Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Den Bosch 010708 Vraag of schuld uit onrechtmatige daad een verknochte schuld is.

Hof Den Bosch 010708 Vraag of schuld uit onrechtmatige daad een verknochte schuld is.
4.7.1. De man heeft op 26 oktober 2001 als bestuurder van een auto, onder invloed van alcohol, na een achtervolging door de politie een ongeluk veroorzaakt waardoor schade is ontstaan aan politiewagens. De W.A. verzekeraar van de man, Polis Direct B.V., hierna te noemen: Polis Direct, heeft de door het ongeluk veroorzaakte schade vergoed en van de man terug- betaling van het ter zake uitgekeerde bedrag gevorderd. Tussen partijen staat vast dat de aldus ontstane schuld van de man aan Polis Direct op 23 juli 2003 een bedrag van € 10.409,03 betrof.

4.7.2. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 27 juli 2005 (rov. 3.7 tot en met 3.9) de stelling van de vrouw verworpen dat de schuld aan Polis Direct een aan de man verknochte schuld zou zijn. Voorts ziet de rechtbank evenmin, op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid, aanleiding om toepassing van de hoofdregel van artikel 1:100 B.W. achterwege te laten, zoals de vrouw subsidiair heeft gesteld. In het eindvonnis van 1 november 2006 heeft de rechtbank de schuld aan Polis Direct aan de man toebedeeld, met verrekening van de helft van voornoemd bedrag met de vrouw.

4.7.3. De vrouw kan zich niet verenigen met voornoemde beslissingen van de rechtbank. Zij stelt zich, kort samengevat, op het standpunt dat de schuld aan Polis Direct een aan de man verknochte schuld is die niet in de te verdelen huwelijks- goederengemeenschap valt, omdat de schuld is ontstaan als gevolg van een onrechtmatig handelen van de man. Voorts voert zij een aantal feiten en omstandigheden aan, die met zich zouden brengen dat de schuld op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid als privéschuld van de man aangemerkt dient te worden, subsidiair tot het oordeel dienen te leiden dat verdeling van voornoemde gemeenschap bij helfte onaanvaardbaar zou zijn. Tot slot beroept de vrouw zich op analogische toepassing van artikel 1:125 B.W. De man acht de beslissingen van de rechtbank juist.

4.7.4. Vooropgesteld dient te worden dat partijen in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Ingevolge de hoofdregel van artikel 1:94 lid 1 B.W. omvat deze gemeenschap alle goederen en schulden van de echtgenoten.
Artikel 1:94 lid 3 B.W. maakt hierop een uitzondering, in die zin dat goederen en schulden die aan een der echtgenoten op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn slechts in de gemeenschap vallen voor zover de verknochtheid zich hiertegen niet verzet. Of een goed op bijzondere wijze aan een der echtgenoten verknocht is en, zo ja, in hoeverre die verknochtheid zich ertegen verzet dat het goed in de gemeenschap valt, hangt af van de aard van het goed zoals deze aard mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald (HR 24 oktober 1997, NJ 1998/693).

4.7.5. Anders dan de rechtbank, is het hof van oordeel dat voor de bepaling van de aard van de schuld aan Polis Direct de onrechtmatigheid van de gedraging van de man jegens de politie van belang is. De schuld van de man aan Polis Direct is immers een direct gevolg van dit onrechtmatig handelen van de man. De eerste grief van de vrouw slaagt derhalve in zoverre, maar dit kan haar gelet op het navolgende niet baten.

4.7.6. Het enkele gegeven dat de schuld aan Polis Direct is ontstaan als direct gevolg van een onrechtmatig handelen van de man, acht het hof onvoldoende om de schuld als een aan man verknochte schuld aan te merken. Dit zou immers niet in overeenstemming zijn met het wettelijk stelsel van de algehele gemeenschap van goederen, terwijl voorts in dat geval niet in valt te zien waarom in de wet een aantal bepalingen zijn opgenomen, die voorzien in de bescherming van de andere echtgenoot tegen de gevolgen van een dergelijk handelen (bijvoorbeeld artikel 1:109 B.W. - opheffing van de gemeenschap - en 1:164 B.W. – schadevergoeding bij benadeling van de gemeenschap). De vrouw heeft overigens nagelaten haar stelling, dat de aard van de schuld er toe dient te leiden dat de schuld op bijzondere wijze aan de man is verknocht, te onderbouwen. De inhoud van de door de vrouw in het geding gebrachte publicaties kunnen niet als een dergelijke onderbouwing worden aangemerkt.

4.7.7. De vrouw stelt voorts dat de eisen van redelijkheid en billijkheid er toe dienen te leiden dat de schuld aan Polis Direct als privéschuld van de man dient te worden aangemerkt, dit gelet op de huwelijksproblemen van partijen, het feit dat partijen geen gezamenlijke huishouding meer voerden ten tijde van de achtervolging en het gegeven dat het de man meerdere malen is verboden om auto te rijden. Het hof volgt de vrouw in deze stelling niet. Bij de beantwoording van de vragen of een goed op bijzondere wijze aan een der echtgenoten verknocht is en, zo ja, in hoeverre die verknochtheid zich ertegen verzet dat het goed in de gemeenschap valt zijn de redelijkheid en billijkheid reeds verdisconteerd door de invloed die worden toegekend aan de maatschappelijke opvattingen (HR 3 november 2006, NJ 2008/257).

4.7.8. Tot slot heeft de vrouw nog gesteld dat de eisen van redelijkheid en billijkheid een afwijking van de hoofdregel van artikel 1:100 B.W. (de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap bij helfte) rechtvaardigen. Ingevolge standaard jurisprudentie (zie bijvoorbeeld HR 27 juni 2003, NJ 2003/524) is afwijking van voornoemde hoofdregel - behoudens in (het zich in onderhavige kwestie niet voordoende) geval van een echtscheidingsconvenant - niet geheel uitgesloten doch kan niet dan in zeer uitzonderlijke omstandigheden worden aangenomen. De door de vrouw aangevoerde omstandigheden, zoals hiervoor verwoord in rov. 4.7.6 en 4.7.7, kunnen naar het oordeel van het hof, afzonderlijk noch in onderlinge samenhang bezien, als dergelijke zeer uitzonderlijke omstandigheden worden aangemerkt.

4.7.9. Vorenstaande leidt tot de conclusie dat de schuld van de man aan Polis Direct ingevolge de hoofdregel van artikel 1:94 lid 1 B.W. in de algehele gemeenschap van goederen valt. Het hof merkt nog op dat de door de vrouw bepleite analogische toepassing van artikel 1:125 B.W. geen steun vindt in het recht.

4.7.10. De eerste grief van de vrouw faalt derhalve voor het overige, evenals de grieven 2, 3 en 8. De beslissing van de rechtbank met betrekking tot de schuld van de man aan Polis Direct zal dan ook – onder verbetering van de gronden waarop de beslissing berust – in het in deze te wijzen eindarrest worden bekrachtigd. LJN BD 8635