Bij tussenvonnis van 4 april 2012 heeft de rechtbank revalidatiearts drs. W.J. Jorritsma te Groningen benoemd als deskundige met handhaving van de eerder geformuleerde vraagstelling.

2.4.

Bij brief van 12 april 2012 heeft de advocaat van [eiseres], na overleg met de advocaat van OVZ, de beschikbare medische informatie aan Jorritsma toegezonden. In deze brief staat voorts:

“Voorstelbaar is dat u cliënte oproept voor onderzoek. Daarbij wil ik aantekenen dat cliënte inmiddels niet meer in [woonplaats] woont. Zij is verhuisd naar [woonplaats] (Betuwe). Cliënte heeft veel moeite met lange autoritten. Uiteraard is zij graag bereid om op uw verzoek naar Groningen te komen, maar dit is voor haar geen eenvoudige zaak. Indien u het niettemin noodzakelijk acht om haar te zien op uw praktijk, dan zal zij uiteraard graag aan uw verzoek voldoen.”

2.5.

In augustus 2012 heeft Jorritsma [eiseres] opgeroepen voor onderzoek te Groningen op 3 september 2012. Daarbij is haar medegedeeld dat zij gezien zou worden door Jorritsma zelf en twee van zijn collega’s, mevrouw Hoppenbrouwers (psycholoog) en de heer Reneman (fysiotherapeut), en dat het onderzoek tussen 10.00 en 15.30 uur zou plaatsvinden.

2.6.

Bij e-mailbericht van 27 augustus 2012 heeft de advocaat van [eiseres], voor zover van belang, het volgende aan Jorritsma geschreven:

“Cliënte is blij dat het onderzoek nu kan worden opgestart, maar zij maakt zich wel grote zorgen.

De reis naar Groningen is voor cliënte al een behoorlijke opgave omdat zij haar been vanwege de pijnklachten “hoog moet houden”. Omdat zij niet lang in de auto kan zitten zal zij de reis in etappes moeten voltooien. Van [woonplaats] naar haar ouders in [woonplaats] en dan de volgende dag naar Groningen. Het is zelfs mogelijk dat er nog een tussenstop gemaakt moet worden.

Waar cliënt echter als een berg tegen op ziet is de duur van het onderzoek. Zij vreest dat drie onderzoeken achter elkaar teveel van het goede is voor haar en dat zij dit niet vol zal kunnen houden. Cliënte is ook bang dat een onderzoek van 5 uren haar zodanig zal ontregelen dat zij weer erg lang nodig zal hebben om haar draai weer te vinden binnen haar gezin met twee jonge kinderen. Zij vreest al met al dat de lengte van het onderzoek behoorlijk ontwrichtend zal werken en voor een flinke terugslag zal zorgen. (…)”

2.7.

In een brief van 28 augustus 2012 heeft de huisarts van [eiseres] het volgende geschreven aan Jorritsma:

“Bovengenoemde pte moet binnenkort een revalidatiekeuring ondergaan tbv de verzekering.

Dit vindt plaats in Groningen en zal bijna een halve dag beslaan.

Fysiek is dit voor pte niet haalbaar.

Zij is maximaal 1 uur belastbaar om te reizen.

Ik hoop dat u hiermee rekening zou kunnen houden.”

2.8.

In een telefonische reactie aan [eiseres] heeft Jorritsma laten weten dat hij geen redenen zag om het onderzoek anders in te richten en dat hij niet van plan was om van de standaardwerkwijze af te wijken.

2.9.

Bij brief van 3 september 2012 heeft Jorritsma de rechtbank als volgt bericht:

“Bovengenoemde patiënte werd bij ons aangemeld voor een expertise. Zoals afgesproken zou het om een Multidisciplinaire expertise gaan door leden van Team Arbeid en met patiënte was een tijdschema afgesproken op maandag 3 september 2012 met pauzes tussen de verschillende onderdelen. Patiënte heeft echter op het laatste moment te kennen gegeven dit niet te kunnen/willen. Van haar huisarts ontvingen wij correspondentie dat dit voor patiënte fysiek niet haalbaar zou zijn; ook zou zij maximaal 1 uur belastbaar zijn om te reizen.

Zoals u zult begrijpen is de expertise afgeblazen.”

2.10.

Bij brief van 3 september 2012 heeft de advocaat van [eiseres] de rechtbank verzocht om een deskundige (revalidatiearts) dichter bij de woonplaats van [eiseres] te benoemen, bijvoorbeeld in Nijmegen, Arnhem of Den Bosch. Dit om [eiseres] niet te zwaar te belasten met lange autoritten en rekening te houden met de reisafstand.

2.11.

In het tussenvonnis van 3 oktober 2012 heeft de rechtbank [eiseres] in de gelegenheid gesteld haar bezwaren tegen het door de rechtbank bevolen deskundigenonderzoek nader (met – medische – bescheiden) te onderbouwen. Daarnaast is [eiseres] de gelegenheid geboden een deskundige aan te dragen die in haar woonomgeving of binnen een acceptabele reisafstand daarvan werkzaam is en zowel bereid als in staat is het door de rechtbank gelaste onderzoek uit te voeren.

3De beoordeling

3.1.

Het geschil tussen partijen betreft in de kern de begroting van de door [eiseres] als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden schade. Teneinde te kunnen beoordelen welke schade [eiseres] als gevolg van het ongeval heeft geleden en eventueel nog zal lijden, dient te worden vastgesteld of de huidige gezondheidstoestand van [eiseres] ongewijzigd zal blijven en ook voor de toekomst sprake zal zijn van volledige arbeidsongeschiktheid van [eiseres]. Partijen verschillen daarover van mening. Onder verwijzing naar de visie van verzekeringsarts Moet stelt [eiseres] dat sprake is van een blijvende situatie en belangrijke veranderingen daarin niet te verwachten zijn, op basis waarvan zij haar schade heeft begroot. Met een beroep op de visie van revalidatiearts Van Dijk voert OVZ het verweer dat er nog ruimte bestaat voor herstel dan wel (gedeeltelijke) ongedaanmaking van de beperkingen voortvloeiende uit het pijnsyndroom.

3.2.

De rechtbank stelt in dit verband voorop dat op [eiseres] de bewijslast rust ter zake van de door haar gestelde schade en in het verlengde hiervan de door haar betrokken stelling dat haar gezondheidstoestand een blijvend karakter heeft. Hoewel ten aanzien van dat bewijs enerzijds geen zware eisen aan [eiseres] gesteld mogen worden, mag van [eiseres] anderzijds worden verwacht dat zij de medewerking aan het onderzoek naar haar gezondheidstoestand verleent, die in redelijkheid van haar mag worden verlangd. Indien die medewerking ontbreekt, kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij in de omstandigheden van het gegeven geval geraden acht.

3.3.

In het onderhavige geval heeft de rechtbank deskundigenonderzoek noodzakelijk geacht vanwege de tegenstrijdige visies van de door partijen aangehaalde deskundigen over het blijvend karakter van de gezondheidstoestand van [eiseres]. Vast staat dat [eiseres] geen gehoor heeft gegeven aan de oproep voor een onderzoek van de door de rechtbank aangewezen deskundige Jorritsma. Aldus heeft [eiseres] geen medewerking verleend aan dit onderzoek en is het door de rechtbank bevolen en noodzakelijk geachte deskundigenbericht niet tot stand gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres], hoewel zij daartoe door de rechtbank uitdrukkelijk in de gelegenheid is gesteld, onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die meebrengen dat in deze zaak haar medewerking aan het door de rechtbank bevolen onderzoek, waarbij het aan de deskundige is overgelaten om te bepalen op welke wijze en op welke locatie het onderzoek zal worden verricht, niet kan worden verlangd. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.

3.4.

De bezwaren van [eiseres] zijn allereerst gelegen in de reisafstand. Dat [eiseres] moeite heeft met lange autoritten moge echter zo zijn, hiermee is nog niet gezegd dat het medisch gezien onverantwoord is om van [eiseres] te vergen dat zij zich in het kader van het voorgenomen onderzoek voor één keer van haar woonplaats te [woonplaats] naar de door de deskundige aangewezen locatie te Groningen begeeft. Zulks valt in elk geval niet af te leiden uit de brief van de huisarts, die daarin aangeeft dat [eiseres] maximaal 1 uur belastbaar is om te reizen maar deze algemene stelling op geen enkele wijze toespitst op de in het geding zijnde situatie en niet voorziet van enige medisch objectieve onderbouwing, terwijl de huisarts ook niet over de benodigde expertise beschikt om hiervan een inschatting te kunnen maken. Bovendien heeft de advocaat van [eiseres] zelf aan de deskundige aangegeven dat [eiseres], indien de deskundige dat noodzakelijk vindt, aan een verzoek om naar de praktijk van de deskundige te komen zal voldoen. [eiseres] heeft zelf ook suggesties gedaan om de problemen die zij van de in het geding zijnde reisafstand ondervindt te ondervangen, bijvoorbeeld door de reisafstand in etappes af te leggen. In aansluiting hierop heeft OVZ geopperd dat [eiseres] zich met aangepast vervoer naar Groningen kan laten overbrengen, waarbij OVZ zich bereid heeft verklaard om de daaraan verbonden kosten voor haar rekening te nemen. Gesteld noch gebleken is dat op deze wijze niet tegemoet kan worden gekomen aan de bezwaren van [eiseres].

3.5.

[eiseres] heeft voorts bezwaren geuit tegen de duur en aard van het onderzoek. Zij vreest dat drie onderzoeken achter elkaar teveel van het goede is en dat zij dat niet vol zal kunnen houden. Zij is bang dat dergelijke onderzoek haar zodanig zal ontregelen en ontwrichtend zal werken dat zij een flinke terugslag zal krijgen en een lange tijd nodig heeft om haar draai weer te vinden binnen haar gezin met jonge kinderen. Ook uit deze vrees en vermoedens volgt echter niet zonder meer dat het medisch gezien onverantwoord is om [eiseres] aan het voorgenomen onderzoek van de deskundige te onderwerpen, terwijl zij ook niet worden gestaafd door middel van enige (medisch objectieve) onderbouwing. Daartoe kan in elk geval de brief van de huisarts niet dienen, om dezelfde redenen als hiervoor is aangegeven.

3.6.

Door het uitblijven van medewerking aan het door de rechtbank bevolen en noodzakelijk geachte deskundigenbericht, is de rechtbank de mogelijkheid ontnomen om te beoordelen of de huidige gezondheidstoestand van [eiseres] blijvend is of dat er nog behandelmogelijkheden zijn die in redelijkheid van [eiseres] te vergen zijn en waarvan resultaat is te verwachten. Weliswaar staat vast dat een eventuele nieuwe medische behandeling of een nieuw revalidatietraject een grote belasting lijkt te vormen voor [eiseres] en is bij het bestaan van behandelmogelijkheden waarvan resultaat te verwachten is nog maar helemaal de vraag of [eiseres] vervolgens ook weer beroepsactiviteiten zal kunnen verrichten (en zo ja, welke activiteiten dat zijn en in welke mate). Het ontbreekt de rechtbank echter aan deskundige voorlichting om over de hiervoor genoemde punten aan de hand van goede en kwade kansen een inschatting te kunnen maken. Nu medewerking aan het deskundigenonderzoek bij gebrek aan bewijs van het tegendeel bovendien van [eiseres] mocht worden verlangd, ziet de rechtbank aanleiding om aan het ontbreken van medewerking aan het onderzoek de conclusie te verbinden dat in het nadeel van [eiseres] rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid tot verbetering van haar gezondheidstoestand. Niet is komen vast te staan dat de huidige gezondheidstoestand ongewijzigd zal blijven en ook voor de toekomst sprake zal zijn van volledige arbeidsongeschiktheid.

De rechtbank merkt in dit verband nog op dat onduidelijkheid over het blijvend karakter van haar gezondheidssituatie niet kan worden weggenomen door een deskundigenbericht van de door [eiseres] voorgestelde deskundige, op basis van een onderzoek bij [eiseres] thuis. [eiseres] heeft als reden voor onderzoek bij haar thuis weliswaar aangegeven dat dit minder belastend voor haar is en een minder ontwrichtend effect op haar zal hebben, maar zij heeft dit op geen enkele wijze nader (met - medische - bescheiden) onderbouwd. Bovendien stuit de persoon van deze (niet meer praktiserende) deskundige en het door deze deskundige kennelijk voorgestane onderzoek aan huis op gemotiveerde bezwaren van OVZ. Een en ander staat aan benoeming van deze deskundige tot uitvoering van het door de rechtbank bevolen onderzoek in de weg.

De rechtbank ziet in de gegeven omstandigheden ook geen aanleiding om wederom een andere deskundige te benoemen. De deskundige was immers al benoemd en [eiseres] heeft aan de uitvoering van het onderzoek van deze deskundige geen medewerking gegeven, terwijl - zoals hiervoor is vastgesteld - niet is komen vast te staan dat die medewerking in redelijkheid niet van haar mocht worden verlangd. [eiseres] is bij tussenvonnis van 3 oktober 2012 bovendien gewezen op de consequenties van het uitblijven van medewerking of aandragen van een deskundige.

3.7.

Gelet op het voorgaande komt de door [eiseres] gevorderde toekomstige schade, die is gebaseerd op het uitgangspunt dat de huidige gezondheidstoestand (en daarmee ook de volledige arbeidsongeschiktheid) blijvend is, als onvoldoende onderbouwd niet voor toewijzing in aanmerking.

3.8.

Anders ligt het met tot op heden reeds geleden schade. Met inachtneming van hetgeen de rechtbank in de eerdere tussenvonnissen heeft overwogen, erop neerkomende dat de huidige gezondheidstoestand van [eiseres] met alle klachten en beperkingen alsmede de volledige arbeidsongeschiktheid het gevolg is van het ongeval dat [eiseres] is overkomen, acht de rechtbank de schade die [eiseres] hierdoor heeft geleden toewijsbaar. De door [eiseres] overgelegde schadebegroting betreft voor het verleden echter de periode tot 1 januari 2006 (wat betreft het verlies aan arbeidsvermogen), 1 januari 2010 (wat betreft de kosten huishoudelijke hulp, onverzekerde medische kosten en verlies zelfwerkzaamheid) en medio 2009 (wat betreft reiskosten), terwijl ook de begroting van schadeposten onder de noemer “overige schade” voor het verleden beperkt is tot de periode tot 2006 dan wel tot 2009. De begroting van het smartengeld is bovendien gebaseerd op het onhoudbaar gebleken uitgangspunt dat de gezondheidssituatie van [eiseres] een blijvend karakter heeft. Met de thans voorhanden zijnde gegevens kan derhalve de tot op heden geleden en gevorderde schade niet volledig worden beoordeeld en vastgesteld. De rechtbank zal [eiseres] in de gelegenheid stellen bij akte de door haar reeds geleden schade (wegens verlies arbeidsvermogen, kosten huishoudelijke hulp, onverzekerde medische kosten, extra reiskosten, verlies zelfwerkzaamheid, overige schade en smartengeld) aan te vullen. OVZ zal hierna een antwoordakte mogen nemen. De einddatum van de te begroten schade die reeds is geleden, stelt de rechtbank in redelijkheid op 1 januari 2014. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in de zeer nabije toekomst geen verandering in de situatie van [eiseres] is te verwachten. Dat [eiseres] mogelijk ook na 1 januari 2014 schade zal lijden die hiermee niet voor vergoeding in aanmerking komt, is een omstandigheid die gelet op hetgeen hiervoor over de toekomstige schade is overwogen voor rekening en risico van [eiseres] komt.

3.9.

De rechtbank verzoekt partijen zich er bij akte eerst over uit te laten of zij aan de hand van de in dit vonnis neergelegde uitgangspunten willen trachten alsnog onderling tot overeenstemming over de hoogte van de te vergoeden schade te komen. Is dat niet het geval, of slagen partijen daarin niet (geheel), dan zal [eiseres] een aanvulling op haar schadebegroting in het geding mogen brengen, waarop OVZ mag reageren bij antwoordakte. Daarna zal de rechtbank de verschillende schadecomponenten beoordelen en op basis daarvan de door [eiseres] geleden schade vaststellen.

3.10.

Om redenen van proceseconomische aard zal de rechtbank tussentijds hoger beroep van het onderhavige vonnis toestaan.ECLI:NL:RBOVE:2013:2086