Rb Middelburg 270906 causaal verband bestreden ivm zwaar overgewicht; predispositieleer
- Meer over dit onderwerp:
Rb Middelburg 27-09-06 causaal verband bestreden ivm zwaar overgewicht en ontwikkelingstoornis; predispositieleer
4.4. OVZ heeft vervolgens het causaal verband tussen de klachten en het ongeval betwist met de stelling dat [eiser] zwaar overgewicht heeft en is blijven steken in zijn ontwikkeling, zodat sprake is van persoonlijkheidsstoornissen in plaats van ongevalsgevolgen.
4.5. De rechtbank verwerpt het verweer van OVZ. Voorop wordt gesteld dat op grond van de predispositie-rechtspraak van de Hoge Raad (HR 4 november 1988, NJ 1989, 751 en HR 8 februari 1985, NJ 1986, 136 en 137) het causaal verband tussen de bij [eiser] na de aanrijding opgetreden klachten en de onrechtmatige veroorzaking van de aanrijding niet is verbroken omdat sprake is van bepaalde persoonlijkheidskenmerken. Dat laat echter onverlet dat sprake moet zijn van een conditio sine qua non-verband tussen de aanrijding en de door [eiser] gestelde schade. Dit verband ontbreekt als de beperkingen van [eiser], de aanrijding weggedacht, reeds bestonden en de aanrijding die beperkingen niet zou hebben geluxeerd of verergerd. Zowel dr. [M.] als ook dr. [Z.] hebben geoordeeld dat alle klachten toegeschreven kunnen worden aan het ongeval. Onvoldoende gemotiveerd weersproken is dat [eiser] voor het ongeval een “normale” jongen was met wellicht andere interesses dan het gros van de jongens van zijn leeftijd, maar dat hij wel zijn eigen tijdsbesteding had (zoals het verzorgen van de geiten), parttime werkzaamheden verrichtte en het redelijk goed deed op school. [eiser] was derhalve een energieke jongen met toekomstplannen en is als gevolg van het ongeval een passieve jongen geworden die, zo begrijpt de rechtbank, thans niet veel vreugde meer heeft in het leven. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat OVZ, mede gezien het oordeel van dr. [M.], die zich van het overgewicht van [eiser] heeft vergewist, maar er geen consequenties aan verbindt bij de beantwoording op de vragen, op geen enkele manier aannemelijk heeft gemaakt dat [eiser] ook zonder ongeval als gevolg van zijn overgewicht de door dr. [M.] aangegeven klachten zou hebben ontwikkeld. Voorzover OVZ heeft willen betogen dat [eiser] ten gevolge van het overgewicht een verhoogd risico liep om bij een ongeval de desbetreffende klachten (al dan niet vanwege psychologische factoren) te ontwikkelen, miskent OVZ dat dit (eventuele) verhoogde risico, nu sprake is van schending van een verkeers- en veiligheidsnorm, voor haar rekening komt. Immers, bij (letsel)schade als gevolg van schending van een verkeers- en veiligheidsnorm, brengt de aard van de aansprakelijkheid mee dat OVZ [eiser] heeft te nemen zoals hij was ten tijde van het ongeval en kan OVZ zich niet met succes beklagen over het feit dat [eiser] te zwaar is dan wel dat hij (in hoge mate) “aan zijn ouders hangt” en nog (enigszins) kinderlijk zou zijn. Voor zover uit de rapporten van de deskundigen volgt dat bij [eiser] sprake is van een bijzondere gesteldheid waardoor de door hem ervaren klachten en beperkingen ernstiger zijn of dat herstel langer duurt dan normaliter het geval zou zijn, staat dit niet aan toerekening in de weg. De rechtbank gaat om die reden dan ook voorbij aan het verzoek van OVZ een psychiatrisch onderzoek te laten doen.
4.6. De slotsom is dat de rechtbank bij de beoordeling van de diverse vorderingen van [eiser] er van zal uitgaan dat [eiser] ten gevolge van het ongeval de door dr. [M.] vastgestelde klachten heeft en zal houden en dat die klachten zijn te beschouwen als ongevalsgevolg. LJN AY9298