Rb Almelo 060508 drugs in het verkeer; geparkeerde auto's plegen niet plotsklaps over te steken
- Meer over dit onderwerp:
Rb Almelo 060508 drugs in het verkeer; geparkeerde auto's plegen niet plotsklaps de weg over te steken
4.2 Feit is echter evenzeer dat X zonder aanwijsbare (andere) oorzaak tegen een geparkeerde auto is aangereden. Geparkeerde auto’s plegen nu eenmaal, net als bomen en lantarenpalen, niet plotsklaps de weg over te steken en daardoor een bekwaam en kundig bestuurder zodanig te verrassen dat een aanrijding buiten diens schuld of toedoen onvermijdelijk blijkt. Op grond van de verklaring van X omtrent zijn druggebruik, de bevindingen van het NFI én het feit dat het ongeval heeft plaatsgevonden, zonder dat voor het ontstaan daarvan X een redelijke verklaring heeft kunnen geven, neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat X ten tijde van het ongeval onder een zodanige invloed verkeerde van een bedwelmend middel dat hij niet in staat was de auto van gedaagde naar behoren te besturen. Daaraan kunnen de bevindingen van de GGD-arts bij de bloedafname om 03.15 uur niet afdoen, nu uit het NFI-rapport ook blijkt dat cannabis de rijvaardigheid negatief kan beïnvloeden zonder dat er uiterlijke kenmerken waarneembaar zijn. Bovendien kan de (gemoeds)toestand van X en tijde van de bloedafname totaal anders zijn dan ten tijde van het ongeval.
4.3 Tegen deze vaststelling van de kantonrechter staat uiteraard tegenbewijs open. Gedaagde heeft dienaangaande evenwel niets gesteld en te bewijzen aangeboden. Daarmee staat in deze procedure tussen partijen vast dat de uitsluitingsgrond van artikel 35 van het Speciaal Reglement de MOR-5 is vervuld.
4.4 Het slot van dit artikel 35 bepaalt nog dat de uitsluitingsgronden niet gelden voor de verzekeringnemer en degene aan wie hij het motorvoertuig had toevertrouwd, die aantonen, dat de daarin bedoelde omstandigheden zich buiten hun weten en tegen hun wil hebben voorgedaan en dat hen ter zake van de omstandigheden in redelijkheid geen verwijt treft.
4.5 Gedaagde heeft aangevoerd dat hij onbekend was met het druggebruik van … en dat hij ook niet kon bevroeden dat … wel eens onder invloed van drugs zou kunnen zijn. Voor zover deze stellingen opgevat moeten worden als een beroep op deze uitzonderingsbepaling moet worden geoordeeld dat deze niet kunnen slagen. Uit de formulering van deze uitzonderingsbepaling volgt dat de verzekeringnemer en degene aan wie hij de auto heeft toevertrouwd zich moeten kunnen disculperen, in die zin dat hen voor het bestaan van de grond voor uitsluiting van de verzekering in redelijkheid geen verwijt treft. Dat nu kan van … bezwaarlijk worden gezegd. Hij heeft voorafgaand aan het ongeval willens en wetens drugs gebruikt, had kunnen weten dat daardoor de rijvaardigheid negatief wordt beïnvloed, althans heeft het risco daarvan op de koop toegenomen en is desondanks in de auto van gedaagde gestapt en er met diens toestemming mee gaan rijden.
4.6 Ook gedaagde kan zich niet verontschuldigen met de enkele stelling dat hij niet op de hoogte was en evenmin op de hoogte kon zijn van het druggebruik door …. Van iemand die zijn auto uitleent mag immers worden verwacht dat hij zich er terdege van vergewist dat degene aan wie hij de auto uitleent tot besturen van die auto bevoegd en in staat is. Doet de uitlener dat niet of onvoldoende dan dient het risico dat die persoon tot het besturen van het voertuig onbevoegd of onbekwaam was naar verkeersopvattingen voor rekening van de uitlener te blijven. Gesteld noch gebleken is dat gedaagde, voorafgaand aan het uitlenen van zijn auto aan …, zich op enigerlei wijze ervan heeft vergewist dat … tot het behoorlijk besturen van de auto in staat was. Daartoe bestond temeer aanleiding nu …, naar gedaagde bekend was, kampte met een drugsprobleem van een zodanige aard en omvang dat dit reden was voor opname in een instelling voor verslavingszorg. Om die reden kan niet gezegd worden dat hem in redelijkheid geen verwijt treft en kan ook gedaagde zich niet beroepen op de uitzonderingsbepaling van voornoemd artikel 35.
4.7 Uit het vorenstaande volgt dat Univé zich met recht beroept op het bepaalde in artikel 35 van het Speciaal Reglement MOR-5, dat de schade aan de auto van gedaagde niet door de tussen partijen gesloten verzekering gedekt was en dat de schade-uitkering derhalve zonder rechtsgrond is geschied en als onverschuldigd betaald kan worden teruggevorderd. De vordering van Univé is dan ook in hoofdsom toewijsbaar. Ook de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juni 2007 is toewijsbaar nu de verschuldigdheid ervan niet wordt betwist.LJN BD1114