Rb R. dam 080910 schade timmerman; geen doorbreking causaal verband door faillissement werkgever,
- Meer over dit onderwerp:
Rb R. dam 080910 schade timmerman; geen doorbreking causaal verband door faillissement werkgever,
De omvang van de schade - verlies aan verdienvermogen en pensioenschade
4.9. De rechtbank zal de voornaamste gestelde schadepost als eerste behandelen.
4.10. [eiser] maakt aanspraak op vergoeding van schade wegens verlies van verdienvermogen en pensioenschade ten bedrage van € 102.209,00. [eiser] beroept zich in dit verband op de als productie 52 bij dagvaarding overgelegde berekening van het NRL.
4.11. Bij conclusie van dupliek (onder 2.10) heeft Ace aangevoerd dat ook zij thans uitgaat van dat rapport, met dien verstande dat zij haar bij conclusie van antwoord naar voren gebrachte verweren handhaaft.
4.12. De rechtbank begrijpt uit de stellingen van Ace dat zij instemt met de berekeningsmethodiek van het NRL-rapport. De gehandhaafde verweren van Ace betreffen het causaal verband tussen het ongeval en de door [eiser] gestelde schade, alsmede de stelling dat [eiser] zijn "schadebeperkingsplicht" heeft geschonden. Die verweren zal de rechtbank hierna behandelen.
4.13. De rechtbank stelt voorop dat de vraag of een door een ongeval getroffene als gevolg van het ongeval schade heeft geleden door verlies van toekomstige inkomsten uit arbeid moet worden beantwoord door vergelijking van de feitelijke inkomenssituatie na het ongeval met de hypothetische situatie bij wegdenken van het ongeval (hierna: situatie zonder ongeval). Bij zulk een vergelijking komt het aan op de redelijke verwachting omtrent toekomstige ontwikkelingen. Aan een benadeelde die blijvende letselschade heeft opgelopen, mogen geen strenge eisen worden gesteld met betrekking tot het te leveren bewijs van (schade wegens het derven van) de arbeidsinkomsten die hij in de toekomst zou hebben genoten in de situatie zonder ongeval: het is immers de aansprakelijke veroorzaker van het ongeval die de benadeelde de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen omtrent hetgeen in die hypothetische situatie zou zijn geschied.
4.14. Dat [eiser] arbeidsongeschikt is geraakt en is gebleven, is tussen partijen in confesso. Ace wijst er evenwel op dat NOB, de werkgever van [eiser], na het ongeval in staat van faillissement is verklaard. In de situatie zonder ongeval zou het dienstverband van [eiser] met NOB derhalve ook zijn beëindigd. In de visie van Ace vloeit een belangrijk deel van de door [eiser] gestelde schade niet voort uit het ongeval, maar uit het faillissement van NOB. Ace betwist in dit verband de stelling van [eiser] dat alle voormalige collega's van [eiser] een andere baan hebben gekregen. Voorts dient in de visie van Ace aandacht te worden besteed aan de vraag of [eiser] in de situatie zonder ongeval ook nu nog als timmerman werkzaam zou zijn en of hij dit tot zijn 65e levensjaar zou zijn.
4.15. De rechtbank wijst erop dat het in een geval als het onderhavige vrijwel onmogelijk is om te bepalen wat er in de situatie zonder ongeval zou zijn gebeurd. Het ligt dan in de rede om bij de redelijke verwachting met betrekking tot de hypothetische situatie vanaf de ongevalsdatum betekenis toe te kennen aan bekende feiten uit het verleden. Vast staat dat [eiser] op 1 december 1975 in dienst is getreden van de Nederlandse Omroep Stichting en dat hij door middel van een overgang van de onderneming in dienst kwam van NOB. [eiser] had op de dag waarop hem het ongeval overkwam derhalve een stabiel arbeidsverleden en vele jaren ervaring als timmerman. [eiser] heeft gesteld dat ten tijde van het faillissement van NOB de economie goed was en dat de vraag naar timmermannen erg groot was. Ace heeft deze stelling bij gebrek aan wetenschap betwist. De rechtbank gaat aan deze betwisting voorbij. Indien NOB zich erop wenste te beroepen dat ten tijde van het faillissement van NOB de arbeidsmarktsituatie en de perspectieven voor timmermannen die hun baan kwijtraakten slecht waren, lag het op de weg van Ace om daaromtrent concrete informatie te verschaffen. Bij gebreke daarvan ziet de rechtbank geen aanleiding om hieromtrent het advies van een deskundige in te winnen.
4.16. De rechtbank gaat ervan uit dat [eiser] in de situatie zonder ongeval na het faillissement van NOB een andere werkgever zou hebben gezocht, dan wel een andere manier zou hebben gezocht om als ervaren timmerman inkomsten te verwerven. De rechtbank ziet, mede gelet op het arbeidsverleden van [eiser], onvoldoende redenen om te betwijfelen dat [eiser] daarin zou zijn geslaagd. [eiser] verdient in dit verband enig voordeel van de twijfel.
4.17. Ace voert het verweer dat de psychische klachten van [eiser] die causaal gerelateerd zijn aan het faillissement in redelijkheid niet aan NOB kunnen worden toegerekend, gelet op de aard van de schade en de aard van de aansprakelijkheid. Ace leidt uit de door [eiser] overgelegde medische gegevens af dat [eiser] als gevolg van het ongeval psychische klachten had ontwikkeld en dat deze klachten door het faillissement substantieel zijn verergerd.
4.18. De rechtbank begrijpt dat Ace refereert aan het op 1 mei 2006 door de neuroloog dr. E.M.H. van den Doel uitgebrachte rapport (productie 27 bij dagvaarding). Dit rapport werd uitgebracht in het kader van de afwikkeling van een ongevallenverzekering. Het antwoord van de neuroloog op de vraag of de actuele klachten en afwijkingen die hij op zijn vakgebied vaststelde "een rechtstreeks en uitsluitend gevolg" waren van het ongeval luidt als volgt:
"Voor zover door mij op te maken uit de anamnese van betrokkene en de gegevens van de behandelende sector speelt het feit dat de werkgever van betrokkene zijn activiteiten heeft beëindigd een rol bij de ontwikkeling van de klachten na het ongeval. Door een actieve geleidelijke werkhervatting onder begeleiding zou betrokkene niet tot die negatieve spiraal zijn gekomen waarin hij nu wel is terechtgekomen."
4.19. De werkgeversaansprakelijkheid van NOB jegens [eiser] is niet beperkt tot schade die voortvloeit uit klachten die "een rechtstreeks en uitsluitend gevolg" waren van het ongeval. NOB zou echter niet aansprakelijk zijn voor schade die ook zou zijn ontstaaan indien het ongeval niet had plaatsgevonden. Er zijn echter geen feiten gesteld of gebleken die de conclusie zouden kunnen rechtvaardigen dat in de situatie zonder ongeval het faillissement tot relevante gezondheidsklachten en arbeidsongeschiktheid bij [eiser] zou hebben geleid.
4.20. Van den Doel heeft er slechts op gewezen dat het faillissement het onmogelijk heeft gemaakt om [eiser] te reactiveren door middel van een actieve geleidelijke werkhervatting onder begeleiding. Van den Doel was kennelijk van oordeel dat [eiser] baat gehad zou kunnen hebben bij een dergelijke poging tot werkhervatting. Dat een dergelijke werkhervatting bij de eigen werkgever als gevolg van het faillissement van NOB niet mogelijk was, doorbreekt niet het causaal verband tussen het ongeval en de vanaf dat ongeval bestaande arbeidsongeschiktheid (en de daaruit voortvloeiende schade) van [eiser]. In de situatie zonder ongeval zou het niet noodzakelijk zijn geweest om een poging tot actieve geleidelijke werkhervatting onder begeleiding te ondernemen omdat aangenomen mag worden dat [eiser] in de situatie zonder ongeval niet langdurig arbeidsongeschikt zou zijn geraakt.
4.21. Ace wijst erop dat ter zake van de werkgeversaansprakelijkheid de aard van de geschonden norm beperkt is tot werkgerelateerde situaties. Voor zover Ace daarmee bedoelt dat zich hier geen werkgerelateerde situatie heeft voorgedaan, kan de rechtbank dat verweer niet plaatsen. Het risico dat een werknemer bij het lossen van lading een ongeval overkomt, gewond raakt en schade lijdt, vormt, ook al vindt dat ongeval niet plaats op het eigen bedrijfsterrein van de werkgever, een typisch aan het doen verrichten van arbeid inherent risico tegen de nadelige gevolgen waarvan werkgevers zich plegen te verzekeren. De rechtbank verwijst voor wat betreft de toedracht van het ongeval naar het ongevalsrapport (productie 4 bij dagvaarding). Zowel de aard van de aansprakelijkheid als de aard van de schade rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een ruime toerekening van de door [eiser] geleden schade aan NOB. Schade waarvan mag worden aangenomen dat [eiser] die niet zou hebben geleden indien het ongeval hem niet zou zijn overkomen, kan in beginsel volledig worden toegerekend aan NOB.
4.22. Ace voert aan dat gebeurtenissen met ingang van het faillissement niet meer onder de dekking van de aansprakelijkheidsverzekering vallen. Ace verbindt daar de conclusie aan dat Ace geen uitkeringsplicht jegens NOB zou hebben gehad zodat [eiser] daarvan ook geen nakoming kan verlangen (repliek onder 3.4.10). Ace miskent hier dat de vordering van [eiser] voortvloeit uit het hem overkomen arbeidsongeval. Dat zich enigerlei andere aansprakelijkheidscheppende gebeurtenis heeft voorgedaan, is gesteld noch gebleken. Dat de aansprakelijkheidsverzekering voor wat betreft de schade die voor vergoeding onder die verzekering in aanmerking komt een causaliteitscriterium hanteert dat afwijkt van het causaliteitscriterium dat de omvang van de werkgeversaansprakelijkheid afbakent, kan de rechtbank uit de stellingen van Ace en uit de door haar overgelegde producties niet afleiden. Gedekt is naar de rechtbank begrijpt de schade waarvoor NOB als werkgever jegens [eiser] als werknemer aansprakelijk is, verminderd met het in de verzekeringsovereenkomst opgenomen eigen risico.
4.23. Het faillissement van NOB is mogelijk relevant geweest in die zin dat het de re-integratie van [eiser] kan hebben gecompliceerd, maar dat brengt niet mee dat het causaal verband tussen het ongeval en de voortdurende arbeidsongeschiktheid van [eiser] is doorbroken. Dat [eiser] in de situatie zonder ongeval als gevolg van het faillissement van NOB (substantiële) schade zou hebben geleden, acht de rechtbank niet zonder meer aannemelijk. In die situatie zou [eiser] immers niet arbeidsongeschikt zijn geweest en zou hij naar redelijke verwachting in dienst van een andere werkgever of eventueel voor eigen rekening werkzaamheden als timmerman hebben verricht. LJN BN9171