Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Rotterdam 200716 hersenletsel; rapport deskundige is onvolledig en kan nog niet als uitgangspunt dienen; ASR moet meewerken aan continuering expertise

Rb Rotterdam 200716 hersenletsel; rapport deskundige is onvolledig en kan nog niet als uitgangspunt dienen; ASR moet meewerken aan continuering expertise;
- kosten gevorderd voor twee procedures (50% van) 38 uur x € 300,- + 7% + btw, totaal € 14.759,58, toegewezen 9,5 uur x € 245, totaal € 3.013,41

zie ook: rb-rotterdam-200716-hersenletsel-na-val-van-tankcontainer-gelet-op-lopende-procedures-geen-plicht-voor-verzekeraar-om-aan-mediation-mee-te-werken
rb-rotterdam-200716-hersenletsel-verzoek-verzekeraar-om-nieuw-neurologisch-deskundigenonderzoek-afgewezen-verzoek-tzv-npo-gelet-op-geldigheidsduur-toegewezen
rb-rotterdam-081216-hersenletsel-benoeming-deskundige-en-vaststelling-vraagstelling-neuropsychologisch-onderzoek 

Het verzoek

3.1. [benadeelde] verzoekt primair een verklaring voor recht, dat de rapporten van [deskundige 9] , [deskundige 8] en [deskundige 7] als uitgangspunt moeten worden genomen bij de verdere onderhandelingen over de schaderegeling. Subsidiair verzoekt [benadeelde] te bevelen dat ASR moet meewerken aan de continuering van de expertise bij [deskundige 7] , onder andere door [deskundige 7] nadere vragen te stellen. Primair en subsidiair dient ASR te worden veroordeeld in de kosten van het deelgeschil, vooralsnog begroot op € 10.875,48, te vermeerderen met griffierecht, alles met uitvoerbaar bij voorraadverklaring.

3.2. Het verzoek van [benadeelde] betreft zijns inziens een deelgeschil en de verzoeken zullen leiden tot een vaststellingsovereenkomst. Het verzoek is ook proportioneel, aldus [benadeelde].

3.3. [deskundige 9] (internist), [deskundige 7] (neurochirurg) en [deskundige 8] (orthopedisch chirurg) hebben eind 2014/begin 2015 gerapporteerd nadat tussen partijen uitvoerig contact was geweest over een medische rapportage. De medisch adviseur van ASR heeft in haar medisch advies van 22 april 2015 een aantal aanvullende vragen aan [deskundige 7] opgenomen. Deze vragen zijn — voor zover [benadeelde] bekend – echter nooit aan [deskundige 7] gesteld. Daarentegen heeft ASR wel een tweetal procedures aangespannen. ASR is destijds ook met een onderzoek door [deskundige 7] akkoord gegaan. ASR heeft daarom haar recht verwerkt om tegen deze rapportage bezwaar te maken. Het aanvankelijk in Utrecht ingediende verzoek van ASR om een nieuwe deskundige te benoemen is in strijd met de goede procesorde. ASR heeft daarbij ook misbruik gemaakt van haar procesbevoegdheid. Een dergelijk nieuw onderzoek is disproportioneel en druist in tegen de belangen van [benadeelde]. Met een onderzoek door de andere twee artsen is ASR in elk geval akkoord gegaan. Een nieuw NPO-onderzoek is evenmin wenselijk of voor een betere inschatting van het letsel nodig. De conclusies van het NPO-onderzoek van 2006 zijn helder.

Het verweer
4.1. ASR voert het volgende aan. Als formeel verweer voert zij primair aan dat het verzoek onnodig is ingesteld, omdat het identiek is aan het verweer tegen het verzoek van ASR tot het laten verrichten van expertises. Daarnaast — subsidiair — hoort het verzoek ook niet thuis in een deelgeschilprocedure, maar dient het te worden behandeld in het kader van voornoemde procedure tot het inwinnen van een voorlopig deskundigenbericht.

4.2. Voor het geval het formele verweer wordt verworpen, voert ASR het volgende materiële verweer. De rapportages van [deskundige 9] en [deskundige 8] zijn op gezamenlijk verzoek uitgebracht en kunnen ook tot uitgangspunt worden genomen bij de verdere schadeafwikkeling. Het rapport van [deskundige 7] kan de toets der kritiek niet doorstaan. Op zichzelf heeft ASR inderdaad niet expliciet bezwaar gemaakt tegen het in gang zetten van deze expertise. ASR heeft vooraf en expliciet wel te kennen gegeven dat zij zich niet automatisch committeerde aan de uitkomsten. [benadeelde] had toen [deskundige 7] al eenzijdig ingeschakeld. Er zijn diverse bezwaren tegen het rapport van [deskundige 7] . Deze heeft zich gediskwalificeerd door inhoud en wijze van rapporteren. ASR betwist dat [benadeelde] niet een nieuwe expertise zou kunnen ondergaan. Het NPO-rapport van 2006 is te gedateerd. Wellicht zijn wijzigingen opgetreden. Een NPO is wenselijk en noodzakelijk. ASR heeft wel degelijk vragen geformuleerd voor [deskundige 7] die [benadeelde] had moeten doorsluizen. [benadeelde] heeft dit geweigerd. ASR heeft geen vertrouwen in nadere rapportage dor [deskundige 7] .

ASR verzet zich ten slotte tegen de verzochte kosten, gelet op – onder andere – de doublure in de diverse stukken.

Beoordeling van het geschil
5.1. [benadeelde] heeft zijn verzoek gebaseerd op artikel 1019w Rv. In dit artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. De deelgeschilprocedure is bedoeld ter vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. De beslissing door de rechter in de deelgeschilprocedure dient derhalve bij te dragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, in die zin dat die beslissing een eventuele impasse in de onderhandelingen, die tot die overeenkomst zouden moeten leiden, kan doorbreken.

Formele verweren ASR

5.2. ASR heeft primair aangevoerd dat het verzoek onnodig is ingesteld, omdat de stellingen van [benadeelde] gelijk zijn aan zijn verweer tegen het door ASR eerder gedane verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht op grond van artikel 202 Rv. Het enkele feit dat [benadeelde] in de door ASR gestarte procedure op grond van artikel 202 Rv een verweer heeft gevoerd dat inhoudelijk overeenkomt met zijn stellingen in de onderhavige procedure, maakt echter niet dat het onderhavige deelgeschil onnodig is. Indien [benadeelde] in de door ASR aangespannen procedure had willen bewerkstelligen wat hij in het onderhavige deelgeschil heeft verzocht, had hij dit bij een (zelfstandig) tegenverzoek moeten doen. Het enkel voeren van verweer had niet volstaan. Het primaire formele verweer van ASR treft derhalve geen doel.

5.3. ASR heeft voorts aangevoerd dat het verzoek niet thuis hoort in een deelgeschilprocedure maar dient te worden behandeld in het kader van de procedure tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht. Aan ASR kan worden toegegeven dat de bezwaren van [benadeelde] tegen het ondergaan van een nieuw deskundigenonderzoek overlap vertonen met het onderhavige verzoek. Echter, mede gelet op het afwijzen van het primaire verzoek van ASR tot het gelasten van een nieuwe neurologische expertise bij beschikking van heden (in zaaknummer 5076846 HA VERZ 16-93) en hetgeen in die procedure is overwogen over het uitgebrachte deskundigenbericht van [deskundige 7] , kan een oordeel over de verzoeken van [benadeelde] leiden tot een bijdrage aan de totstandkoming van een eindregeling en lenen deze verzoeken zich derhalve voor behandeling in een (afzonderlijk) deelgeschil.

Het primaire verzoek van [benadeelde]

5.4. [benadeelde] heeft primair verzocht voor recht te verklaren dat de rapporten van [deskundige 9] , [deskundige 8] en [deskundige 7] als uitgangspunt moeten worden genomen bij de verdere onderhandelingen in het kader van de schaderegeling.

5.5. ASR heeft zich akkoord verklaard met het tot uitgangspunt nemen van de rapporten van [deskundige 9] en [deskundige 8] , zodat dit deel van het verzoek kan worden toegewezen.

5.6. ASR is niet akkoord met het tot uitgangspunt nemen van het rapport van [deskundige 7] . Enerzijds heeft ASR aangevoerd dat zij voorafgaande aan de expertise aan [benadeelde] heeft aangegeven dat zij zich niet op voorhand wilde committeren aan een onderzoek door de haar onbekende [deskundige 7] , anderzijds heeft ASR inhoudelijke bezwaren tegen het rapport van [deskundige 7] .

5.7. Anders dan [benadeelde] heeft gesteld, kan het onderzoek door [deskundige 7] niet gelijk worden gesteld met een door de rechter opgedragen deskundigenonderzoek. De gemachtigde van [benadeelde] heeft ASR bij e-mail van 8 oktober 2014 (productie 6 bij verzoekschrift) medegedeeld drie deskundigen bereid te hebben gevonden om onderzoek te doen, te weten [deskundige 8] , [deskundige 9] en [deskundige 7] . ASR heeft hierop bij e-mail van 9 oktober 2014 (productie 7 bij verzoekschrift) geantwoord dat [deskundige 7] niet bekend was bij haar medisch adviseur en derhalve “niet automatisch commitment” opleverde. Uit deze mededeling kan worden afgeleid dat ASR zich niet op voorhand wilde binden aan de uitkomst van het onderzoek van [deskundige 7] , anders dan ten aanzien van [deskundige 8] en [deskundige 9] , met wie ASR zich wel op voorhand akkoord heeft verklaard. Het onderzoek door [deskundige 7] is derhalve niet met onvoorwaardelijke instemming van ASR uitgevoerd en zijn rapport kan om deze reden niet gelijk worden gesteld aan een door de rechter opgedragen deskundigenonderzoek. Voorts heeft te gelden dat ASR nog aanvullende vragen aan [deskundige 7] wilde stellen, maar dat deze vragen uiteindelijk nooit aan [deskundige 7] zijn voorgelegd. Onder deze omstandigheden kan het rapport van [deskundige 7] , zoals dat thans voorhanden is, niet als uitgangspunt gelden voorde verdere schadeafwikkeling.

5.8. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het primaire verzoek van [benadeelde] worden toegewezen voor zover dit ziet op de rapporten van [deskundige 9] en [deskundige 8] en worden afgewezen voor wat betreft het rapport van [deskundige 7] .

Het subsidiaire verzoek van [benadeelde]

5.9. [benadeelde] heeft subsidiair verzocht ASR te bevelen mee te werken aan de continuering van de expertise bij [deskundige 7] , onder andere door [deskundige 7] nadere vragen te stellen. ASR heeft hiertegen – samengevat – aangevoerd dat zij geen vertrouwen (meer) heeft in [deskundige 7] . Uit het verweer van ASR met betrekking tot het rapport van [deskundige 7] kan worden afgeleid dat ASR de onderbouwing van de conclusies van [deskundige 7] onvoldoende acht en dat voor ASR onduidelijk is of [deskundige 7] de anamnese bij [benadeelde] zelf heeft afgenomen of dat diens moeder de vragen heeft beantwoord.

5.10. Met ASR is de kantonrechter van oordeel dat het rapport van [deskundige 7] , zoals dat er nu ligt, onvolledig is en niet als uitgangspunt kan worden gebruikt voor verdere onderhandelingen. Echter, zoals ook in de beschikking van heden naar aanleiding van het verzoek van ASR tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek is overwogen, ligt het in het kader van de proportionaliteit op de weg van ASR om in eerste instantie de nog bij haar levende vragen aan [deskundige 7] te stellen. Op die manier kan getracht worden het rapport volledig te krijgen en alsnog geschikt te maken. Dit rapport kan dan, tezamen met het rapport naar aanleiding van het NPO dat nog zal dienen te worden uitgevoerd (zie de beschikking van heden naar aanleiding van het verzoek van ASR tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek), en met de overige twee rapporten ([deskundige 8] en [deskundige 9] ) de basis vormen om de onderhandelingen tussen partijen te hervatten en mogelijk tot een eindregeling te komen.

5.11. Het subsidiaire verzoek van [benadeelde] zal, gelet op het voorgaande, worden toegewezen.

Kosten deelgeschil

5.12. Op grond van artikel 1019aa Rv dient in beginsel begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van degene die schade door dood of letsel lijdt. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets te worden gehanteerd. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt reeds dat het deelgeschil niet onnodig of onterecht is ingesteld.

5.13. In het verzoekschrift is een specificatie opgenomen van de door de gemachtigde van [benadeelde] gemaakte kosten tot en met de zitting, van in totaal € 10.875,48 (28 uur x € 300,-, vermeerderd met 7% kantoorkosten en 21% btw).

5.14. ASR heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van de kosten, aangezien het verzoek onnodig is ingediend en in ieder geval niet thuishoort in dit deelgeschil. Gelet op hetgeen hierover in rechtsoverwegingen 5.2 en 5.3 is overwogen, treft dit verweer geen doel.

5.15. Voor het geval er aanleiding is wel een bedrag aan kosten toe te wijzen, heeft ASR de redelijkheid van de opgevoerde kosten betwist. Het verweer van ASR komt er op neer dat de opgevoerde uren niet in verhouding staan tot de werkzaamheden, gelet op de overlap met het verweerschrift in de procedure over het voorlopig deskundigenbericht, en gelet op het feit dat van een advocaat die het tarief rekent dat in deze procedure aan de orde is, meer efficiëntie mag worden verwacht.

5.16. Blijkens de specificatie heeft de gemachtigde 12 uur besteed aan het opstellen van het verzoekschrift, 7 uur voor het bestuderen van de stukken/het dossier, 1 uur voor het bestuderen van literatuur/jurisprudentie, 1 uur voor overleg met [benadeelde], 1 uur voor brieven/e-mail ‘diversen’, 1 uur voor de voorbereiding van de zitting en 5 uur voor de zitting (inclusief reistijd), derhalve in totaal 28 uur. Gelet op de expertise van de gemachtigde van [benadeelde] die bij hem aanwezig mag worden verondersteld, de bekendheid met het dossier alsmede de overlap tussen de onderhavige procedure-en de-overige-procedures die tussen partijen spelen en die gelijktijdig met het onderhavige verzoek zijn behandeld, komt het aantal opgegeven uren voor het onderhavige deelgeschil buitenproportioneel voor. Rekening houdend met voormelde omstandigheden zal de kantonrechter de kosten voor de onderhavige procedure begroten op de helft van het aantal in rekening gebrachte uren, derhalve 14 uur. Voorts wordt als uurtarief voor een gespecialiseerd letselschadeadvocaat een bedrag van € 245,- redelijk geacht. Dit leidt tot een begroting van de kosten als bedoeld in artikel 1019aa lid 1 Rv van 14 uur x € 245,- vermeerderd met 7% kantoorkosten en 21% btw, derhalve in totaal € 4.440,82. stichtingpiv.nl