Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Haarlem 190209 vordering ex 7-954 op verzekeraar is verbonden met 7-658. Kantonrechter bevoegd

Rb Haarlem 190209 vordering ex 7-954 op verzekeraar is verbonden met 7-658. Kantonrechter bevoegd
In hoofdzaak vordert G., bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. verklaring voor recht dat Veltrop en Stern hoofdelijk aansprakelijk zijn op grond van 6:99 jo 7:658 BW voor de door G. geleden en nog te lijden materiële schade tengevolge van Organisch Psycho Syndroomc.q. hersenschade opgelopen in de
uitoefening van zijn werkzaamheden voor zowel de rechtsvoorganger van SterPordon BV als Veltrop en dat Nationale Nederlanden op grond van artikel 7:954 BW gehouden is de personenschade van G. als gevolg van de aansprakelijkheid van haar verzekerde Veltrop rechtstreeks aan G. te vergoeden;
2. veroordeling van gedaagden tot betaling aan G. van (bedoelt wordt kennelijk: vergoeding van) de door hem geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, nader op te maken bij staat met verwijzing hiervoor naar de schadestaatprocedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 november 2004, dan wel vanaf een latere datum van verschuldigdheid;
3. veroordeling, bij wijze van voorlopige voorziening, van gedaagden tot betaling aan G. een voorschot op zijn schade van € 25.000,00;
4. veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
Daartoe stelt G. door het werken bij Veltrop en Stern en het daarbij blootgesteld zijn geweest aan bepaaide stoffen. Organisch Psycho Syndroom, althans hersenletsel te hebben opgelopen met emstige en blijvende gevolgen voor zowel zijn arbeidsvermogen als zijn gezondheid. Hierdoor heeft hij aanzienlijke schade geleden van materiële en immateriële
aard. Veltrop en Stern zijn voor die schades aansprakelijk, terwijl hij Nationale Nederlanden als aansprakelijkheidsverzekeraar van Veltrop rechtstreeks tot betaling aanspreekt. Veltrop en Nationale Nederlanden hebben de exceptie van onbevoegdheid van de kanton-rechter ingeroepen ten aanzien van de vorderingen van G.. Daartoe stellen zij dat de vordering op Nationale Nederianden niet gerelateerd is aan de arbeidsovereenkomst die tussen G. en Veltrop heeft bestaan, maar op de verzekeringsovereenkomst tussen Veltrop en Nationale Nederianden. Artikel 7:954 BW betreft de uitkering die de verzekeraar op grond van aansprakelijkheid van haar verzekerde ten aanzien van een derde, aan haar verzekerde dient te doen. Op grond van dat artikel kan die derde betaling rechtsreeks van de verzekeraar eisen. Daannee wordt dit geen aan een arbeidsovereenkomst gerelateerde zaak. Daarom is niet de sector kanton van de rechtbank, maar de rechtbank (G. bedoelt kennelijk: de civiele sector van de rechtbank) bevoegd van de vorderingen kennis te nemen.

De door Veltrop en Nationale Nederlanden aanhangig gemaakte incidenten strekken ertoe dat gedaagden over en weer wordt toegestaan Splinter in vrijwaring te roepen en verder Veltrop en Nationale Nederlanden respectievelijk Stern en laatstgenoemde Veltrop. De reden voor deze verzoeken is dat deze waarborgen bij toewijzing van de vordering allen voor een deel onderling aansprakelijk zouden zijn. Ook bij hoofdelijke veroordeling van die partijen hebben zij er beiang bij de onderlinge verhouding van hun aansprakelijkheid vast te stellen. Om proceseconomische redenen wensen gedaagden die onderlinge verhouding in één procedure vast te laten stellen.

Het verweer in het incident: G. verzet zich niet tegen oproepingen in vrijwaring van de waarborgen. Wel verweert hij zich tegen de exceptie van onbevoegdheid, waarover hiema meer.

Beoordeling van de exceptie van onbevoegdheid:
De kantonrechter verwerpt de opgeworpen exceptie en verklaard zich bevoegd van alle vorderingen kennis te nemen.
Immers, de vorderingen op Veltrop en Stern vloeien voort uit werkgeversaansprakelijkheid van die gedaagden van G.. De vordering zijn dan ook niet anders dan aan te merken als betreffende arbeidsovereenkomsten. De kantomechter is op grond van artikel 93 sub c bevoegd van de vorderingen kermis te nemen. Ten aanzien van de vordering tegen Nationale Nederlanden, geldt dat het lot daarvan geheel verbonden is met dat van de vordering tegen Veltrop. Daarbij kan Nationale Nederlanden ook in deze procedure G. tegenwerpen wat zij haar verzekerde Veltrop zou kunnen tegenwerpen. De samenhang tussen de twee vorderingen - die tegen Veltrop en die tegen Nationale Nederlanden - verzet zich echter tegen afzonderlijke behandeling, zodat de kantomechter op grond van het bepaalde in artike! 97 Rv bevoegd is ook van de vordering ingesteld tegen Nationale Nederlanden kermis te nemen. Veltrop en Nationale Nederlanden zullen te zijner tijd, nu zij in het ongelijk worden gesteld, in de kosten van dit incident worden verwezen. Beoordeling van de incidentele vordering Veltrop en Stern stellen over en weer op grond van de tussen hen Splinter bestaande rechtsverhouding, tenminste gedeeltelijk regres te kunnen nemen op elkaar en die Splinter voor hetgeen zij verschuldigd zullen blijken te zijn in de hoofdzaak aan G.. Voor het instellen van een vordering in vrijwaring tegen een derde is dat voldoende. Niet is gebleken dat de voortgang van de procedure in hoofdzaak onnodig wordt vertraagd of bemoeilijkt door de vrijwaring.
G. heeft zich in dit geval gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter.
Deze overwegingen leiden ertoe dat de verzoeken zullen worden toestaan. (Met dank aan Mr. Hugo de Jager voor het inzenden van de uitspraak.)