RBNHO 170222 Verzoek voorlopig deskundigenonderzoek niet-ontvankelijk, want geen rechtsverhouding tussen NN en verweerder
- Meer over dit onderwerp:
RBNHO 170222 Verzoek voorlopig deskundigenonderzoek niet-ontvankelijk, want geen rechtsverhouding tussen NN en verweerder
1
De procedure
1.1.
NN heeft bij verzoekschrift van 20 augustus 2021 verzocht dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen.
1.2.
De rechtbank heeft een mondelinge behandeling bepaald op 27 januari 2022.
1.3.
Bij brief van 25 januari 2022 heeft NN – kort gezegd – laten weten dat in het verzoekschrift abusievelijk NN als verzoekster vermeld staat en dat dit ABN AMRO Schadeverzekering N.V. (hierna: ABN AMRO) moet zijn.
1.4.
In drie e-mails van 25 en 26 januari 2022 heeft [belanghebbende] via haar gemachtigde – kort gezegd – bezwaar gemaakt tegen de wijziging van de identiteit van verzoekster en verzocht de mondelinge behandeling niet door te laten gaan.
1.5.
Bij e-mail van 26 januari 2022 heeft NN gereageerd op het bezwaar/de reactie van [belanghebbende] .
1.6.
Bij e-mail van 26 januari 2022 heeft de rechtbank partijen bericht dat de mondelinge behandeling van 27 januari 2022 geen doorgang zal vinden.
2
Feiten
2.1.
Op 30 december 2015 is [belanghebbende] betrokken geweest bij een ernstig verkeersongeval. Delta Loyd is de WAM-verzekeraar van de bestuurder van de auto die het ongeluk veroorzaakte. Delta Loyd heeft aansprakelijkheid erkend. Partijen zijn in geschil over de schadeafwikkeling van dit ongeval.
3
De beoordeling
3.1.
Verzoekster heeft twee dagen voor de geplande zitting verklaard dat de risicodragende verzekeringsmaatschappij - de WAM-verzekeraar van de bestuurder van de auto die het ongeval heeft veroorzaakt - niet NN maar ABN AMRO is. ABN AMRO is naar eigen zeggen van verzoekster weliswaar “gelieerd aan” NN, maar formeel is ABN AMRO de feitelijk risicodrager in deze zaak. Per 1 juni 2017 is er sprake geweest van een juridische fusie tussen Delta Lloyd en NN. In deze kwestie is eerder gemeend dat de verplichtingen in het kader van dit ongeval daarmee waren overgegaan naar NN. Dat was niet juist. Doordat de vergissing is medegedeeld voordat een verweerschrift is ingediend of een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, is dit formele aspect op de juiste wijze opgelost.
Als toch op de een of andere wijze tot nietigheid zou worden geconcludeerd, dan zou dat tot gevolg hebben dat precies hetzelfde verzoekschrift, maar alleen met een andere naam van verzoekster zou worden ingediend. Daardoor zou een zekere mate van vertraging ontstaan. Het is voor partijen van belang dat de aard en omvang van de schade kan worden beoordeeld. Ook ter beoordeling van de bevoorschotting is een deskundigenonderzoek van belang. NN heeft de rechtbank verzocht om in het vervolg van deze kwestie ABN AMRO als verzoekster aan te houden en dus in de plaats te stellen van NN als verzoekende partij. Aan de verdere inhoud van het verzoek en de daaraan ten grondslag liggende feitenconstellatie doet dit alles niets af, aldus verzoekster.
3.2.
[belanghebbende] heeft primair een beroep gedaan op nietigheid van het verzoekschrift, omdat verzoekster geen enkel recht heeft als onjuist aangeduide partij en sprake is van strijd met de goede procesorde.1 Ruim 6 jaar na het ongeval komt het als een verrassing dat een heel andere partij aansprakelijk zou zijn en dat dus al die jaren gecorrespondeerd is met de verkeerde partij. Bovendien kent de zaak geen spoed, omdat [belanghebbende] nog geen voorlopige of complete schadestaat ingeleverd heeft en een deskundigenonderzoek nu dus te vroeg is. ABN AMRO heeft al 1,8 miljoen euro uitbetaald aan de andere slachtoffers van het ongeval en aan [belanghebbende] vrijwel niets. Uit niets blijkt in het verzoekschrift dat ABN AMRO als partij betrokken is bij de zaak met [belanghebbende] . Dat ergens in de correspondentie de naam ABN AMRO wordt genoemd, staat los van de als verzoekster aangenomen hoedanigheid.
3.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op het feit dat NN zelf heeft aangevoerd dat zij niet de aansprakelijke partij is voor de door [belanghebbende] gestelde schade, staat vast dat er tussen NN en [belanghebbende] geen rechtsverhouding bestaat. De grondslag van het verzoek is daarmee komen te vervallen, zodat een inhoudelijke behandeling van het geschil achterwege kan blijven. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat NN niet gesteld of onderbouwd heeft dat de correspondentie (inclusief onderhandelingen) tussen partijen tot op heden steeds hebben plaatsgevonden tussen ABN AMRO en [belanghebbende] . Het is dan ook niet komen vast te staan dat de verzekeraar van de aansprakelijke partij contact heeft gehad met [belanghebbende] over de schadeafwikkeling. Ook heeft verzoekster niet duidelijk gemaakt of NN of ABN AMRO betalingen heeft verricht aan de andere slachtoffers van het genoemde ongeval en in die zin dus al (eerder) in beeld was als aansprakelijke partij in plaats van NN. Ook is niet gebleken van spoed, omdat vaststaat dat partijen niet in geschil zijn over de vraag of er schade vergoed moet worden (maar alleen welk bedrag) en [belanghebbende] nog geen schadestaat heeft ingediend op grond waarvan zij vergoeding van haar schade vordert. Gelet op het voorgaande is NN niet-ontvankelijk in haar verzoek.
3.4.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt verzoekster veroordeeld in de kosten van de procedure, gevallen aan de zijde van gedaagde. Omdat echter niet gesteld is dat verweerster kosten heeft gehad, worden deze bepaald op nihil. ECLI:NL:RBNHO:2022:2377