Rb Overijssel 010216 geen medische eindtoestand en nog psychiatrische expertise nodig; deelgeschil over causaal verband volstrekt onnodig ingesteld
- Meer over dit onderwerp:
Rb Overijssel 010216 geen medische eindtoestand en nog psychiatrische expertise nodig; deelgeschil over causaal verband volstrekt onnodig ingesteld;
- kostenbegroting deelgeschil afgewezen; maar ook geen proceskostenveroordeling in proceskosten verweerder
De beoordeling
4.1.[Verzoeker] legt – samengevat – aan zijn verzoek ten grondslag dat hij ten gevolge van het ongeval op 6 juni 2012 lichamelijke en psychische klachten heeft overgehouden Uit de medische rapportages blijkt dat er beperkingen zijn vastgesteld bij [Verzoeker] die zijn ontstaan door het ongeval. Er is geen sprake van pre-existente klachten. Gelet op de inhoud van de medische rapportages kan er voor ASR geen beletsel bestaan om een aanvullend voorschot te betalen aan [Verzoeker]. Het reeds aan hem verstrekte voorschot van € 5000,= is onvoldoende gezien de materiële en immateriële schade die hij geleden heeft in de periode vanaf 6 juni 2012 tot heden. Er is sprake van verlies aan arbeidsvermogen. Op 6 januari 2012 heeft hij de commanditaire vennootschap [naam c.v.] opgericht – en vanwege de beperkingen die waren ontstaan na het ongeval – weer uitgeschreven op 5 september 2012. Op 21 maart 2014 heeft hij zich noodgedwongen teruggetrokken uit [naam BV] Holding B.V. de overkoepelende organisatie. Deze onderneming is per die datum verkocht en overgedragen voor een bedrag van € 400.000,=. Hij heeft momenteel geen inkomen. Het is voor [Verzoeker] onbegrijpelijk dat ASR zich op het standpunt stelt dat er nog veel onduidelijkheid bestaat. ASR werkt ten onrechte niet mee aan de uitvoering van een psychiatrische expertise.
4.2. ASR betwist dat de verzochte beslissing in voldoende mate kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Er zijn nog teveel onduidelijkheden. Zij betwist zij dat sprake is van causaal verband tussen het ongeval en de huidige klachten van [Verzoeker]. Volgens ASR zijn de thans aanwezige klachten van [Verzoeker], met uitzondering van de door orthopedisch chirurg Kuipers nog nader vast te stellen beperkingen, niet het gevolg van het ongeval. Dat vermeende causale verband kan in ieder geval niet worden afgeleid uit de reeds verrichte medische expertises. Voorts is niet alle medische info meegenomen in de onderzoeken: zowel neuropsycholoog Bons als neurochirurg Borggreve wist niet van de hersenschudding die [Verzoeker] op 26 april 2014 heeft opgelopen. Voorts volgt uit het rapport van Borggreve dat er nog geen sprake is van een medische eindtoestand: zowel een verbetering als een verslechtering lijkt tot de mogelijkheden te behoren. Tot slot is de gestelde schade onvoldoende onderbouwd en dienen de kosten van de onderhavige procedure voor rekening van [Verzoeker] te blijven.
4.3. Het meest verstrekkende verweer van ASR is dat het verzoek van [Verzoeker] zich niet leent voor een behandeling in een deelgeschilprocedure omdat het niet zal leiden tot een vaststellingsovereenkomst.
4.3. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Een deelgeschil is een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen terzake tussen partijen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019w Rv). Met andere woorden: de rechterlijke uitspraak moet partijen in staat stellen om de buitengerechtelijke onderhandelingen weer op te pakken en mogelijk definitief af te ronden.
4.5. Het verzoek van [Verzoeker], strekt er in essentie toe dat in de onderhavige deelgeschilprocedure wordt vastgesteld dat uitgegaan kan worden van de inhoud van het rapportages van Borggreve en Kuipers en dat op basis van die rapportages kan worden vastgesteld dat sprake is van causaal verband tussen de door [Verzoeker] gestelde klachten en het ongeval en de daarmee samenhangende schade. Dat valt in beginsel binnen de omschrijving van artikel 1019w Rv. Met een oordeel over de vraag of de rapportages als uitgangspunt kunnen dienen voor de beslechting van het geschil tussen partijen, kunnen zij verder onderhandelen over het causaal verband tussen het ongeval, de (omvang van die) klachten en de (omvang van die) schade, meer specifiek het verlies aan verdienvermogen, dat partijen tot nog toe verdeeld houdt. Dat dit niet direct tot een vaststellingsovereenkomst leidt, is niet doorslaggevend. [Verzoeker] is daarom ontvankelijk in zijn verzoek.
4.6. De rechtbank komt daarmee toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
4.7. Tussen partijen is in geschil of de klachten en beperkingen die [Verzoeker] ondervindt het gevolg zijn van het ongeval en voorts of de (omvang van de) gestelde schade al dan niet het gevolg is daarvan is. Vooropgesteld wordt, dat de stelplicht en – in voorkomend geval – de bewijslast betreffende het bestaan van klachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen én de stelplicht en bewijslast van het causaal verband tussen klachten en beperkingen en het voorval in beginsel op [Verzoeker] rusten. Voor het kunnen aannemen van een oorzakelijk verband tussen de klachten en het ongeval is van belang dat de volgende vragen bevestigend worden beantwoord: 1) Bestonden de huidige klachten niet voor het ongeval?, 2) Kunnen de klachten door het ongeval veroorzaakt zijn en 3) Ontbreekt een alternatieve verklaring voor de klachten?
4.8. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de gemotiveerde betwisting door ASR, bij de huidige stand van zaken geen bevestigend antwoord kan worden gegeven op alle drie vragen. De nu voorhanden zijnde gegevens zijn onvoldoende toereikend.
4.9.Er is allereerst onvoldoende helderheid over de al dan niet bestaande psychologische/psychiatrische problematiek bij [Verzoeker]. Partijen zijn het er over eens dat daarvoor – conform het advies van Borggreve (en ook Bons) – een psychologische/psychiatrische expertise moet plaatsvinden zodat daarover de vereiste duidelijkheid ontstaat. Gelet daarop kan niet in voldoende mate worden vastgesteld dat een alternatieve verklaring voor de psychische klachten ontbreekt. Uit de door [Verzoeker] in het geding gebrachte medische rapport van Borggreve volgt in ieder geval niet met voldoende zekerheid dat er een oorzakelijk verband is tussen de gestelde klachten en het ongeval, reeds niet omdat dit onderzoek zich niet (mede) heeft gericht op een (mogelijk) oorzakelijk verband tussen de gepresenteerde klachten en de hersenschudding die [Verzoeker] in april 2014 heeft opgelopen. Voor het laten uitvoeren van een psychiatrische expertise hebben partijen overigens geen beslissing nodig van de rechtbank, zij kunnen dat – gelet op de consensus over benoeming van een psychiater – in eigen beheer regelen, waarbij ook de vraagstelling en de kosten kunnen worden meegenomen.
4.10. Voorts staat de omvang van de knieklachten van [Verzoeker] nog niet vast. Uit de rapportage van Kuipers volgt dat er nog niet sprake is van een medische eindtoestand en dat zowel een verslechtering als en verbetering tot de mogelijkheden behoort. Er heeft na de totstandkoming van de rapportage van Kuipers een (herstel) operatie plaatsgevonden en nog onduidelijk is wat de gevolgen daarvan zijn. Kortom, ook op dit punt bestaat nog onvoldoende duidelijkheid.
4.11. De rechtbank moet dan ook constateren dat op dit moment in hoge mate onzeker is of de gepresenteerde klachten van [Verzoeker] (alle en in de gestelde mate) het gevolg zijn van het ongeval. De slotsom moet dan ook zijn dat [Verzoeker] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat sprake is van causaal verband tussen de gestelde klachten en het hem overkomen ongeval en dat er (vooralsnog) geen causaal verband kan worden aangenomen tussen de door [Verzoeker] gestelde klachten en het ongeval.
4.12. Een beslissing op het onderhavige deelgeschil vereist bij de huidige stand van zaken dan ook instructie, in de vorm van in elk geval een tweetal nadere deskundigenonderzoeken. Dat zal veel tijd in beslag nemen en kostbaar zijn. De rechtbank is van oordeel dat de bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst niet zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure.
4.13. Het voorgaande betekent dat er thans evenmin een grondslag is voor toewijzing van een voorschot op de gestelde (reeds) geleden schade. Dit nog afgezien van de omstandigheid dat [Verzoeker] zijn schade onvoldoende concreet heeft onderbouwd.
4.14. Het verzoek zal dan ook op grond van artikel 1019z Rv worden afgewezen.
4.15. [Verzoeker] heeft verzocht om de kosten van deze procedure te begroten en ASR voorts te veroordelen het begrote bedrag aan [Verzoeker] te betalen. ASR stelt zich op het standpunt dat een kostenveroordeling jegens haar achterwege dient te worden gelaten en dat [Verzoeker] dient te worden veroordeeld in de door haar gemaakte kosten, nu het deelgeschil onnodig is ingesteld.
4.16. Afwijzing van het verzoek als zodanig staat niet in de weg aan het begroten van de kosten op de voet van artikel 1019aa Rv. Dat is slechts anders indien het maken van proceskosten niet redelijk wordt geoordeeld in de zin van artikel 6:96 lid 2 BW, bijvoorbeeld omdat de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld (TK 2007-2008, 321 518, nr. 3, p. 12). Ten tijde van de indiening van het verzoekschrift was het standpunt van ASR aan (de advocaat van) [Verzoeker] genoegzaam bekend en dus ook dat er nog veel punten zijn die partijen verdeeld houden alvorens een vaststellingsovereenkomst kan worden gesloten. Van een advocaat mag – gegeven die omstandigheden – worden verwacht dat hij op voorhand inschat of het door hem verzochte waarschijnlijk zal kunnen worden toegewezen. (De advocaat van) [Verzoeker] heeft niettemin het verzoek ingediend.
De rechtbank is van oordeel dat (de advocaat van) [Verzoeker] in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot het maken van kosten voor de onderhavige verzoekschriftprocedure. Begroting blijft dus achterwege.
4.17. Voor een proceskostenveroordeling, zoals [Verzoeker] en ASR over en weer hebben verzocht, bestaat geen aanleiding, reeds niet omdat artikel 289 Rv dat daarvoor de grondslag zou moeten zijn, in artikel 1019aa lid 3 Rv buiten toepassing is verklaard. stichtingpiv.nl