Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 160108 naar huidige stand wetenschap geen causaal verband trauma en myelitis transversa

Rb Arnhem 160108 naar huidige stand medische wetenschap geen causaal verband trauma en myelitis transversa
2.3.  Partijen zijn het erover eens dat, zoals Oosterhoff heeft geconcludeerd, aanvankelijk, in 2001, sprake was van een acute myelitis transversa. Er bestaat echter discussie over de vraag of, met de sinds 2007 ingetreden verslechtering in de toestand van [eiseres], al dan niet sprake is van multiple sclerose. Volgens Oosterhoff kan die diagnose niet als zeker worden gekwalificeerd, hoewel het beeld – het beloop en de bevindingen bij MR-onderzoek – daarvoor verdacht is. Volgens [eiseres] is, ook volgens de zogenaamde Macdonalds-criteria, wel degelijk sprake van multiple sclerose. Zonder afbreuk te willen doen aan de ernst en de gevolgen van de klachten voor [eiseres], overweegt de rechtbank dat de vraag naar de precieze duiding van de aandoening sinds de verergering in 2007, voor de beoordeling van zaak niet van heel wezenlijk belang is. Waar het om gaat is of de neurologische klachten - al dan niet te diagnosticeren als multiple sclerose - die [eiseres] sinds 20 juli 2001 en thans nog steeds in ernstigere mate ondervindt, al dan niet in oorzakelijk verband staan met het haar op 7 juli 2001 overkomen auto-ongeval. De rechtbank zal de klachten hierna duiden als de neurologische klachten.

Oorzakelijk verband

2.4.  Over de vraag naar de oorzaak van de neurologische klachten schrijft Oosterhoff het volgende.
‘Vraag 2 (…)
Antwoord Ad a: Vanuit neurologisch standpunt bezien heeft betrokkene klachten en afwijkingen ontwikkeld die ook hadden kunnen ontstaan of er geweest zouden zijn indien haar het ongeval op 07.07.2001 niet was overkomen. Betrokkene heeft naar mijn mening zeer duidelijk het beeld ontwikkeld van een acute myelitis transversa op hoog thoracaal niveau, waarbij in feite geen finale oorzaak is vastgesteld en waarbij in het algemeen wordt aangenomen dat de zogenaamde myelitishaarden het gevolg zijn van een inflammatoir dymyeliniserend proces. Indien geen duidelijke oorzaak kan worden vastgesteld, wordt doorgaans gesproken van ‘idiopathisch’. Aan de acute myelitis transversa kunnen verschillende oorzaken ten grondslag liggen. Een en ander is voor elke medicus in een medisch (neurologisch) handboek te vinden. Een acute myelitis transversa kan zich ontwikkelen in de richting van een multiple sclerose, maar dat is slechts in een minderheid van de gevallen (hoewel in de literatuur verschillende percentages worden opgegeven). Een relatie tussen een trauma (van welke aard dan ook) en een acute myelitis transversa is niet onomstotelijk aangetoond. In het geval van betrokkene komt daar als extra probleem nog bij dat er toch een periode van een kleine twee weken ligt tussen het ongeval en het optreden van de eerste typische neurologische verschijnselen. Dat is toch wat aan de lange kant.

Ad b. Het is volstrekt onmogelijk om aan te geven in welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen passend voor een acute myelitis transversa hadden kunnen ontstaan. Een acute myelitis transversa doet zich in verschillende gedaanten voor, niet alleen met gevoelsveranderingen (zoals bij betrokkene), maar ook met motorische afwijkingen c.q. verlammingsverschijnselen en met problemen van de darm- en blaasfunctie. Er kan zich, anders gezegd, zelfs een compleet dwarslaesiebeeld ontwikkelen (waarvan bij betrokkene geen sprake was). De verschijnselen kunnen zich binnen enkele uren, binnen enkele dagen maar ook met enkele weken (meestal) tot hun hoogtepunt ontwikkelen. Of dit alles zo gaat als hier voorgesteld valt bij het begin van de verschijnselen niet goed te voorzien.

Ad c. Refererend aan het antwoord op vraag b is het dus niet goed mogelijk om precies aan te geven in welke mate van functieverlies en welke beperkingen zich zouden kunnen voordoen indien een myelitis transversa tot ontwikkeling komt. (…).
(...)
2.5.  Kort samengevat komt de conclusie van Oosterhoff er op neer dat het causaal verband tussen het ongeval en de neurologische klachten niet vast staat; in de wetenschappelijke literatuur is dit niet onomstreden en onherroepelijk als (mogelijke) oorzaak vastgesteld en daarbij zijn er meerdere mogelijke oorzaken voor deze klachten denkbaar.

2.6.  [eiseres] kan zich hier niet in vinden. Haar stelling dat het ongeval wel de oorzaak is van de neurologische klachten is gestoeld op de redenering dat zij voor het ongeval gezond was, twee weken na het ongeval neurologische klachten heeft ontwikkeld waarvoor geen andere oorzaak is aan te wijzen dan het ongeval op 7 juli 2001 terwijl in de wetenschap, door de vooraanstaande autoriteit op dit gebied Poser, de hypothese is geponeerd dat er causaal verband zou bestaan tussen een trauma en multiple sclerose, welke theorie niet is weerlegd. Overigens blijkt uit het deskundigenbericht niet dat Oosterhoff zich in de wetenschappelijke literatuur heeft verdiept, aldus [eiseres].

2.7.  De rechtbank oordeelt als volgt. Het enkele feit dat [eiseres] voor het ongeval geen neurologische klachten had en, zo neemt de deskundige aan, een gezonde vrouw was en twee weken na het ongeval opeens neurologische klachten ontwikkelde waarvoor zij geen andere oorzaak kan aanwijzen dan het ongeval, is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat deze klachten het gevolg zijn van het ongeval. Om een oorzakelijk verband aan te nemen is meer nodig. Ten minste zal er overtuigend medisch bewijs moeten zijn dat de neurologische klachten die [eiseres] ondervindt, ook daadwerkelijk door het ongeval veroorzaakt zouden kunnen worden Daarvan is echter onvoldoende gebleken. Poser, een vooraanstaande autoriteit op dit gebied, heeft weliswaar een hypothese geponeerd die niet is weerlegd maar net zomin (thans, anno 2008) is bevestigd. Oosterhoff schrijft in zijn rapport dat Poser nagenoeg alleen staat in zijn hypothese. [eiseres] betoogt weliswaar dat niet is gebleken dat Oosterhoff zich in de literatuur heeft verdiept, maar zijn conclusie verschilt in zoverre niet van die van Van Wijngaarden, wiens rapport door [eiseres] voor juist wordt gehouden. Van Wijngaarden schrijft onder meer (p. 4.)
‘Ik verrichtte een literatuurresearch vanaf 1991 betreffende het verband tussen een doorgemaakt trauma en het ontstaan van multiple sclerose. Dit leverde 178 artikelen op. Daarvan bleken er 31 voldoende interessant om de volledige tekst op te vragen. Daaruit selecteerde ik er negen die de meeste informatie opleverden. Deze staan genoemd in de hierbij gevoegde lijst. Het resultaat van deze literatuurstudie wijkt niet af van hetgeen reeds bekend was. In 1991 is een groot systematisch onderzoek verricht door Sibley. Deze komt tot de conclusie dat er geen enkele aanwijzing is dat trauma kan leiden tot multiple sclerose, zoals in het verleden de auteurs van de bekende leerboeken steeds van elkaar hadden overgeschreven. Tegenover deze opvatting is de meest vooraanstaande autoriteit op het gebied van MS, Poser, in het geweer gekomen. Hij geeft in een aantal artikelen gefundeerd aan dat het onmogelijk is op grond van epidemiologische studies de afwezigheid van een verband tussen trauma en demyelinisatie-aandoeningen af te wijzen. Hij geeft een aantal theoretische argumenten op grond waarvan een traumatische etiologie c.q. luxatie niet alleen geacht kan worden, maar zelfs plausibel is. In de latere jaren heeft de discussie over deze materie zich voortgezet zonder dat er in essentie overtuigende onderzoeken zijn verricht ter staving van de beide standpunten. (…) Zoals uit de literatuur blijkt is het verband tussen het optreden van trauma en het ontstaan van MS controversieel. (…)”

Overigens heeft Oosterhoff weldegelijk acht geslagen op de literatuur, zo blijkt uit p. 10 van het deskundigenbericht, waar hij schrijft: “In het omvangrijke dossier worden talrijke wetenschappelijke artikelen aangetroffen en in diverse notities worden deze ook uitvoerig aangehaald, waarbij het centrale thema steeds de vraag is of er een verband kan zijn tussen een trauma of een verkeersongeval en het ontstaan c.q. de verergering van de verschijnselen passend bij een multiple sclerose of myelitis transversa. Een en ander behoeft hier niet nog eens opgesomd te worden. Blijkens de reacties van de partijen is de literatuur kennelijk goed bekeken.’.

2.8.  Op grond van het voorgaande moet worden geoordeeld dat naar de huidige stand van de medische wetenschap het causaal verband tussen een trauma en het ontstaan van myelitis transversa c.q. multiple sclerose niet aantoonbaar is gebleken. Van een heersende, eenduidige opvatting hierover is op dit moment in de medische wereld kennelijk (nog) geen sprake. Een (enkele) hypothese van een, weliswaar vooraanstaande, wetenschapper op dit gebied (Poser) die niet met onderzoek is bevestigd en wiens opvatting minstens zoveel opponenten als medestanders kent (zie ook de opsomming in de conclusie van antwoord onder 32), acht de rechtbank dermate controversieel dat daarop in dit geval niet het oorzakelijk verband tussen het ongeval en de neurologische klachten kan worden gestoeld.

2.9.  In het geval van [eiseres] komt daar nog bij dat zou op grond van de hypothese van Poser worden aangenomen dat het causaal verband zou kunnen bestaan tussen het ongeval en de neurologische klachten, het de vraag is of dat ook bij haar zo is. In dat verband heeft Oosterhoff uitvoerig uiteengezet dat een zwakker punt aan de hypothese van Poser is dat het begrip trauma niet omlijnd is waardoor vele mogelijke situaties – in concreto verbouwingswerkzaamheden die [eiseres] vlak voor het ongeval heeft verricht – als zodanig geduid zouden kunnen worden. Ten slotte is het zo dat er ook nog talloze andere mogelijke oorzaken denkbaar zijn, zoals opgesomd door Oosterhoff.

2.10.  [eiseres] heeft nog betoogd dat de rechtbank haar oordeel tevens zou moeten baseren op het rapport van Van Wijngaarden. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij daarover in het vorige vonnis heeft beslist (onder 4.5.). Daarbij wijst de rechtbank er nog op dat Van Wijngaarden zijn oordeel over het medische causaal verband kennelijk en voor de rechtbank onbegrijpelijk ook heeft laten afhangen van het feit dat sprake is van wettelijke aansprakelijkheid, een factor die in de ogen van de rechtbank geen rol zou moeten spelen in vragen naar medische causaliteit zoals die hier aan de orde is.

2.11.  Het beroep op proportionele aansprakelijkheid van [eiseres] gaat ook niet op. Daarvoor is, zoals Fortis ASR terecht heeft opgemerkt, vereist dat de schade het gevolg kan zijn van twee of meer gebeurtenissen, in casu dat de neurologische klachten op zijn minst mede het gevolg zijn van het ongeval, maar dat is nu juist wat, zoals de rechtbank hiervoor heeft beslist, niet is komen vast te staan.

2.12.  De vorderingen van [eiseres] voor zover deze verband houden met de neurologische klachten worden afgewezen. Over de knobbelfracturen heeft de rechtbank beslist dat deze in causaal verband staan met het ongeval. De gevorderde verklaring voor recht dat de knobbelfracturen van de twee kiezen zijn toe te rekenen aan het ongeval van 7 juli 2001 zal dan ook worden toegewezen, evenals de gevorderde veroordeling tot betaling van de schade, voortvloeiende uit de knobbelfracturen, op te maken bij staat. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen omdat deze merendeels verband houden met de schade in verband met de neurologische klachten. LJN BC3688