Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 130707 spiegelbeelddekking AVB en WAM; bromfietsrijdende werknemer spreekt formele werkgever aan

HR 130707 spiegelbeelddekking AVB en WAM; bromfietsrijdende werknemer spreekt formele werkgever aan; diens verzekeraar doet beroep op WAM-uitsluiting
3.3.2 De onderdelen 2.3, 2.4 en 2.5 lenen zich voor het overige voor gezamenlijke behandeling. Zij klagen onder meer over onbegrijpelijkheid van de verwerping van het standpunt van Excellent dat de schade niet onder enige WAM-polis, en dus ook niet onder de hare, is gedekt en dat een gelijkschakeling van materiële en formele werkgever in artikel 3.3 van de polisvoorwaarden ertoe leidt dat het normale werkgeversrisico van art. 7:658 BW, voor zover samenhangend met schade waarbij een motorrijtuig betrokken is geweest, voor Excellent - die immers, als uitzendbureau, niet de eigenaar, bezitter of houder is van het motorrijtuig waarmee de schade in verband staat - onverzekerbaar is.
Deze klachten zijn gegrond. Zoals valt af te leiden uit hetgeen in 3.3 van de conclusie van de Advocaat-Generaal is vermeld omtrent hetgeen in literatuur en rechtspraak wordt geleerd omtrent de 'spiegelbeeld-dekking' van AVB- en WAM-polissen, wordt met de formulering van de uitsluitingen in aansprakelijkheidspolissen ter zake van het gebruik van motorrijtuigen beoogd de dekking die die polissen bieden zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de dekking van WAM-verzekeringen, zodat er zo min mogelijk overlappingen of lacunes in de dekking bestaan. Tegen die achtergrond klagen de onderdelen terecht over de verwerping door het hof van het betoog van Excellent dat de door AXA voorgestane uitleg van de uitsluiting van art. 3.3 tot gevolg heeft dat voor een uitzendbureau als Excellent een risico zoals zich dat in deze zaak heeft verwezenlijkt en waarvoor WAM-polissen geen dekking bieden, onverzekerbaar is. Voor zover het hof bedoeld mocht hebben dat in die leemte wordt voorzien door werkmateriaal- of landmateriaalverzekeringen, kan ook dat oordeel niet ertoe bijdragen dat de beslissing toereikend is gemotiveerd. Naar onderdeel 2.5 terecht aanvoert, is een verweer van die strekking door AXA niet gevoerd, zodat het hof met die overweging buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden, terwijl, indien het hof mocht hebben beoogd met die overweging een feit van algemene bekendheid of een ervaringsregel aan zijn oordeel ten grondslag te leggen, 's hofs oordeel niet in stand kan blijven omdat het door het hof bedoelde feit niet als van algemene bekendheid kan worden beschouwd, onderscheidenlijk een ervaringsregel van die inhoud niet bestaat.

3.3.3 Ook onderdeel 2.2 is gegrond, voor zover daarin wordt geklaagd dat onbegrijpelijk is het oordeel van het hof dat het resultaat van de door Excellent bepleite uitleg van art. 3.3 van de polisvoorwaarden - te weten dat enerzijds de aansprakelijkheid van Excellent als formele werkgever jegens een bij haar in dienst zijnde uitzendkracht gedekt is onder de AVB-polis, maar dat zij zich anderzijds aan de aan de verzekering van die aansprakelijkheid gestelde beperkingen zou kunnen onttrekken door te stellen dat van werkgeverschap in de zin van de polisvoorwaarden geen sprake is - als een ongewenst resultaat moet worden aangemerkt, waaraan het hof een grond ontleent voor de verwerping van de door Excellent bepleite uitleg van de uitsluitingsclausule.
De bestreden uitspraak kan niet in stand blijven. De overige onderdelen behoeven geen behandeling.
LJN BA7217