Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 050717 verdeling gemeenschap van goederen; verknochtheid uitkering levensverzekering Holocaust-slachtoffers

Rb Amsterdam 050717 verdeling gemeenschap van goederen; verknochtheid uitkering levensverzekering Holocaust-slachtoffers

Aandeel vrouw in nalatenschap

4.4.10. 
De vrouw stelt dat de uitkeringen die zij heeft en zal ontvangen van de Stichting Individuele Verzekeringsaanspraken Sjoa als verknocht dienen te worden aangemerkt, zodat deze uitkeringen geen onderdeel uitmaken van de tussen partijen te verdelen gemeenschap van goederen. De man betwist dat de voornoemde uitkeringen verknocht zijn aan de vrouw.

4.4.11. 
Uit de rechtspraak betreffende verknochtheid blijkt dat van verknochtheid alleen sprake is in zeer uitzonderlijke gevallen. Het gaat er daarbij om of de aard van het goed maakt dat de verknochtheid zich ertegen verzet dat deze in de gemeenschap valt. In dit geval gaat het om (geringe) geldbedragen die de vrouw in 2009 heeft ontvangen en een geldbedrag dat de vrouw nog moet ontvangen van de Stichting Individuele Verzekeringsaanspraken Sjoa, zijnde een stichting die zich bezig houdt met het uitbetalen van niet-uitgekeerde levensverzekeringen van Joodse Holocaust-slachtoffers.
De rechtbank is van oordeel dat de aard van de (geringe) uitkeringen die de vrouw in 2009 heeft ontvangen – uitkering van een levensverzekering –, op zich geen aanleiding vormt om te bepalen dat deze bedragen geheel aan haar verknocht zouden zijn. Voornoemde uitkeringen worden dan ook geacht te zijn ontvangen ten bate van de gemeenschap en op te zijn gegaan in deze gemeenschap.
Ten aanzien van de nog door de vrouw te ontvangen uitkering, merkt de rechtbank op dat deze – nu deze ruim na de peildatum zal worden uitgekeerd – geen onderdeel uitmaakt van de tussen partijen te verdelen gemeenschap van goederen. De rechtbank behoeft dan ook geen beslissing te nemen ten aanzien van deze uitkering. ECLI:NL:RBAMS:2017:4660