Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-NL 031215 letsel voetganger door dichtslaan van kofferbakklep; geen sprake van deelname aan het verkeer; vordering op Waarborgfonds afgewezen

Rb Midden-NL 031215 letsel voetganger door dichtslaan van kofferbakklep; geen sprake van deelname aan het verkeer; vordering op Waarborgfonds afgewezen;
- kosten gevorderd obv 13,6 uur x € 225,00, begroot obv 10 x € 225,00 + griffierecht

Het verzoek

2.1.
[Verzoekster] verzoekt dat de kantonrechter voor recht verklaart dat het Waarborgfonds de schade, die zij stelt te hebben geleden door een ongeval dat op 24 december 2013 heeft plaatsgevonden, volledig dient te vergoeden.

2.2. 
Het Waarborgfonds stelt primair dat het verzoek van [Verzoekster] moet worden afgewezen omdat er geen sprake was van een verkeersrisico als bedoeld in artikel 3 lid 1 de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM), zodat er geen aanspraak bestaat op schadevergoeding door het Waarborgfonds. Subsidiair stelt het Waarborgfonds dat het verzoek moet worden afgewezen omdat [Verzoekster] niet heeft voldaan aan de in artikel 25 lid 1 sub a WAM gestelde eis dat de benadeelde datgene heeft gedaan wrat redelijkerwijs van hem kan worden verwacht ter vaststelling van de identiteit van de aansprakelijke persoon.

De beoordeling

3.1.
De kantonrechter gaat uit van de volgende – voor de beoordeling van dit geschil van belang zijnde – gebeurtenissen zoals deze door [Verzoekster] zijn beschreven. Deze toedracht is door het Waarborgfonds niet, in elk geval niet gemotiveerd, betwist:

[Verzoekster] liep op 24 december 2013 op de parkeerplaats van het afhaaldepot van IKEA in Utrecht. Zij liep langs een auto waar een haar onbekende bestuurster aan het inladen was. Voor zij langs deze auto liep heeft [Verzoekster] gevraagd of dat kon. Nadat de bestuurster dit bevestigd had liep [Verzoekster] langs de auto en op het zelfde moment werd door de bestuurster de achterklep van de auto dichtgegooid. Deze kwam terecht op het sleutelbeen van [Verzoekster]. De bestuurster is direct weggereden zonder haar identiteit kenbaar te maken en niemand heeft het kenteken van de auto opgenomen. [Verzoekster] heeft als gevolg van deze gebeurtenissen haar sleutelbeen gebroken.

3.2. 
Tussen partijen is in geschil of het hiervoor beschreven voorval valt onder de dekking van artikel 25 van de WAM. In dit artikel is onder meer bepaald dat een benadeelde een verzoek om schadevergoeding kan indienen bij het Waarborgfonds wanneer niet kan worden vastgesteld wie de aansprakelijke persoon is. Voor de toepassing van dit artikel is op grond van artikel 3 lid 1 van de WAM vereist dat het gaat om aansprakelijkheid voor schade die is veroorzaakt in het verkeer. In dit geval verschillen partijen van mening over de vraag of de bestuurster van de auto die de door [Verzoekster] gestelde schade heeft veroorzaakt, toen deze schade werd toegebracht deelnam aan het verkeer. Op grond van de hierna volgende overwegingen is dat naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval.

3.3. 
De doelstelling van de WAM is adequate bescherming te bieden aan degenen die als gevolg van gevaren van het gemotoriseerd verkeer schade ondervinden. Voor de omvang van de door de WAM beoogde dekking kan daarom als maatstaf worden genomen dat het motorrijtuig aan het verkeer deelneemt en dat er oorzakelijk verband is tussen het aan het verkeer deelnemen en de schade. In dit geval stond de auto geparkeerd. De bestuurster stond bij de auto en deed de achterklep dicht. Omdat zich dit afspeelde op het parkeerterrein bij het goederendepot van IKEA neemt de kantonrechter aan dat de bestuurster daar spullen heeft opgehaald of weggebracht en deze heeft in- of uitgeladen. Het dichtslaan van een achterklep van een auto en de mogelijke schadelijke gevolgen daarvan is op zichzelf niet het gevaar waartegen de WAM beoogt bescherming te bieden. Uit de Memorie van Toelichting (MvT) bij artikel 3 van de WAM (Kamerstukken II 1976 – 1977, 14 281, nr. 3, p. 16-17) volgt weliswaar dat schade die wordt veroorzaakt door een geparkeerde auto onder de dekking van de WAM kan vallen, maar naar het oordeel van de kantonrechter is daarvoor in deze zaak onvoldoende aanleiding. In de MvT staat dat de term “in het verkeer” niet zó beperkt moet worden opgevat, dat daaronder alleen wordt begrepen schade die door het verzekerd motorrijtuig wordt toegebracht wanneer het zelf in beweging is, maar uit het daarbij gegeven voorbeeld van schade veroorzaakt door een stilstaand motorrijtuig dat verkeerd was geparkeerd, blijkt dat voor de toepasselijkheid van de WAM ook bij een stilstaand motorrijtuig een relatie moet bestaan tussen de deelname in het verkeer (het fout parkeren) en de schade die daaruit is voortgevloeid. Een dergelijke relatie ontbreekt naar het oordeel van de kantonrechter in de situatie de in dit geschil aan de orde is, waarbij de handelingen die de bestuurster verrichtte geen verband hielden met deelname aan het verkeer. Dat er goederen werden ingeladen in een auto waarmee de bestuurster nadat zij deze handelingen had voltooid aan het verkeer is gaan deelnemen, is daarvoor onvoldoende.

3.4. 
Nu de vordering van [Verzoekster] reeds moet worden afgewezen omdat niet is voldaan aan het vereiste dat de schade is veroorzaakt in het verkeer als bedoeld in artikel 3 van de WAM, komt de kantonrechter niet toe aan de beoordeling van de vraag of [Verzoekster] heeft voldaan aan de in artikel 25 lid 1 sub a WAM gestelde eis dat [Verzoekster] datgene heeft gedaan wat redelijkerwijs van haar kan worden verwacht ter vaststelling van de identiteit van de aansprakelijke persoon.

stichtingpiv.nl