Overslaan en naar de inhoud gaan

GHSHE 170325 straf; smartengeld vanwege incomplete dwarslaesie na poging tot doodslag € 200.000

GHSHE 170325 straf; smartengeld vanwege incomplete dwarslaesie na poging tot doodslag € 200.000

In hoger beroep heeft de benadeelde partij haar vordering aangepast met dien verstande dat zij nog enkel de navolgende schadeposten en -bedragen vordert:

  • - vergoeding daggeld ziekenhuis ad € 2.072,00;
  • - vergoeding mantelzorg i.d.z.v. huishoudelijke hulp ad € 3.159,00;
  • - vergoeding zelfredzaamheid eigen woning ad € 195,98;
  • - beschadigde kleding en schoenen ad € 1.457,68;
  • - medische kosten ad € 1.536,99
  • - reiskosten ad € 702,00;
  • - immateriële schade ad € 200.000,00.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering integraal zal toewijzen te vermeerderen met de wettelijke rente.

De verdediging heeft primair, in verband met de bepleite vrijspraak, bepleit dat het hof de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren.

Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat het hof de vordering van de benadeelde partij afwijst. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte niet degene is geweest die een onrechtmatige daad jegens de benadeelde partij heeft gepleegd, nu vast staat dat hij niet de schutter is geweest. De verdachte heeft enkel een wapen bij zich gehad en dit handelen van de verdachte staat in een te ver verwijderd verband met het ontstaan van de schade.

Meer subsidiair heeft de verdediging ten aanzien van de gevorderde immateriële schade bepleit dat het hof het gevorderde bedrag zal matigen, gelet op het aandeel van de gedragingen van de verdachte ten aanzien van het onrechtmatig handelen waardoor de schade is geleden, de psychische gevolgen voor de benadeelde partij niet zijn onderbouwd en de door de benadeelde partij aangehaalde jurisprudentie zien op ernstigere feiten dan onderhavige.

Ten aanzien van de gevorderde materiele schade heeft de verdediging bepleit dat deze kan worden toegewezen met dien verstande dat het hof met de rechtbank bij de schadepost ‘beschadigde kleding en schoenen’, gebruikt maakt van de schattingsbevoegdheid, nu niet reëel is om de nieuwprijs van de kleding en de schoenen te vragen.

Het hof overweegt als volgt.

Nu het hof wettig en overtuigend bewezenverklaard acht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag jegens de benadeelde partij [slachtoffer] en het door de benadeelde partij gevorderde ziet op schade die hij door dit bewezenverklaarde handelen heeft geleden, verwerpt het hof het primair en subsidiair gevoerde verweer. Gelet op de door het hof vastgestelde wezenlijke bijdrage die de verdachte heeft geleverd aan het onrechtmatig handelen jegens [slachtoffer] , ziet het hof evenmin aanleiding om te bepalen dat het gevorderde bedrag voor de verdachte gematigd dient te worden.

Materiële schade

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks de gevorderde materiële schade heeft geleden. Het hof is van oordeel dat de gevorderde materiële schade ook voldoende is onderbouwd, niet (voldoende gemotiveerd) is betwist en een wettelijke grondslag kent. Het hof acht de verdachte dan ook aansprakelijk voor deze schade en zal de vordering op dit punt toewijzen.

Immateriële schade

Voor het hof is komen vast te staan dat de gevolgen van verdachtes onder 1 bewezenverklaarde handelen voor de benadeelde partij groot zijn geweest. Uit de stukken blijkt dat de benadeelde partij als gevolg van het schietincident lijdt aan een incomplete dwarslaesie. Hierdoor is het leven van [slachtoffer] op verstrekkende wijze veranderd en zal hij niet meer kunnen leven zoals hij gewend was. Zo is het zeer waarschijnlijk dat [slachtoffer] nooit meer zonder hulpmiddelen zal kunnen lopen en afhankelijk blijft van derden in zijn dagelijkse bezigheden. De kwaliteit van leven is voor hem aanzienlijk verminderd als rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Dat de benadeelde partij ook tot op heden dagelijks te kampen heeft met de psychische gevolgen van de schietpartij acht het hof gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde zeer aannemelijk.

Deze ernstige aantasting in de persoon geeft naar het oordeel van het hof recht op vergoeding van immateriële schade. Het hof is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid van oordeel dat deze vordering, behoort te worden toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 200.000,00.

Conclusie

Concluderend wijst het hof de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van

€ 209.123,65 bestaande uit € 9.123,65 aan materiële schade en € 200.000,00 aan immateriële schade. De verdachte is naar burgerlijk recht tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Gerechtshof 's-Hertogenbosch 17 maart 2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:693