Overslaan en naar de inhoud gaan

GHARL 160221 whiplash, lage botsingssnelheid, comparitie na kanttekeningen van hof bij neurologisch deskundigenbericht

GHARL 160221 geen partijdigheid door de rechtbank benoemde neuroloog; wel, ter comparitie te bespreken, vragen bij het rapport

3
Waar gaat deze zaak over?

3.1
[appellant] is, als bestuurder van een bedrijfsauto, op 26 juni 2013 bij een ongeval betrokken geweest, doordat een bij Belfius verzekerde auto tegen zijn auto is aangereden. [appellant] stelt dat hij daarna lichamelijke klachten heeft opgelopen, waardoor hij ernstig beperkt is, onder meer in de uitoefening van zijn werkzaamheden als ZZP-er in de bouw.

3.2
Belfius heeft gevorderd dat de rechtbank uitspreekt (‘voor recht verklaart’) dat de schade die [appellant] door het ongeval heeft geleden niet meer bedraagt dan € 27.382,27 - het bedrag dat hij van Belfius inmiddels heeft ontvangen als schadevergoeding - en dat zij en [appellant] over en weer jegens elkaar algeheel en finaal gekweten zijn indien Belfius haar vordering op [appellant] tot terugbetaling van € 22.382,27 zou kwijtschelden.
[appellant] heeft verweer gevoerd en tegenvorderingen ingesteld. Die komen erop neer dat de rechtbank ter bepaling van de gevolgen van het ongeval voor [appellant] een deskundigenonderzoek zal bevelen en Belfius veroordeelt tot betaling van een nader voorschot van € 5.000,-.

3.3
Omdat [appellant] en Belfius van mening verschilden over de aard en ernst van de klachten en het causaal verband tussen de klachten en het ongeval, heeft de rechtbank de neuroloog dr. [B] (de deskundige) tot deskundige benoemd. De deskundige oordeelde onder meer dat de door hem vastgestelde klachten van [appellant] er ook zouden zijn geweest in de hypothetische situatie zonder ongeval. De rechtbank heeft de forse kritiek van [appellant] op de deskundige (niet deskundig en niet onpartijdig) en diens rapport verworpen en is de deskundige gevolgd in diens oordeel. Gelet op het oordeel van de deskundige is volgens de rechtbank niet aannemelijk dat [appellant] meer schade heeft dan hij per saldo al van Belfius heeft ontvangen.

3.4
Het hof heeft meer informatie van partijen nodig om op het geschil tussen partijen te kunnen beslissen. Om die reden zal een mondelinge behandeling (‘comparitie van partijen’) werden gehouden.

4
4
Een eerste beoordeling van het geschil

Internationale aspecten

4.1
Belfius, de oorspronkelijke eiseres, is gevestigd in België. Het geschil heeft dan ook internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is er kennis van te nemen. Dat is het geval: het geschil betreft een burgerlijke en handelszaak als bedoeld in artikel 1 van Brussel I bis. Ingevolge artikel 4 van deze verordening heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht.
Partijen gaan verder terecht uit van de toepasselijkheid van Nederlands recht.

Comparitie van partijen

4.2
Het hof heeft meer informatie nodig om op het geschil tussen partijen te kunnen beslissen. Om die reden zal het hof een comparitie van partijen bepalen. Partijen krijgen de gelegenheid hun verhinderdata aan het hof door te geven, waarna een datum voor de comparitie van partijen zal worden vastgesteld. Hierna zal het hof ter voorbereiding op deze comparitie de onderwerpen vermelden die aan de orde zullen komen en in dat verband ook al wat opmerkingen maken over de geschilpunten in deze zaak.

Niet onpartijdig of niet deskundig?

4.3
Voordat het hof ingaat op de geschilpunten die aan de orde zullen komen, merkt het hof op dat [appellant] onvoldoende onderbouwd heeft dat de deskundige niet onpartijdig of niet deskundig zou zijn. Het enkele feit dat op internet meerdere negatieve reviews over de deskundige te vinden zijn, vormt een onvoldoende onderbouwing van deze, vergaande, stelling.
Dat de deskundige ook wel eenzijdig door verzekeraars wordt ingeschakeld, maakt hem nog niet partijdig. Dat hij in een gerechtelijke procedure vanwege een vertrouwensbreuk is ontheven van zijn taak, betekent evenmin dat hij niet onpartijdig is in het geschil tussen [appellant] en Belfius. De bewering van [appellant] dat de deskundige partijdig is, is dan ook niet objectief gerechtvaardigd.

4.4
De deskundige heeft in zijn rapport een ‘disclosure statement’ opgenomen, waarin hij gedetailleerde informatie heeft gegeven over zijn opleiding en werkervaring. Uit deze informatie volgt onder meer dat hij betrokken is geweest bij meer dan 1.500 medische expertises. [appellant] heeft de juistheid van deze informatie niet ter discussie gesteld. Onder deze omstandigheden heeft hij volstrekt onvoldoende onderbouwd dat de deskundige de noodzakelijke deskundigheid mist.

4.5
Uit wat hiervoor is overwogen, volgt niet dat de inhoudelijke kritiek van [appellant] op het rapport van de deskundige ook faalt. Of dat het geval is, is ervan afhankelijk of die kritiek hout snijdt. Mede om dat te kunnen beoordelen, zal het hof een comparitie van partijen gelasten.

De impact van het ongeval

4.6
De deskundige beschrijft in zijn rapport dat [appellant] hoofdpijnklachten en nekklachten heeft. De hoofdpijnklachten zijn volgens de deskundige geen ongevalsgevolg maar ‘naar alle waarschijnlijkheid een gevolg van overmatig gebruik van cafeïne (koffie, Panadol plus) en milde hypertensie’.
Over de nekklachten schrijft de deskundige in zijn rapport, in antwoord op de vraag of deze klachten ook zouden zijn ontstaan in de hypothetische situatie zonder ongeval en op de vervolgvraag op welke termijn en in welke omvang dan, het volgende:
Ik ben van mening dat de huidige klachten er ook zouden zijn geweest in de hypothetische situatie zonder ongeval.

In de eerste plaats verwacht ik dat de ongevalsgerelateerde klachten, c.q. nekpijn, binnen enkele weken zouden moeten zijn verdwenen na een laag energetisch cervicaal acceleratie-deceleratie letsel.

In de tweede plaats is er een alternatieve oorzaak voor de actuele nekklachten, namelijk overbelasting van de nek-schoudergordel door zware fysieke werkzaamheden. De wisselingen in lokalisatie, aard en wisselende bewegingsbeperkingen van de nek en het al dan niet aanwezig zijn van een functiestoornis van de nek bij onderzoek door de verschillende behandelaars pleit voor de oorzaak overbelasting.
( ... )
Ik acht het zeer waarschijnlijk dat betrokkene na een laag energetische aanrijding gedurende een periode van 1-2 weken nekklachten kan hebben ervaren. De nekklachten waarmee betrokkene zich op 06.09.2013 meldde bij de huisarts zijn mijn inziens het gevolg van zware fysieke werkzaamheden op zijn werk in de bouw: 'tijdens vakantie ging het wel, maar na hervatting werk (bouw) meer last, komt thuis met stijve pijnlijke nek. Schadeclaim loopt nog’. Ik acht de huidige omvang van de klachten niet anders dan in de hypothetische situatie zonder ongeval, al kan ik enige aggravatie niet uitsluiten, omdat dit niet
 behoort tot mijn vakgebied. Van traumatische afwijkingen in de huidige situatie is geen sprake.’

4.7
De deskundige heeft uiteengezet dat hij er, vooral op basis van informatie van de ambulanceverpleegkundige (die wordt aangehaald in het huisartsendossier), vanuit gaat dat bij het ongeval sprake was van een ‘laag energetisch trauma (LET)’ en dat de hem door [appellant] verstrekte informatie dat hij met een snelheid van 70 kilometer per uur is aangereden door de bij Belfius verzekerde auto onjuist moet zijn. Pas bij een snelheidsverschil van meer dan 35 kilometer per uur is, in een situatie waarin gereden wordt zonder gordel (zoals volgens de deskundige het geval was), geen sprake van een LET, maar van een HET (een hoogenergetisch trauma).

4.8
Het hof heeft twijfels bij de feitelijke juistheid van het uitgangspunt van de deskundige dat het snelheidsverlies minder dan 35 kilometer per uur bedroeg en dat om die reden uitgegaan moet worden van een LET. De feitelijke grondslag van dat uitgangspunt is mager, ook omdat [appellant] consistent is in zijn mededelingen aan behandelend artsen over een snelheid van 70 kilometer per uur. Bovendien wijzen de door [appellant] overgelegde foto’s van beide betrokken auto’s na het ongeval op forse schade, zeker bij de auto van de verzekerde van Belfius, en blijkt uit de overgelegde stukken dat de herstelkosten van de auto van [appellant] fors waren. Het hof heeft om die reden behoefte aan meer informatie over de ‘impact’ van de aanrijding en de overige omstandigheden van de aanrijding, bijvoorbeeld het complete aanrijdingsformulier (het hof beschikt alleen over een slecht leesbaar en niet volledig gekopieerd voorblad) en het door de politie opgemaakte proces-verbaal. Partijen dienen deze informatie ter voorbereiding op de comparitie in het geding te brengen. Het hof neemt aan dat in elk geval Belfius beschikt over het proces-verbaal. Indien dat (nog niet) het geval is, dient zij het proces-verbaal op te vragen.

4.9
Het is het hof vervolgens niet duidelijk hoe het oordeel van de deskundige dat bij een LET ongevalsgerelateerde klachten binnen enkele weken verdwenen zouden moeten zijn zich verhoudt tot in eerdere rechtspraak van onder meer dit hof 1 aangehaald onderzoek. Uit dat onderzoek volgt dat ook bij een geringe botsimpact - daar uitgedrukt in delta v - langdurige nekklachten kunnen ontstaan en dat een harde grens, waar beneden geen klachten kunnen ontstaan, niet valt te stellen. Daar komt bij dat dit een van de omstandigheden is die in aanmerking moet worden genomen bij het antwoord op de vraag of sprake is van causaal verband. Het hof wil over dit punt van gedachten wisselen met partijen.

Alternatieve oorzaak voor de klachten van [appellant] ?

4.10
Het oordeel van de deskundige dat sprake is van een alternatieve oorzaak, te weten overbelasting, roept vragen op bij het hof. Uit het rapport van de deskundige volgt niet dat de deskundige heeft vastgesteld dat [appellant] voor het ongeval ook last had van (door overbelasting te verklaren) nekklachten. De deskundige heeft vastgesteld dat in het medisch dossier niet blijkt van nekklachten in de periode voor het ongeval. Uit zijn rapport blijkt niet dat (en hoe) hij heeft vastgesteld dat [appellant] na het ongeval zwaarder werk is gaan doen.
Het hof zal tijdens de comparitie van partijen bij [appellant] informatie inwinnen over de aard, de omvang en de belasting van zijn werkzaamheden voor en na het onderzoek.

Nieuwe deskundige(n)

4.11
Het hof sluit, ook gelet op wat hiervoor is opgemerkt over de bevindingen van de deskundige, niet uit dat het reden zal zien een of meer andere deskundigen te benoemen (een psychiater en een revalidatiearts, wellicht ook een neuroloog), om de vraag te beantwoorden welke klachten [appellant] heeft, of deze klachten in verband staan met het ongeval en tot welke beperkingen deze klachten leiden. Partijen dienen zich om die reden ter comparitie ook uit te laten over de namen van de eventueel te benoemen deskundigen, de aan hen te stellen vragen en het voorschot op de kosten van het door hen te verrichten onderzoek. Wat dat laatste betreft, merkt het hof op dat het voor de hand ligt dat Belfius deze kosten voorschiet.

De vorderingen van [appellant]

4.12
[appellant] heeft ook in hoger beroep naast een aanvullend voorschot van € 5.000,- alleen de benoeming van een of meer deskundigen (die de IWMD-vragen dienen te beantwoorden) gevorderd. Belfius heeft terecht gewezen op het problematische karakter van de laatstgenoemde vordering als zelfstandige vordering in een bodemprocedure. Door daarnaast alleen een voorschot van € 5.000,- te vorderen, heeft [appellant] het bereik van deze procedure drastisch beperkt, met als gevolg dat indien zijn schade door het ongeval meer dan - afgerond - € 32.500,- (het door hem ontvangen bedrag, vermeerderd met het gevorderde voorschot) bedraagt, partijen na afloop van deze procedure opnieuw met elkaar in de slag moeten over het meerdere. Het hof zal met partijen overleggen of dat wenselijk is.

Overleg over een minnelijke regeling

4.13
Tijdens de comparitie zal ook onderzocht worden of een minnelijke regeling over de omvang van de schade van [appellant] nodig. [appellant] dient een actuele en door bewijsstukken onderbouwde schadestaat (de laatste is van 2014) in het geding te brengen, waarin is aangegeven welke schade hij tot nu toe heeft geleden en ook welk(e) bedrag(en) hij uit zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft ontvangen. Ook dient hij aan te geven (en te onderbouwen) van welke jaarschade hij uitgaat en de jaarstukken vanaf 2011 van zijn onderneming over te leggen. Tot nu toe heeft hij alleen een overzicht van zijn accountant overgelegd, waarin de resultaten over de jaren 2011 tot en met 2017 op een rij worden gezet.

(.... red. LSA LM)

1Hof Arnhem-Leeuwarden 23 januari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:733 en 21 juli 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5749.

ECLI:NL:GHARL:2021:1516