Overslaan en naar de inhoud gaan

RBZWB 210222 geen letsel; verzoeker hoeft in het verzoekschrift de te horen getuigen niet bij naam te noemen; globale omschrijving volstaat.

RBZWB 210222 geen letsel; verzoeker hoeft in het verzoekschrift de te horen getuigen niet bij naam te noemen; globale omschrijving volstaat.

2
Het verzoek

2.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor te gelasten. Hij legt aan het verzoek ten grondslag dat hij in 2020 en 2021 aan VHM in totaal 87 pallets met het ‘dierennarcose middel’ Ursotamine (hierna: ketamine) heeft verkocht en geleverd onder eigendomsvoorbehoud. Deze goederen zijn na levering opgeslagen in een loods, gelegen aan de [adres] . Deze loods werd gehuurd door VHB Fulfilment BV, waarvan de heer [naam directeur] (hierna: [naam directeur] ) indirect bestuurder is. [naam directeur] is tevens indirect bestuurder van VHM. Op verzoek van VHM heeft [verzoeker] een aantal facturen gecrediteerd. VHM heeft daarna nagelaten de gecrediteerde partijen ketamine te retourneren en de nog openstaande facturen te voldoen. [verzoeker] is met een deurwaarder naar de opslaglocatie van VHM gegaan om de ketamine op te halen. Hem is de toegang geweigerd. De deurwaarder heeft geconstateerd dat de loods nagenoeg leeg was. [verzoeker] wil door het houden van een voorlopig getuigenverhoor vaststellen wat er met de pallets ketamine is gebeurd en waar die zich bevinden, mede om zijn rechten uit het eigendomsbehoud te kunnen effectueren. [verzoeker] heeft vernomen dat de partij ketamine vermoedelijk, al dan niet tegen contante betaling, onderhands is verkocht. Hij wil vaststellen waar de pallets zich bevinden, wie de ketamine uit de beveiligde opslag heeft verwijderd en vaststellen of, door wie en aan wie de ketamine is doorverkocht. Tevens wil [verzoeker] vaststellen dat VHM toerekenbaar tekort is geschoten en/of dat er mogelijk door VHM of derden onrechtmatig jegens hem is gehandeld door de pallets ketamine onderhands (tegen contante betaling) door te verkopen en/of er mogelijk strafbare feiten zijn gepleegd door de ketamine op onwettige wijze op de (particuliere) markt te brengen. [verzoeker] wil het aantal te horen en nog nader te noemen getuigen vooralsnog beperken tot vier getuigen.

3
Het verweer

3.1.
VHM voert verweer en concludeert dat de rechtbank [verzoeker] niet ontvankelijk zal verklaren, dan wel het verzoek zal afwijzen, met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure.

3.2.
VHM stelt dat het verzoek niet voldoet aan de wettelijke eisen, dat er sprake is van misbruik van recht en/of een fishing expedition. VHM voert allereerst aan dat [verzoeker] verzuimt te vermelden dat [verzoeker] en [naam directeur] zakenpartners zijn geweest en dat [naam directeur] , hoewel formeel bestuurder, zich niet met VHM heeft bemoeid. De feitelijke leiding was tot aan zijn vertrek in april 2021 in handen van [verzoeker] . [naam directeur] is dan ook niet bekend met gebeurtenissen voor april 2021, anders dan wat uit de administratie blijkt. VHM stelt dat een duidelijke beschrijving van de vordering ontbreekt. Het is niet duidelijk wel bedrag wordt gevorderd en evenmin welke goederen ontbreken. Er is geen bewijs van de gestelde leveringen, het gestelde eigendomsvoorbehoud en evenmin van het gestelde verzuim. De leveringen worden dan ook betwist. Er is evenmin enige onderbouwing van de gestelde onrechtmatige en strafbare handelingen. [verzoeker] moet stellen en onderbouwen welke bewijslast er op hem rust en dat hij hieraan slechts door middel van een getuigenverhoor kan voldoen. Aan die stelplicht heeft hij niet voldaan. In het verzoekschrift ontbreken bovendien de namen van de getuigen die [verzoeker] wil horen en wat zij kunnen verklaren. [verzoeker] heeft een zakelijk conflict met [naam directeur] en lijkt er op uit te zijn om [naam directeur] schade toe te brengen door het personeel lastig te vallen met dit voorlopig getuigenverhoor. Het conflict tussen [naam directeur] en [verzoeker] leidt tot grote onrust op de werkvloer, zodat VHM er belang bij heeft dat het personeel met rust wordt gelaten.

4
De beoordeling

4.1
Ten aanzien van het onderhavige verzoek en de stellingen van partijen, overweegt de rechtbank als volgt.

4.2.
Bij de beoordeling van een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen, geldt ingevolge art. 186 jo. art. 166 lid 1 Rv als hoofdregel dat de rechter een getuigenverhoor beveelt zo vaak één der partijen dit verzoekt, de te bewijzen feiten zijn betwist, het bewijs daarvan door getuigen is toegelaten en deze feiten tot een beslissing in de zaak kunnen leiden. Een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor dient, indien het verzoek voldoende concreet en ter zake dienend is en feiten bevat die zich lenen voor een getuigenverhoor, in beginsel te worden toegewezen. Een verzoek is voldoende concreet indien de verzoeker het feitelijk gebeuren waarover hij getuigen wil doen horen zodanig heeft omschreven dat voor de rechter die op het verzoek moet beslissen, voor de rechter voor wie het verhoor zal worden gehouden, alsmede voor de wederpartij, voldoende duidelijk is op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking zal hebben.

4.3.
Afwijzing van een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor is voorts slechts mogelijk indien zich feiten en omstandigheden voordoen die duiden op strijd met de goede procesorde, misbruik van bevoegdheid dan wel een ander door de rechter geoordeeld zwaarwichtig bezwaar (HR 13 september 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3345). Daarnaast dient een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te worden afgewezen indien verzoeker daarbij geen belang heeft als bedoeld in art. 3:303 BW (HR 11 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6809).

4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan de vereisten voor toewijzing van h et verzoek voldaan. Ter zitting heeft [verzoeker] toegelicht dat hij in een eventueel nog aanhangig te maken bodemprocedure betaling zal vorderen van de openstaande facturen en afgifte zal vorderen van de gecrediteerde goederen. In het kader daarvan wil hij weten waar de geleverde goederen zijn. Gelet op het verweer van VHM dat er geen goederen zijn geleverd, heeft [verzoeker] belang bij zijn verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Ter onderbouwing van de gestelde leveringen heeft [verzoeker] ter zitting aangevoerd dat de goederen door een door hem en VHM ingeschakelde transporteur zijn vervoerd naar de loods in [plaats loods] en dat hij over vrachtbonnen beschikt. Daarnaast heeft hij verklaard dat de betreffende goederen zich in elk geval tot april 2021 nog in de loods bevonden en de loods volgens de deurwaarder nu nagenoeg leeg is. Daarmee is het verzoek naar het oordeel van de rechtbank voldoende concreet en ter zake dienend en staat het belang van [verzoeker] vast. Van misbruik van recht en/of een fishing expedition is dan ook geen sprake.

4.5.
VHM heeft bezwaar gemaakt tegen het feit dat de namen van de te horen getuigen niet bekend zijn gemaakt in het verzoekschrift, noch ter zitting. Dit is echter geen reden om het verzoek af te wijzen. Aan een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor kan niet de eis worden gesteld dat daarbij al feitelijk en concreet wordt vermeld welke getuigen op welk punt gehoord moeten worden. Dat verdraagt zich niet met de op opheldering van de feiten gerichte strekking van het verhoor, die meebrengt dat op voorhand nu juist niet duidelijk behoeft te zijn wat de getuigen kunnen verklaren over het feitelijk gebeuren waarop het verhoor betrekking zal hebben (zie Hof ’s-Hertogenbosch, 15 juli 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2267). [verzoeker] heeft in het verzoekschrift en ter zitting aangevoerd dat het gaat om medewerkers en administrateurs die betrokken zijn bij de vennootschap of gelieerde vennootschappen. Daarmee is in het kader van dit verzoekschrift voldoende geconcretiseerd om welke getuigen het gaat. [verzoeker] zal 14 dagen voorafgaand aan het getuigenverhoor zowel aan de rechtbank als de wederpartij kenbaar moeten maken welke getuigen hij wenst te horen. Daarmee is VHM tijdig bekend met de te horen getuigen.

4.6.
Er is niet gebleken dat er sprake is van andere gronden waarop het verzoek moet worden afgewezen. De rechtbank wijst het verzoek dan ook toe zoals in het dictum weergegeven.

5
De beslissing

De rechtbank

5.1.
gelast dat een voorlopig getuigenverhoor zal plaatsvinden met betrekking tot de in het verzoekschrift en ter zitting genoemde stellingen,

5.2.
bepaalt dat vooralsnog vier getuigen zullen worden gehoord, nog nader te bepalen uit de volgende groepen:

- medewerkers van VHM en aan VHM gelieerde vennootschappen;
- administrateurs van VHM en aan VHM gelieerde vennootschappen;
- andere personen die werkzaam zijn of betrokken zijn bij de bedrijfsruimte gelegen aan de [adres] ;
- overige personen die uit eigen wetenschap kunnen verklaren waar de 87 pallets ketamine zich bevinden of wat er mee is gedaan en door wie, ECLI:NL:RBZWB:2022:1021