Rb Den Haag 300913 val scooter agv van inparkerende auto, afgewezen: scooter kwam plotsklaps van stoep en reed tegen de rijrichting in
- Meer over dit onderwerp:
Rb Den Haag 300913 val scooter agv van inparkerende auto, afgewezen: scooter kwam plotsklaps van stoep en reed tegen de rijrichting in
- gevorderd en begroot obv 8 uur x € 220,00, totaal € 2.311,00
2 De feiten
2.1
Op 18 juli 2011 heeft in de Van Heurnstraat te Voorburg een aanrijding plaatsgevonden tussen [verzoeker] als bestuurder van een scooter en de heer [X] (hierna: [X]), rijdend in een Volkswagen Bora (hierna: het ongeval). Deze auto is WAM-verzekerd bij Unigarant.
2.2
Juist voor de aanrijding heeft [verzoeker] met de scooter aan de hand het portiek van zijn woning verlaten. Hij is vervolgens op de stoep op zijn scooter gestapt, waarna hij van de stoep af de weg is opgereden. [verzoeker] reed daarbij een voor scooters verboden rijrichting in. Ter plaatse is er eenrichtingsverkeer, behoudens voor fietsers. Iets verderop was [X] doende zijn auto achteruit in te parkeren in een haaks op de rijbaan gelegen parkeervak, vlak voor zijn woning. In de auto van [X] zat ten tijde van de aanrijding ook zijn echtgenote, mevrouw [Y], op de bijrijdersplaats.
2.3
Op 26 februari 2013 heeft ter zake het ongeval een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden waarbij als getuigen zijn gehoord [verzoeker], [X], [Y] en de heer [Z], een buurtbewoner.
2.4
[verzoeker] heeft Unigarant verzocht aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval te erkennen, hetgeen Unigarant heeft geweigerd.
3 Het geschil
3.1
[verzoeker] verzoekt – zakelijk weergegeven – bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w-1019cc van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) primair te verklaren voor recht dat Unigarant aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het ongeval en daarom gehouden is deze schade geheel aan hem te vergoeden, dan wel subsidiair in goede justitie vast te stellen en te verklaren voor recht welk percentage van de schade Unigarant aan [verzoeker] dient te vergoeden. Tot slot heeft [verzoeker] verzocht om de redelijke kosten van rechtsbijstand te begroten en Unigarant te veroordelen dat bedrag aan hem te betalen.
3.2
[verzoeker] legt het volgende aan zijn verzoek ten grondslag. Doordat het ongeval is ontstaan tijdens het uitvoeren van een bijzondere manoeuvre door [X], waarbij zowel vooruit als achteruit is gereden, is de aansprakelijkheid van [X] een gegeven. [X] had zich er eerst van moeten vergewissen dat hij veilig kon inparkeren zonder het overige verkeer te hinderen. Dat [verzoeker] tegen de rijrichting in reed, doet aan het voorgaande niet af aangezien het fietsers wel is toegestaan die richting op te rijden en [X] derhalve van die kant verkeer had kunnen verwachten. Door de aanrijding is [verzoeker] met zijn scooter ten val gekomen waarbij de scooter is beschadigd en hijzelf gewond is geraakt. Derhalve dient Unigarant als WAM-verzekeraar, de daardoor ontstane schade te vergoeden, aldus [verzoeker].
3.3
Unigarant heeft aangevoerd dat de deelgeschillenregeling op oneigenlijke wijze wordt gebruikt door [verzoeker], aangezien niet is gebleken van letsel als gevolg van het ongeval. Voorts heeft Unigarant betwist dat haar verzekerde, [X], aansprakelijk is. In dit verband heeft zij gesteld dat causaal verband tussen de bijzondere manoeuvre en de aanrijding ontbreekt. [X] had het ongeval niet kunnen voorkomen. Toen [X] met de bijzondere manoeuvre begon was [verzoeker] nog niet zichtbaar voor hem zodat [X] niet heeft kunnen anticiperen. Toen [X] reeds bezig was met achteruit inparkeren, is [verzoeker] op zijn scooter van de stoep de weg op gereden en mocht van [verzoeker] de nodige oplettendheid verwacht worden.
4 De beoordeling
Behandeling van het geschil in een deelgeschilprocedure
4.1
Ter beoordeling staat in de eerste plaats of het verzoek van [verzoeker] zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019w-1019cc Rv, zoals [verzoeker] stelt en Unigarant betwist.
4.2
Bij de beoordeling van de vraag of de zaak geschikt is voor een behandeling in deelgeschil stelt de kantonrechter voorop dat ook de aansprakelijkheidsvraag in een deelgeschilprocedure aan de orde kan komen. Net als bij andere deelgeschillen zal moeten worden beoordeeld of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de mogelijke totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure. Tegen deze achtergrond is het enkele feit dat, zoals Unigarant heeft gesteld, geen onderhandelingen hebben plaatsgevonden onvoldoende voor het oordeel dat het geschil niet geschikt is voor behandeling in een deelgeschilprocedure. De aansprakelijkheidsvraag betreft immers een geschil aan het begin van het traject van de minnelijke onderhandelingen en een oordeel van de rechter over de aansprakelijkheidsvraag zou, afhankelijk van de overige omstandigheden van het geval, buitengerechtelijke onderhandelingen op gang kunnen brengen.
4.3
Ook de door Unigarant aangevoerde omstandigheid dat tussen partijen, naast de aansprakelijkheidsvraag, nog diverse andere geschilpunten bestaan (waaronder discussie over het al dan niet bestaan van letsel), maakt op zichzelf niet dat het verzoek niet geschikt is voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Nu [verzoeker] zich nadrukkelijk op het standpunt stelt dat het ongeval bij hem letsel heeft veroorzaakt is dat vooralsnog voldoende om toegelaten te worden tot de deelgeschillenprocedure.
4.4
Gelet op het voorgaande en aangezien de verzochte beslissing naar het oordeel van de kantonrechter voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst om te kunnen opwegen tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure, zal worden overgegaan tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
Aansprakelijkheid
4.5
De kantonrechter is van oordeel dat (de verzekerde van) Unigarant niet aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval en overweegt daartoe als volgt. Ingevolge artikel 54 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 dient degene die een bijzondere manoeuvre gaat uitvoeren, in casu achteruit inparkeren, het overige verkeer voor te laten gaan teneinde hinder voor het overige verkeer te voorkomen. Derhalve rustte ook op [X] deze verplichting. Het enkele feit dat zich een aanrijding heeft voorgedaan brengt echter – anders dan [verzoeker] stelt – niet met zich dat daarmee vast staat dat [X] in casu een verwijt treft. Gebleken is dat in dit geval de bijzondere verrichting reeds was ingezet toen [verzoeker] nog geen deelnam aan het verkeer. [verzoeker] heeft immers ter zitting en ook bij gelegenheid van het getuigenverhoor verklaard dat hij, voordat hij met zijn scooter de weg opreed, al had gezien dat [X] achteruit aan het rijden was bij het parkeervak. Daarmee is komen vast te staan, zoals Unigarant heeft gesteld, dat [X] geen reden had de bijzondere manoeuvre niet te beginnen, nu er op dat moment geen hinder voor ander verkeer te duchten viel. Terecht heeft Unigarant voorts naar voren gebracht dat [X] er niet bedacht op hoefde te zijn dat, nadat hij met zijn bijzondere verrichting was begonnen, een scooter onverwacht van de stoep de weg in verboden rijrichting zou komen oprijden. Het enkele feit dat die rijrichting voor fietsers is toegestaan doet daaraan niet af. Immers, feit van algemene bekendheid is dat scooters veel harder rijden dan fietsers en niet in geschil is dat de afstand van de stoep tot aan de ongevalslocatie slechts om en nabij de 15 meter bedroeg. Onder die omstandigheden kon in redelijkheid niet van [X] worden verwacht dat hij een aanrijding kon voorkomen. Dat ligt anders voor [verzoeker]. Van [verzoeker] die met zijn scooter van de stoep de weg op reed, tegen de rijrichting in en op het moment dat [X] aan het inparkeren was, mocht bijzondere oplettendheid en voorzichtigheid worden verwacht; hij had [X] voldoende ruimte moeten geven bij het inparkeren. Nu [verzoeker] dat niet heeft gedaan heeft hij een gevaarlijke situatie in het leven geroepen waarbij hij het risico heeft genomen dat hij niet tijdig opgemerkt zou kunnen worden door [X], hetgeen ook is gebeurd. Daarvoor is [X] en dus ook Unigarant niet aansprakelijk.
4.6
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van [verzoeker] dat [X] desondanks aansprakelijk is te houden omdat hij bij het achteruit inparkeren op enig moment bruusk en onverhoeds naar voren is gereden, waardoor hij [verzoeker] heeft aangereden. Deze blote stelling van [verzoeker] vindt geen steun in de verklaringen van [X], [Y] en [Z]. [X] heeft nadrukkelijk verklaard dat de aanrijding ontstond terwijl hij achteruit reed. Ook de verklaring van de echtgenote van [X] kan [verzoeker] niet baten. Zij heeft weliswaar verklaard dat haar man “naar voren en dan weer achteruit” heeft gereden maar daarnaast heeft zij nadrukkelijk verklaard dat de aanrijding plaatsvond “op het moment dat hij weer achteruit reed”. Nu getuige [Z] het ongeval niet heeft zien gebeuren, kan zijn verklaring niet bijdragen aan het door [verzoeker] te leveren bewijs van de door hem gestelde (en door Unigarant betwiste) toedracht.
4.7
Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek zal worden afgewezen.
Kosten
4.8
[verzoeker] heeft verzocht om de redelijke kosten van rechtsbijstand te begroten en Unigarant te veroordelen dat bedrag aan hem te betalen. In het lichaam van het verzoekschrift is aangevoerd dat er € 2.236,00 aan kosten is gemaakt waarbij is uitgegaan van 8 uur, een uurtarief van € 220,00, 5% kantoorkosten en 21% omzetbelasting. Dit bedrag dient volgens [verzoeker] nog te worden vermeerderd met het betaalde griffierecht.
4.9
Unigarant heeft aangevoerd dat een begroting van de kosten achterwege dient te blijven omdat niet is voldaan aan de redelijkheidstoets van artikel 1019aa Rv aangezien het verzoek prematuur is ingesteld hetgeen heeft geleid tot nodeloos gemaakte proceskosten.
4.10
Ingevolge artikel 1019aa Rv dient de kantonrechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt te begroten, ook als het verzoek wordt afgewezen. Dit is alleen dan anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. De kantonrechter is, anders dan Unigarant, van oordeel dat geen sprake is van een onnodig gevoerde procedure. Zoals reeds is overwogen onder 4.2 hebben partijen belang bij duidelijkheid over de aansprakelijkheidsvraag. De afwijzing van het verzoek is bovendien mede ingegeven door hetgeen partijen ter mondelinge behandeling nog naar voren hebben gebracht. Naar het oordeel van de kantonrechter had het [verzoeker] niet al op voorhand duidelijk moeten zijn dat het verzoek niet zou slagen. De kantonrechter zal dan ook overgaan tot begroting van de kosten.
4.11
Unigarant heeft tegen de hoogte van de kosten niet afzonderlijk bezwaar gemaakt. Gezien de aard van de zaak komt de aan de zaak bestede tijd de kantonrechter redelijk voor. De kantonrechter zal aldus de kosten begroten op € 2.311,00 (voornoemd bedrag van € 2.236,00 vermeerderd met het betaalde griffierecht van € 75,00).
4.12
Gelet op de afwijzing van het verzoek zal de verzochte kostenveroordeling worden afgewezen. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat het begrote bedrag uitsluitend verschuldigd is indien de aansprakelijkheid van (de verzekerde van) Unigarant alsnog in rechte komt vast te staan.ECLI:NL:RBDHA:2013:13901