Rb Amsterdam 090616 Whiplashzaak, voorlopig getuigenverhoor ex-werkgever ziet niet op te bewijzen feiten die tot een beslissing van de zaak kunnen leiden
- Meer over dit onderwerp:
Rb Amsterdam 090616 Whiplashzaak, voorlopig getuigenverhoor ex-werkgever ziet niet op te bewijzen feiten die tot een beslissing van de zaak kunnen leiden
2.1.
Op 8 januari 2014 is [verweerder] betrokken geraakt bij een ongeval, waarbij de auto waarin hij zat van achteren is aangereden. Generali heeft, als verzekeraar van de achterop komende auto, aansprakelijkheid erkend voor de aan het ongeval toe te rekenen schade.
2.2.
In de periode eind 2012 - begin 2013 heeft [verweerder] zich arbeidsongeschikt gemeld bij zijn toenmalige werkgever [bedrijf] [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en [naam 2] (hierna: [naam 2] ) zijn, naar de rechtbank begrijpt, (voormalig) middellijk bestuurders en feitelijk leidinggevenden van [bedrijf] .
2.3.
Op 8 februari 2013 is [verweerder] in dienst getreden bij Necess-Infra B.V. te Geleen.
3 Het verzoek en het verweer
3.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen. Generali is voornemens [naam 1] en [naam 2] te horen en behoudt zich het recht voor om nog meer getuigen te horen als de verklaringen van die getuigen daartoe aanleiding geeft.
3.2.
[verweerder] voert verweer. Hij voert aan dat Generali op zoek is naar feiten ter onderbouwing van haar ten onrechte ingenomen en volstrekt niet onderbouwde stelling dat [verweerder] als gevolg van een burn-out is uitgevallen. Dit terwijl stukken aan Generali zijn voorgelegd, waaruit de aard van de arbeidsongeschiktheid blijkt. [verweerder] voert aan dat alleen een deskundige kan iets verklaren over een mogelijke alternatieve oorzaak voor de klachten van [verweerder] . De voormalige werkgever van [verweerder] is geen arts. Het onderhavige verzoek is dan ook niet ter zake dienend en bovendien bevat het geen feiten die zich lenen voor bewijs middels een voorlopig getuigenverhoor, aldus [verweerder] .
4 De beoordeling
4.1.
Uitgangspunt bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige is dat de rechter in beginsel op de voet van artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), gelezen in samenhang met artikel 166 Rv, een getuigenverhoor beveelt zo vaak een der partijen dit verzoekt, indien de te bewijzen feiten zijn betwist, het bewijs daarvan door getuigen is toegelaten en de te bewijzen feiten tot een beslissing in de zaak kunnen leiden. Dit houdt op grond van artikel 187 lid 3 Rv tevens in dat het verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor de feiten en rechten inhoudt die de verzoeker wil bewijzen.
4.2.
Een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor kan, ook als het overigens aan de eisen voor toewijzing voldoet, evenwel onder meer worden afgewezen op de grond dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt. Ook kan toewijzing van het verzoek achterwege blijven indien het strijdig is met een goede procesorde, dan wel dat toewijzing van het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwegend geoordeeld bezwaar. Voorts is ook de in artikel 3:303 BW neergelegde regel, dat zonder belang niemand een rechtsvordering toekomt, op het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor van toepassing.
4.3.
Generali stelt het volgende:
“In het kader van de medische causaliteit zijn partijen overeengekomen dat er een neurologische expertise bij [naam 3] zal plaatsvinden en de expertiseaanvraag zal
eerdaags worden verzonden. De neuroloog [naam 3] wordt verzocht om de IWMD- vraagstelling te beantwoorden. Vraag 2 van de IWMD-vraagstelling is de vraag naar hoe het met [verweerder] zou zijn gegaan in de hypothetische situatie zonder ongeval. Om die vraag te kunnen beoordelen, is uiteraard van belang wat in 2013 de oorzaak was dat [verweerder] wekenlang uit de running was. En wat was de oorzaak van de verstoorde arbeidsrelatie? Had [verweerder] te kennen gegeven dat het harde werken en de verantwoordelijkheden hem allemaal te veel werden (zie zijn uitlating tegen de huisarts)? Presteerde [verweerder] niet naar behoren? Was [verweerder] veelvuldig uit de running? Et cetera.
[…] In het kader van de juridische causaliteit moet, om vast te kunnen stellen of de door [verweerder] gestelde klachten een gevolg zijn van het ongeval, vast komen te staan dat deze klachten vóór het ongeval niet bij hem aanwezig waren, de klachten dóór het ongeval kunnen zijn ontstaan én er een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt […]. Generali herhaalt dat haar medisch adviseur constateerde dat er veel meer bij [verweerder] speelt dan alleen het ongeval. Weshalve met name in het kader van de voorwaarde dat een alternatieve oorzaak voor de klachten moet ontbreken, een gesprek met de heren [naam 1] en [naam 2] essentieel is.”
4.4.
Geen van de vragen die Generali opwerpt is geformuleerd als een te bewijzen feit. Generali stelt niet concreet dat er een alternatieve oorzaak is voor de klachten van [verweerder] , maar suggereert alleen dat de klachten mogelijk voorafgaand aan het ongeval al bestonden of veroorzaakt zouden kunnen zijn door een andere gebeurtenis. Generali stelt niets over de periode tussen het arbeidsconflict en het ongeval. Zij wenst meer informatie over (de reden van) een arbeidsconflict dat ruim een jaar voor het ongeval speelde. Eventuele vragen over de toenmalige medische situatie van [verweerder] , dienen in de eerste plaats te worden gesteld aan medici, niet aan een voormalig werkgever waar [verweerder] elf maanden voor het ongeval met een arbeidsgeschil is vertrokken. Dat de door partijen aangezochte deskundige enig belang zou kunnen hechten aan een heteroanamnese van de zijde van een bij een arbeidsgeschil betrokken partij, is niet onderbouwd. Door Generali is zodoende niet (voldoende) onderbouwd dat haar verzoek ziet op te bewijzen feiten die tot een beslissing van de zaak kunnen leiden.
4.5.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is door Generali nog aangevoerd dat [verweerder] in zijn verweerschrift en tegenover de arbeidsdeskundigen van het UWV inconsistente verklaringen heeft gegeven over de mate waarin het werk bij [bedrijf] en Necess-Infra B.V. belastend voor hem was. Ook op deze punten zijn geen concrete te bewijzen feiten geformuleerd. Generali heeft bovendien niet betwist dat uit de beschikkingen van het UWV volgt dat [verweerder] arbeidsongeschikt is. Het gaat ook hier dus niet om te bewijzen feiten die tot een beslissing van de zaak kunnen leiden.
4.6.
Gelet op het voorgaande zal het verzoek worden afgewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding Generali in de proceskosten te veroordelen. ECLI:NL:RBAMS:2016:3405