Hof Amsterdam 250314 onderhoudsplichtig whiplash-slachtoffer had met stukken moeten onderbouwen waaraan hij schadevergoeding heeft besteed
- Meer over dit onderwerp:
Hof Amsterdam 250314 onderhoudsplichtig whiplash-slachtoffer had met stukken moeten onderbouwen waaraan hij schadevergoeding heeft besteed
4
Beoordeling van het hoger beroep
4.1.
Aan de orde is de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Partijen zijn verdeeld over de draagkracht van de man, alsmede de ingangsdatum van een eventueel door de man te betalen gewijzigde kinderbijdrage. De door de rechtbank vastgestelde behoefte van de kinderen van € 344,- per kind per maand per 1 januari 2010 is niet in geschil en staat derhalve vast.
Ingangsdatum
4.2.
Het hof zal, evenals de rechtbank, de verplichting van de man om een bijdrage ten behoeve van de kinderen te betalen beoordelen per 1 oktober 2010 nu (de man met ingang van die datum gestopt is met het betalen van een bijdrage en) ook partijen van deze beoordelingsdatum uitgaan.
Draagkracht man
4.3.
De man stelt, kort gezegd, dat hij met ingang van 1 oktober 2010 niet in staat is een kinderbijdrage te voldoen van € 500,- per maand door een inkomensterugval als gevolg van het verkeersongeval waar hij in 2007 bij betrokken is geraakt. De schadevergoeding die de man naar aanleiding van dit ongeval ontvangen heeft was bestemd om de enorme inkomensterugval op te vangen, maar was hiervoor niet toereikend en is deels opgegaan aan medische en andere kosten en overigens volledig opgesoupeerd, aldus de man.
De vrouw heeft de stellingen van de man gemotiveerd betwist.
4.4.
Het hof zal bij de bepaling van de draagkracht van de man uitgaan van de feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder 2.4 weergegeven, behoudens voor zover in het navolgende hiervan zal worden afgeweken. Het hof zal bij de bepaling van de draagkracht van de man rekening houden met de alleenstaandennorm en een draagkrachtpercentage van 70 hanteren.
4.5.
Gebleken is dat de man op 3 juli 2007 betrokken is geraakt bij een verkeersongeval en dat hij hierbij letsel (een whiplash) heeft opgelopen. Als gevolg hiervan is de man gedeeltelijk arbeidsongeschikt geraakt. De termijn van de arbeidsongeschiktheidsuitkering is verstreken op 1 juni 2012. De man heeft aansluitend een loongerelateerde WGA-uitkering van 59% ontvangen, hetgeen impliceert dat de man nog 41 % arbeidsgeschikt was. De man heeft in dit verband gesteld dat hij met ingang van 31 maart 2009 is aangemeld bij Rentree, dat hij in het kader van re-integratie samen met Rentree een plan heeft opgesteld om weer terug te keren naar de arbeidsmarkt, dat hij naast het re-integratieproject niet in staat was nog andere sollicitatieactiviteiten te verrichten en dat het niet mogelijk is om een WW-uitkering aan te vragen in combinatie met een WGA-uitkering, hetgeen door de vrouw is betwist. Het hof acht voldoende aannemelijk dat de man geen aanspraak kon maken op een WW-uitkering naast zijn WGA-uitkering. Ten aanzien van de verdiencapaciteit van de man overweegt het hof als volgt. Vast staat dat de man met ingang van 1 januari 2013 werkzaam is in loondienst bij [werkgever 3] en gemiddeld € 739,- bruto per maand verdient. Gelet hierop en nu niet is gebleken dat hij in de periode hieraan voorafgaand niet in staat was een dergelijk inkomen te verdienen, is het hof van oordeel dat de man in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 1 januari 2013 een verdiencapaciteit had van in ieder geval € 739,- bruto per maand en dat van hem verwacht mocht worden dat hij deze verdiencapaciteit, naast zijn WGA-uitkering, ook had benut.
4.6.
Voorts staat vast dat de man als gevolg van het ongeval in 2007 een schadevergoeding heeft ontvangen van Univé van in totaal € 127.500,-. Dit bedrag is in de periode van februari 2008 tot en met juli 2010 uitgekeerd in de vorm van voorschotten van in totaal € 27.500,- en in januari 2011 is een slotuitkering van € 100.000,- gevolgd. Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat de man onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waar hij de schadevergoeding aan besteed heeft. De man heeft ter zitting in hoger beroep weliswaar verklaard dat hij de vergoeding heeft besteed aan onder meer medische behandelingen, een auto, kosten aan zijn woning, pensioen en aanvulling op de WGA-uitkering maar hij heeft dit niet onderbouwd met stukken, hetgeen gelet op de betwisting door de vrouw wel op zijn weg had gelegen. Met inachtneming van de door de man te ontvangen WGA-uitkering, alsmede zijn verdiencapaciteit van € 739,- bruto per maand en de door de man te ontvangen pensioenuitkering van Zwitserleven, gaat het hof er dan ook vanuit dat de man in de periode van 1 oktober 2010 tot 1 januari 2013 zijn inkomensterugval met de schadevergoeding heeft kunnen opvangen en zijn inkomen heeft kunnen aanvullen tot het inkomen dat de man genoot ten tijde van het tot stand komen van het convenant waarbij partijen een kinderbijdrage van € 500,- zijn overeengekomen. Hiervan uitgaande is het hof van oordeel dat de man met ingang van 1 oktober 2010 tot 1 januari 2013 in staat moet worden geacht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 500,- per maand te voldoen. De bestreden beschikking zal dan ook in zoverre worden bekrachtigd.
De man heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij thans twintig uur per week werkt op basis van het minimumloon, dat hij weliswaar hoopt op een uitbreiding van zijn contract maar dat hierover geen zekerheid bestaat en voorts dat hij geen spaargeld heeft. Het hof overweegt dat de man voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij met ingang van 1 januari 2013 doet wat in zijn vermogen ligt om een zo hoog mogelijk inkomen te verwerven en dat hij, uitgaande van zijn inkomsten en zijn lasten, niet in staat kan worden geacht enige bijdrage te voldoen in de kosten van de kinderen. Het hof gaat er hierbij vanuit dat de man de schadevergoeding op 1 januari 2013 heeft opgesoupeerd om zijn inkomen tot niveau van voor het ongeval aan te vullen. De door de man te betalen kinderbijdrage zal dan ook met ingang van 1 januari 2013 op nihil worden gesteld. ECLI:NL:GHAMS:2014:1713