Overslaan en naar de inhoud gaan

RBLIM 111120 verklaring voor recht ex artikel 7:954 BW afgewezen; belang bij vordering niet geconcretiseerd en het verzochte volgt rechtstreeks uit de wet.

RBLIM 111120 omdat oorzaak bedrijfsongeval niet vast staat, kan niet worden vastgesteld dat wg-er aan zorgplicht heeft voldaan; wg-er aansprakelijk
- verklaring voor recht ex artikel 7:954 BW afgewezen; belang bij vordering niet geconretiseerd en het verzochte volgt rechtstreeks uit de wet.

- verzocht en, onbestreden, toegewezen 14,3 x € 245,00 + 21% = € 4.239,24, reistijd 1/2 tarief

De feiten

2.1.
[verzoeker] is - in het kader van een tussen hem en Randstad gesloten detacheringsovereenkomst - vanaf 25 juni 2018 (voor bepaalde tijd tot 23 juni 2019) te werk gesteld bij VDL.

2.2.
VDL is een autoproducent met ca. 6.000 werknemers.

2.3.
[verzoeker] was gewoonlijk bij VDL werkzaam op de afdeling "com West", een subafdeling van de afdeling logistiek.

2.4.
In de week van 21 januari 2019 is [verzoeker] verzocht om werkzaamheden te verrichten op een andere afdeling, namelijk de afdeling "com Oost". Op deze afdeling wordt met karren, waarin zogenoemde "kitzakken" worden gehangen (hierna: kitzakkarren), langs voorraadrekken gereden. De medewerkers van die afdeling pakken de benodigde productieonderdelen uit de rekken en stoppen deze in de genummerde vakken van de kitzak in de kitzakkar. Zodra de kitzak is gevuld met de benodigde onderdelen, hangen de werknemers de kitzak in een (grotere) transportkar.

2.5.
Op 29 januari 2019 heeft [verzoeker] zich gemeld op de spoedeisende dienst van het Maastricht UMC met pijnklachten aan zijn linker ringvinger.

2.6.
[verzoeker] is op 13 februari 2019 geopereerd aan een peesruptuur in zijn linkerhand.

2.7.
[verzoeker] houdt VDL aansprakelijk voor zijn schade als gevolg van het ongeval. VDL c.s. heeft de aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3
Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt, na wijziging/vermeerdering van verzoek, om:
a. te verklaren voor recht dat VDL aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] heeft geleden en nog lijdt als gevolg van het bedrijfsongeval dat hem is overkomen op 25 januari 2019;
b. voor recht te verklaren dat Allianz, als verzekeraar van VDL, gehouden is om de schadepenningen aan [verzoeker] uit te keren ex artikel 7:954 van het Burgerlijk Wetboek (BW);
c. een dag en uur te bepalen, waarop de behandeling van dit verzoekschrift zal aanvangen;
d. Allianz en VDL hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding, althans deze te begroten.

3.2.
VDL c.s. voert verweer.

3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Het onder b verzochte

4.18.
Onder b verzoekt [verzoeker] te verklaren voor recht dat Allianz als verzekeraar van VDL gehouden is om de schadepenningen aan [verzoeker] uit te keren ex artikel 7:954 BW. VDL c.s. voert aan dat het belang van [verzoeker] bij dit verzoek ontbreekt omdat het verzochte rechtstreeks volgt uit de wet. De kantonrechter volgt VDL c.s. daarin. Op grond van artikel 7:954 BW is Allianz als verzekeraar van VDL immers gehouden op verlangen van de benadeelde de schadepenningen aan [verzoeker] te betalen. [verzoeker] heeft vervolgens niet nader geconcretiseerd wat zijn belang is bij deze vordering, zodat het onder b verzochte zal worden afgewezen.

ECLI:NL:RBLIM:2020:8751