GHARL 161121 Uitleg scheidingsconvenant met betrekking tot overeengekomen verdeling letselschade-uitkering
- Meer over dit onderwerp:
GHARL 161121 Uitleg scheidingsconvenant met betrekking tot overeengekomen verdeling letselschade-uitkering
In vervolg op:
Rb Noord-Nederland 201217 lumpsum letselschade-uitkering valt in de ontbonden gemeenschap van goederen; ex-echtgenoot moet 50% betalen aan ex-echtgenote
2. De motivering van de beslissing in hoger beroep
2.1.
In het tussenarrest van 19 mei 2020 is [geïntimeerde] toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat artikel 6 van het echtscheidingsconvenant aldus moet worden uitgelegd dat de letselschade-uitkering bij helfte dient te worden gedeeld, en dat een eventuele arbeidsongeschiktheidsuitkering die aan [appellant] zou toevallen door hem zou kunnen worden behouden.
[geïntimeerde] heeft zichzelf als getuige opgeroepen. Zij heeft als volgt verklaard.
Ik heb destijds een convenant van internet gedownload. Wij hebben dat ieder afzonderlijk bekeken en onze wensen ingevuld. Ieder had een eigen kladversie. In mijn eigen kladversie heb ik gezet dat de letselschade uitkering zal worden gedeeld. Ik weet niet meer of dat ook in de kladversie van de man heeft gestaan. Wij hebben hierover wel gesproken.
Vereffening is niet een woord dat ik normaal gesproken zou gebruiken. Volgens mij stond er ook in het eerste concept ‘in gelijke delen verdelen’.
Wij zijn één keer bij Mr. Sipma geweest. We hebben daar aangegeven wat we samen waren overeengekomen in onze overleggen. Mr. Sipma heeft een aantal aanpassingen voorgesteld, zo wilde ik eerst niet dat de pensioenen gedeeld zouden worden en is dit daarna aangepast in het wel delen van de pensioenen. Ook heeft hij uitleg gegeven over alimentatie. waarvan ik heb afgezien. Ik weet niet meer zeker of artikel 6 ook bij mr. Sipma is besproken.
Het eerste convenant is opgesteld na dit eerste bezoek. Daarna is de computer gecrasht. Omdat wij de stukken digitaal moesten inleveren bij mr. Sipma heb ik het convenant opnieuw getypt. Omdat wij al hadden getekend kon ik het zo overtypen. Ik heb één zin veranderd.
Daarom zitten we hier. Ik wilde niet meedelen als de letselschade uitkering ook een arbeidsongeschiktheidsuitkering zou inhouden, Ik vond dat ik daar geen recht op had. Ik heb daarover vooraf contact gehad met de man. Ik kan me niet meer precies herinneren wat daar is besproken, maar de aanpassing is uiteraard in overleg gebeurd.
Het eerste gesprek bij mr. Sipma is het enige gesprek geweest en heeft heel kort geduurd, hooguit een uur. We hebben gesproken over alimentatie en pensioen, en voor zover ik het mij kan herinneren ook over de auto en de woning die ik zou overkopen.
( ... )
We waren het grotendeels eens, dus we wilden alleen iemand om de echtscheiding te regelen.
[Wat was de bedoeling van het ene zinnetje over letselschade uitkering?]
Als een deel betrekking zou hebben op de arbeidsongeschiktheid vond ik het niet nodig dat ik daarin deelde. Het zinnetje verwijst niet naar een wettelijke uitkering zoals de WAO of de WIA.
[Was mr. Sipma hierover begonnen?]
Ik denk het wel.
[Het convenant van internet bevatte dat een keuzemenu?]
Nee. Wij hebben het gekopieerd en gekeken wat op onze situatie van toepassing was.
[Was de man bij het ondertekenen van het convenant aan het werk of had hij een uitkering?]
Volgens mij was hij aan het werk.
[Was het voor u bekend dat een arbeidsongeschiktheidsuitkering ondeelbaar is?]
Een wettelijke uitkering wel, maar voor wat betreft het gedeelte in een letselschade uitkering heb ik geen idee. Naar de WIA wordt niet verwezen.
[Waarom staat er het woordje ‘dit geheel’ en niet het woordje ‘deze’?]
Ik ben niet zo goed in taal. In mijn familie komt ook dyslexie voor. Ik sluit niet uit dat ik zelf ook dyslectisch ben.
( ... )
2.2.
Omdat [geïntimeerde] partij is in deze zaak en aan haar een bewijsopdracht is verstrekt, hebben haar verklaringen als getuige op grond van art. 164 Rv een beperkte bewijskracht. De verklaring kan omtrent de door haar te bewijzen feiten geen bewijs in haar voordeel opleveren, tenzij die verklaring strekt ter aanvulling van onvolledige bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen dienen dan zodanig sterk te zijn, en zodanig essentiële punten te betreffen, dat zij de partijverklaring voldoende geloofwaardig maken.
2.3.
Het hof acht [geïntimeerde] niet geslaagd in haar bewijslevering.
Tot aan de bewijsopdracht heeft [geïntimeerde] de stelling ingenomen dat tussen partijen was afgesproken dat de gehele letselschade-uitkering zou worden gedeeld, zoals volgens haar ook blijkt uit de eerste versie van het convenant, en dat een eventuele arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO/WIA) zou toekomen aan [appellant] , zoals volgens haar later aan de tweede versie is toegevoegd. Tijdens het verhoor heeft [geïntimeerde] voor het eerst het standpunt ingenomen dat zij de in het convenant opgenomen bepaling aldus uitlegt dat het deel van de letselschade-uitkering dat moet worden gezien als een arbeidsongeschiktheidsuitkering niet zou worden gedeeld, en de rest wel. De zinsnede ‘Indien de man n.a.v. dit ongeval een arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgt, dan valt dit geheel aan de man’ ziet in deze lezing van [geïntimeerde] dus niet op een door [appellant] te ontvangen WAO- of WIA-uitkering, zoals zij eerder steeds heeft betoogd.
De nieuwe uitleg van [geïntimeerde] heeft het hof niet kunnen betrekken bij zijn eerdere oordeel en beslissing omtrent het geven van een bewijsopdracht aan [geïntimeerde] . Een beroep op die uitleg is bovendien in strijd met de zogenoemde tweeconclusieregel, waardoor het hof niet toekomt aan een beoordeling ervan.
De uitleg die [geïntimeerde] voordien aan de bepaling heeft gegeven en waarvoor de bewijsopdracht is verstrekt, is mede als gevolg van deze wisseling van standpunten niet aannemelijk geworden. Haar tegenstrijdige verklaringen (noch de ene versie, noch de andere) vindt geen steun in ander bewijs, bijvoorbeeld in de getuigenverklaring van [appellant] .
De verklaring die [appellant] wel geeft, is bovendien plausibel en consistent. Die uitleg vindt juist wel steun in de mail van mr. Sipma.
2.4
[appellant] is toegelaten tot het bewijs dat zijn arbeidsongeschiktheid als gevolg van het ongeval is ontstaan. Hij heeft zichzelf als getuige opgeroepen, en ook voor hem geldt dat zijn verklaring als getuige op grond van art. 164 Rv een beperkte bewijskracht heeft. [appellant] heeft als volgt verklaard.
( ... ) Toen wij gingen scheiden moest er een convenant komen. Die hebben wij van internet geplukt en ingevuld. Wij zijn daarmee naar meester Sipma gegaan. Die heeft wat wijzigingen voorgesteld. Hij stelde voor bij een WIA of een ander soort uitkering de letselschade uitkering aan mij te laten toekomen. Er was toen nog geen sprake van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dat was wel waar meester Sipma voor waarschuwde. Later kunnen er toch gebreken komen. Meester Sipma heeft het convenant aangepast.
Over de computer crash kan ik mij niet zoveel meer herinneren. ( ... )
Meester Sipma wees mij erop dat wanneer ik zou worden afgekeurd, mijn inkomen omlaag zal gaan en ik geen pensioen zou opbouwen. Dat een WIA-uitkering niet kan worden gedeeld hoorde ik pas later.
Ten tijde van het tekenen van het convenant werkte ik halve dagen, voor de andere halve dagen ontving ik een WW-uitkering. Ik ben toen bij een kennis gaan werken die hulp nodig had. Na ongeveer een halfjaar werd mijn schouder steeds minder en heb ik mij ziekgemeld.
Voor wat betreft mijn psychische klachten kan ik u liet volgende vertellen. Ik ben boos door de manier waarop je als oudere werknemer aan de kant gezet wordt. Je hoeft niet eens te solliciteren, want je maakt geen kans. Ik kan niet meer werken en ik mijn hobby’s niet meer doen. Dat frustreert. En dat allemaal door een ongeluk waar je geen schuld aan hebt.
Voor de psychische klachten ben ik naar de psychiater geweest. Ik heb EMDR gehad. Dat heeft iets geholpen. Maar zolang mijn lichamelijke klachten blijven zullen de psychische klachten niet helemaal weggaan. De nachtelijke dromen zijn el weg.
Ik had hiervoor geen klachten aan mijn schouder. Die klachten zijn allemaal door het ongeluk gekomen. Er is geconstateerd door een dokter dat mijn schouder stuk was.
Op vragen van mr. Van der Meulen antwoord ik liet volgende:
Wij zijn een keer bij meester Sipma geweest. Ik kan mij niet herinneren of wij vooraf het concept vooraf aan hem hebben toegestuurd. Tijdens het gesprek heeft hij wijzigingen voorgesteld. De laatste volzin van artikel 6 wordt toegevoegd aan artikel 6 van het convenant. Die wijziging week af van ons internet exemplaar.
Ik heb een mail gestuurd aan meester Sipma. Ik vroeg aan hem een uitleg over de toevoeging aan artikel 6. Ik wilde weten wat hij ermee bedoelde. Hij schreef terug: de gehele letselschade uitkering valt aan de man. Ik heb dit vooraf niet met mevrouw [geïntimeerde] besproken.
Mijn medische gegevens liggen bij meester Pieters. Ik ben bij professor [naam1] in [plaats] geweest voor een keuring bij het UWV en voor een letselschade uitkering. De rapportage ligt bij meester Pieters. Daar heb ik het ingeleverd.
Op vragen van mr. Hofstra antwoord ik het volgende:
Of wij destijds op zoek waren naar een mediator of advocaat weert ik niet precies. De meeste aanbieders zijn zowel advocaat als mediator. In ieder geval stond er meester voor de naam van Sipma, dus ik ging er vanuit dat hij het goed kon regelen. Of wij een mediation overeenkomst hebben getekend kan ik mij niet herinneren.
Ik weet niet precies meer wiens pc er is gecrasht. Het kan zijn dat het de onze maar ik woonde toen niet meer in huis. Het enige wat ik nog weet is dat het vertraging heeft opgeleverd.
Wie uiteindelijk de aanpassing heeft getypt weet ik niet meer. Ik heb via de Post de tweede versie ontvangen die door mij is getekend. Of deze mij is toegezonden door mevrouw of meester Sipma weet ik niet meer.
De door mij overgelegde mail aan meester Sipma heb ik verstuurd op het moment dat ik de letselschade uitkering ontving, Op uw vraag of ik de mail heb gestuurd toen ik uw brief heb ontvangen antwoord ik bevestigend.
Meester Sipma heeft het ook over de verevening van de pensioenrechten gehad. Ik wilde de pensioenen tegen elkaar wegstrepen. Achteraf bleek dit niet zo te gaan.
U houdt mij voor dat bij mijn uitkeringsverleden de WW-uitkering die ik ten tijde van het tekenen van het convenant ontving niet staat vermeld. Ik heb geen idee hoe dit zit. Ik kan mij hebben vergist. Ik werkte toen via een uitzendbureau.
Ik heb geen medische stukken overgelegd omdat die stukken bij meester Pieters liggen.
Ik ben in 2013 naar Hongarije verhuisd. Dit was met toestemming van de uitkeringsinstantie. Het klimaat is daar beter voor mijn schouder en ik had er het geld voor.
2.5
De verklaring van [appellant] over het ‘causale’ verband tussen zijn arbeidsongeschiktheid en het ongeval is onderbouwd met een rapport van een arbeidsdeskundig onderzoek van het UWV van 19 april 2016. Uit dit rapport blijkt dat [appellant] zwaar beperkt is in het gebruik van zijn linkerarm, die letsel heeft opgelopen bij het ongeval, en dat er voortkomend uit het ongeval psychische klachten zijn ontstaan. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80-100%. Het hof is op basis hiervan van oordeel dat voldoende vaststaat dat de arbeidsongeschiktheid van [appellant] voortkomt uit het ongeval. Dat [appellant] na het ongeval nog enige tijd heeft geprobeerd werkzaam te blijven, maakt dit oordeel niet anders. Daarnaast blijkt ook uit de beschikbare stukken van de letselschadeadvocaat dat [appellant] als gevolg van het ongeval beperkingen en pijnklachten heeft, en dat hij kampt met psychische problemen.
3 De slotsom
3.1.
Het voorgaande leidt er toe dat het vonnis van de rechtbank van 20 december 2017 wordt vernietigd en dat de vorderingen van [geïntimeerde] zullen worden afgewezen.
3.2.
Gelet op de omstandigheid dat partijen gewezen echtelieden zijn en het geschil hieruit voortvloeit, zullen de kosten van het hoger beroep, waaronder begrepen de kosten van het incident, worden gecompenseerd zoals hierna vermeld. ECLI:NL:GHARL:2021:10634