Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Rotterdam 261006 directe actie, (geld)vordering uit een verzekeringsovereenkomst ktr niet bevoe

Rb Rotterdam 26-10-06 directe actie, (geld)vordering uit een verzekeringsovereenkomst, niet uit een arbeidsovereenkomst, ktr. niet bevoegd
2.1. Bij de beoordeling van de incidentele vordering gaat de kantonrechter uit van de
volgende feiten:
• (overledene) is van 27 januari 1958 tot 31 augustus 1962 in loondienst werkzaam geweest bij Verolme Machinefabriek IJsselmonde N.V. te Rotterdam (hierna verder aan te duiden als Verolme);
• Op 20 april 2005 is bij (overledene) de diagnose mesothelioom gesteld; op 19 juli 2005 is hij overleden;
• Verolme heeft als rechtspersoon opgehouden te bestaan. Verolme had bij Allianz een verzekering tegen aansprakelijkheid afgesloten. (...)

2.2. Van (weduwe) stelt dat (overledene) bij Verolme is blootgesteld aan asbest. Naar haar mening is het alleszins aannemelijk dat deze blootstelling de voor (overledene) fatale asbestziekte heeft veroorzaakt.
(weduwe) spreekt rechtstreeks de aansprakelijkhoidsverzekeraar van Verolme aan met een beroep op het op 1 januari 2006 in werking getreden artikel 7:954 BW.

2.3. Eerdergenoemd artikel 7:954 BW luidt — voor zover te dezen relevant — aldus:
1. Indien in geval van een verzekering regen aansprakelijkheid de verzekeraar ingevolge artikel 941 de verwezenlijking van het risico is gemeld, kan de benadeelde verlangen, dat indien de verzekeraar een uitkering verschuldigd is, het bedrag dat de verzekerde daarvan terzake van de schade van de benadeelde door dood of letsel te vorderen heeft, aan hem wordt betaald.
2. De benadeelde kan zonder melding deze betaling verlangen indien de verzekerde een rechtspersoon was die heeft opgehouden te bestaan en de verplichting tot vergoeding van de schade van de benadeelde niet op een ander is overgegaan.

2.4. Artikel 7:954 BW handelt over de uitkering, die de verzekeringmaatschappij onder de met haar afgesloten aansprakelijkheidsverzekering aan de verzekerde verschuldigd is. Onder omstandigheden kan de benadeelde, die niet de verzekerde is, rechtstreekse betaling van deze uitkering verlangen. Het gaat dan echter nog steeds over de uitkering, waarop een ander krachtens de verzekeringsovereenkomst recht kan doen gelden en dus om een (geld)vordering uit een verzekeringsovereenkomst. Of, en zo ja tot welk bedrag, de verzekeringmaatschappij gehouden is tot uitkering, wordt (mede) bepaald door de polisvoorwaarden, die bij de rechtstreekse actie van de benadeelde ook aan deze kunnen worden tegengeworpen.
Dit brengt mee zich dat de kantonrechter niet bevoegd is om van de voorliggende vordering kennis te nemen. Dat er een relatie is met een arbeidsovereenkomst, maakt niet dat de voorliggende kwestie kan worden beschouwd als 'betrekkelijk toe een arbeidsovereenkomst'.

2.5. Waar (weduwe) ter staving van haar stelling dat de kantonrechter bevoegd is om van de voorliggende zaak kennis te nemen, verwijst naar het vonnis van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Schiedam, kan haar dit niet baten: in die zaak immers ging het niet om de nabestaande van een werknemer die de aansprakelijkheidsverzekeraar van de werkgever in rechte had betrokken, maar om de nabestaande van een werknemer die de werkgever uit wanprestatie aansprak.

2.6. Ten overvloede merkt de kantonrechter nog het volgende op.
Vóór de inwerkingtreding van het huidige verzekeringsrecht heeft men ook reeds naar oplossingen gezocht om te bewerkstelligen dat de verzekeringsgelden rechtstreeks aan de benadeelde werden uitgekeerd met name in situaties waarin deze anders 'het nakijken had'. De kantonrechter heeft hier met name het oog op arbeidsongevallen, waarin de verzekeringsmaatschappij nog niet tot uitkering was overgegaan op het moment dat de werkgever in staat van faillissement kwam te verkeren. In dergelijke situaties gebeurde het dat de curator de vordering van de werkgever op de aansprakelijkheidsverzekeraar aan de benadeelde werknemer cedeerde. Wanneer de werknemer onder die omstandigheden de verzekeringmaatschappij rechtstreeks aansprak, diende deze zijn vordering aanhangig te maken bij de sector civiel recht en niet bij de kantonrechter (cfr HR 20 januari 2006; JAR 2006/50).
2.7. Een en ander leidt tot de conclusie dat de zaak verwezen moet worden naar de sector civiel recht van deze rechtbank in de stand waarin deze zich bevindt. Partijen worden erop gewezen dat zij alsdan uitsluitend bij procureur kunnen verschijnen.
Piv-site