Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 020524 bedrijfsongeval; verzoek ex 843a gedeeltelijk toegewezen; AVG staat niet in de weg aan toewijzing NAW-gegevens wn-ers

RBGEL 020524 bedrijfsongeval; verzoek ex 843a gedeeltelijk toegewezen; AVG staat niet in de weg aan toewijzing NAW-gegevens wn-ers

In vervolg op:
RBGEL 150923 arbeidsongeval; is sprake van schade in de uitoefening van zijn werkzaamheden; nadere bewijsvoering nodig

2De feiten

2.1.

[verzoeker] wordt vanaf 3 januari 2018 op grond van een detacheringsovereenkomst te werk gesteld bij [verweerder sub 1] als productiemedewerker.

2.2.

[verweerder sub 2] is de aansprakelijkheidsverzekeraar van [verweerder sub 1] .

2.3.

[verzoeker] start een deelgeschil bij deze rechtbank (9937530 \ AZ VERZ 22-21) waarin onder meer beoordeeld moet worden of [verweerders] aansprakelijk is voor de door [verzoeker] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van een bedrijfsongeval op 14 november 2020 bij [verweerder sub 1] . Op 15 september 2022 wordt het verzoek van [verzoeker] bij beschikking afgewezen. In de beoordeling staat voor zover van belang:

“Hoewel op basis van de door [verzoeker] overgelegde medische stukken aannemelijk is geworden dat hij op enig moment voor 17 november 20202 ernstig letsel aan zijn schouder heeft opgelopen, is niet (voorshands) bewezen of aannemelijk geworden dat hij dit letsel tijdens zijn werk bij [verweerder sub 1] heeft opgelopen.

4.9.

Voor de beoordeling van de vraag of [verzoeker] op 14 november 2020 schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden bij [verweerder sub 1] en zo ja, of [verweerders] daarvoor aansprakelijk zijn, zal, gelet op de uitdrukkelijke betwisting door [verweerders] , nadere bewijsvoering nodig zijn, in de vorm van (meerdere) getuigenverhoren en/of deskundigenbericht(en).”

3Het verzoek en het verweer

3.1.

[verzoeker] verzoekt – samengevat – bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:

1) [verweerder sub 1] te bevelen de bescheiden te verstrekken die betrekking hebben op het toedrachtsonderzoek, waaronder:

a. een kopie van het toedrachtsrapport;

b. telefoonnotities/verslagleggingen van de gesprekken tussen [naam 1] en [naam 2] ;

c. beeldmateriaal (foto’s/video’s);

d. alle informatie die ziet op de wetenschap van [naam 2] en [naam 1] van het bedrijfsongeval;

e. informatie over en uitslagen van het toedrachtsonderzoek dat door [naam 1] is uitgevoerd en de besluitvorming achteraf om het rapport niet aan [verzoeker] te verstrekken;

2) [verweerder sub 1] te bevelen om afschriften te verstrekken van uitdraaien van gemaakte uren, authentieke loonstrookjes, werkbriefjes/urenbriefjes/e-mailberichten, werkroosters, dan wel andere geautomatiseerde stukken waaruit de omvang van de door [verzoeker] gemaakte uren blijkt;

3) [verweerder sub 1] te bevelen een afschrift te verstrekken van alle camera’s, zowel binnen als buiten, met betrekking tot het bedrijfsongeval en schriftelijk bewijs van vernietiging van de camerabeelden te verstrekken waaruit blijkt wanneer, op welke wijze, in wiens opdracht en aan de hand van welke wettelijke bepalingen over de bewaartermijn de beelden niet meer beschikbaar zijn;

4) [verweerder sub 1] te bevelen een afschrift te verstrekken van het reparatierapport van de werkvloer of een afschrift van de verrichte reparatiewerkzaamheden na het bedrijfsongeval;

5) [verweerders] te bevelen de NAW-gegevens en de geboortedata te verstrekken van:

a. een Poolse medewerker;

b. een Marokkaanse medewerker;

c. de heer [naam 3] (productiemanager [verweerder sub 1] );

d. de heer [naam 4] (bakkerijmanager);

e. de heer [naam 5] (teamchef [verweerder sub 1] );

f. mevrouw [naam 1] (toedrachtsonderzoeker);

g. mevrouw [naam 2] ( [verweerder sub 2] );

h. de heer [naam 6] ( [verweerder sub 1] );

i. de heer [naam 7] ( [verweerder sub 2] );

6) te bepalen dat [verweerders] een dwangsom verbeurt van € 10.000,- per dag of gedeelte van een dag wanneer zij na de zevende dag van betekening van de beschikking met het verstrekken van het voornoemde in gebreke blijft;

7) [verweerders] in de proceskosten te veroordelen.

3.2.

[verzoeker] legt aan zijn verzoek, kort gezegd, het volgende ten grondslag. Op 14 november 2020 is [verzoeker] een bedrijfsongeval overkomen als gevolg waarvan hij ernstig letsel heeft opgelopen. Voor de nadere onderbouwing van de aansprakelijkheid en schadeplichtigheid van [verweerders] heeft hij de onder r.o. 3.1. gevraagde bescheiden en/of materialen nodig. Deze strekken tot bewijslevering in de door [verzoeker] beoogde bodemprocedure tot vergoeding van de door hem geleden en nog te lijden schade. Aan de vereisten van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), waarop [verzoeker] zich beroept, is volgens hem voldaan.

3.3.

[verweerders] voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [verzoeker] , dan wel tot afwijzing van zijn verzoeken. Op haar stellingen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4De beoordeling

Toetsingskader

4.1.

Op grond van artikel 843a lid 1 Rv kan een partij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Op basis van dit artikel is een vordering tot inzage van stukken of afgifte van bescheiden toewijsbaar wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: (1) er moet sprake zijn van een rechtmatig belang, (2) de vordering heeft betrekking op bepaalde bescheiden, (3) er moet sprake zijn van een rechtsbetrekking en (4) en degene van wie de bescheiden worden gevorderd, moet deze tot zijn beschikking of onder zijn berusting hebben.

4.2.

Hieronder wordt per categorie beoordeeld of aan bovenstaande vereisten is voldaan en of [verweerders] de gevraagde bescheiden aan [verzoeker] moet verstrekken.

Toedrachtsrapport en bescheiden die daarop betrekking hebben

4.3.

De kantonrechter is van oordeel dat ten aanzien van het toedrachtsrapport en het verzochte beeldmateriaal is voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv en [verweerder sub 1] deze bescheiden aan [verzoeker] moet verstrekken en overweegt daartoe als volgt.

4.3.1.

Tussen partijen is in geschil of [verzoeker] schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden bij [verweerder sub 1] op 14 november 2020 en zo ja, of [verweerders] daarvoor aansprakelijk is. [verzoeker] stelt dat hij voor nadere onderbouwing van die aansprakelijkheid en schadeplichtigheid een afschrift van voornoemde bescheiden nodig heeft. In het toedrachtsrapport heeft mevrouw [naam 1] , die onderzoek heeft gedaan naar de toedracht van het bedrijfsongeval, haar bevindingen vastgelegd. Verder bestaat ook het risico dat de bodemrechter een oordeel zal vormen dat niet gebaseerd is op alle feiten, aldus [verzoeker] . De kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker] daarmee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat deze bescheiden hem kunnen baten en tot bewijslevering kunnen strekken voor de vaststelling van de eventuele aansprakelijkheid en schadeplichtigheid van [verweerder sub 1] . Met het oog op de beschikking van 15 september 2022, zoals geformuleerd in r.o. 2.3., acht de kantonrechter de vordering niet prematuur, zoals door [verweerder sub 1] is aangevoerd.

4.3.2.

Verder gaat het om bepaalde bescheiden. Het betreft het toedrachtsrapport en het in dat kader gemaakte beeldmateriaal, dat mogelijk ook in het dat rapport is opgenomen.

Ook is sprake van een rechtsbetrekking tussen [verzoeker] en [verweerder sub 1] . Deze vloeit voort uit de door [verzoeker] gestelde schadevordering op [verweerder sub 1] als gevolg van het gestelde bedrijfsongeval.

Verder is gesteld noch gebleken dat [verweerder sub 1] geen beschikking zou hebben over het toedrachtsrapport en het beeldmateriaal dat in kader van het toedrachtonderzoek is gemaakt. Aan alle voorwaarden is voldaan. In beginsel moet [verweerder sub 1] dan ook een afschrift van het toedrachtsrapport en het beeldmateriaal aan [verzoeker] verstrekken, tenzij gewichtige redenen zijn daaraan in de weg staan of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde bescheiden is gewaarborgd (artikel 843a lid 4 Rv).

4.3.3.

Volgens [verweerder sub 1] is het verstrekken van het toedrachtsrapport en het beeldmateriaal in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). De kantonrechter is van oordeel dat, voor zover er al sprake is van vertrouwelijke en persoonlijke informatie, dat niet aan het verstrekken van de stukken in de weg kan staan. In het rapport staan de bevindingen aangaande het gestelde bedrijfsongeval. Het belang van [verweerder sub 1] om de verdediging in vrijheid en beslotenheid voor te bereiden, dient te wijken voor de belangen van [verzoeker] bij waarheidsvinding. Daarnaast ligt het recht op bewijslevering ook besloten in het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM. Daaraan mag de omstandigheid dat één van partijen over een (mogelijk) substantieel betere bewijspositie beschikt niet in de weg staan. Andere gewichtige redenen die zich verzetten tegen het verstrekken van deze bescheiden zijn gesteld noch gebleken.

4.3.4.

Afschriften van het toedrachtsrapport en het beeldmateriaal dat daarbij hoort moeten dus ter beschikking van [verzoeker] worden gesteld.

4.4.

De verzoeken tot het verstrekken van de overige bescheiden, zoals geformuleerd in r.o. 3.1. onder 1.b, 1.d, en 1.e, worden afgewezen. Deze gevraagde bescheiden zijn te onbepaald of bevatten vertrouwelijke gegevens waarbij de belangen van [verweerder sub 1] zwaarder wegen dan die van [verzoeker] . Bovendien valt niet in te zien wat deze bescheiden toevoegen aan de bewijslevering van [verzoeker] voor het bestaan van het gestelde bedrijfsongeval naast het toedrachtsrapport en het beeldmateriaal, die wel door [verweerder sub 1] moeten worden verstrekt.

 

Bescheiden waaruit de omvang van de uren blijkt

4.5.

[verweerder sub 1] heeft bij verweerschrift een overzicht van het kloksysteem aan [verzoeker] verstrekt, waarop staat dat [verzoeker] op 15 november 2020 heeft in- en uitgeklokt bij de bakkerij. [verzoeker] stelt dat hij op die dag niet heeft gewerkt vanwege het bedrijfsongeval van de dag ervoor. [verzoeker] trekt daarom het verstrekte overzicht in twijfel en verzoekt om verstrekking door [verweerder sub 1] van afschriften van uitdraaien van gemaakte uren, authentieke loonstrookjes, werkbriefjes/urenbriefjes, e-mailberichten en werkroosters, waaruit de omvang van de gemaakte uren blijkt. Dit verzoek wordt afgewezen. [verweerder sub 1] heeft een e-mailbericht overgelegd d.d. 31 januari 2024 van [naam 8] , werkzaam bij ATPS Software, de leverancier van het kloksysteem. Daarin staat voor zover van belang: “Medewerker [verzoeker] heeft op de vermelde dagen (14-11-2020 t/m 16-11 2020) met de ATPS badge zichzelf ingeklokt op de tijdregistratie klokken en heeft ook zichzelf toegang verschaft door het aanbieden van de badge op de toegangslezers. Uit onderstaande screenshots kan ik met 100% zekerheid zeggen dat hier sprake is van originele en dus niet gewijzigde boekingen/kloktijden.” Gelet op deze reactie ziet de kantonrechter geen aanleiding om de betrouwbaarheid van het verstrekte afschrift van het kloksysteem in twijfel te trekken. Bovendien is de omschrijving van de gevraagde bescheiden te ruim en voldoet daarmee niet aan het tweede vereiste.

Afschrift van de camerabeelden en bewijs van vernietiging van de camerabeelden

4.6.

De kantonrechter wijst dit deel van het verzoek af. [verweerder sub 1] heeft onweersproken aangevoerd dat de camera’s gebruikt worden voor het productieproces, zodat fouten daarin kunnen worden ontdekt en indien nodig worden hersteld en verder dat deze beelden na twee weken worden overschreven. Daarmee is voldoende aannemelijk geworden dat de camerabeelden niet meer beschikbaar zijn. Dat betekent dat niet is voldaan aan het vierde vereiste. Het verstrekken van een bewijs van vernietiging wordt afgewezen wegens het ontbreken van een rechtmatig belang. [verzoeker] betoogt dat vanwege tegenstrijdige uitspraken over de camera’s betwijfeld kan worden of de camerabeelden daadwerkelijk (binnen twee weken) zijn vernietigd. Die stelling is onvoldoende ingevuld om te kunnen oordelen dat [verzoeker] een direct en concreet voor zijn rechtspositie relevant belang heeft. Bovendien heeft [verzoeker] niet toegelicht waarom hij dit stuk nodig heeft ter onderbouwing van zijn vordering.

Bescheiden reparatie vloer

4.7.

Ook dit onderdeel van het verzoek wordt afgewezen. [verweerder sub 1] heeft aangevoerd dat er verschillende monteurs voor haar werken die reparaties uitvoeren, waaronder de vloer van de bakkerij. Deze reparaties vallen onder ‘gewoon’ onderhoud en daarvan worden geen rapporten opgesteld, dan wel gespecificeerde stukken over bijgehouden. Zij kan dus niet aan dit verzoek voldoen, aldus [verweerder sub 1] . Volgens [verzoeker] is dit een vreemde gang van zaken, maar daarmee heeft hij niet weersproken dat [verweerder sub 1] de gevraagde bescheiden niet onder zich heeft. Dat betekent dat voldoende aannemelijk is geworden dat [verweerder sub 1] niet over de gevraagde bescheiden beschikt en daarmee niet is voldaan aan alle voorwaarden voor toewijzing van het verzoek.

 

NAW-gegevens

4.8.

Het rechtmatig belang van [verzoeker] is erin gelegen dat hij zonder de NAW-gegevens (inclusief de geboortedata) niet in staat is om bewijs te leveren van het schade brengende bedrijfsongeval. Hij hoopt op deze manier getuigen te achterhalen. [verzoeker] heeft dus belang bij toewijzing van deze vordering. [verweerders] voert aan dat het verzoek prematuur is ingesteld, maar dat standpunt wordt niet gevolgd, gelet op de beschikking van deze rechtbank van 15 september 2022, geformuleerd in r.o. 2.3. Aan het eerste vereiste is voldaan.

4.8.1.

Dat geldt ook voor het tweede vereiste. Het gaat om bepaalde bescheiden, namelijk de registratie van de naam, het adres, de woonplaats en de geboortedatum van (voormalig) medewerkers van [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2] en de persoon die het onderzoek heeft gedaan naar de toedracht van het bedrijfsongeval en het rapport heeft opgesteld. [verweerder sub 1] voert nog aan dat ten aanzien van de gevraagde NAW-gegevens van de Poolse en Marokaanse medewerker niet aan dit vereiste is voldaan, omdat volgens haar niet duidelijk is welke personen [verzoeker] hiermee bedoelt. De kantonrechter meent zich uit het deelgeschil te herinneren dat er op de dag van het vermeende bedrijfsongeval weinig personeel werkzaam was. Het moet daarom voor [verweerder sub 1] eenvoudig te achterhalen zijn welke medewerkers die dag hebben gewerkt en of zij een Poolse en/of Marokaanse etnische afkomst hebben.

4.8.2.

Verder vloeit de rechtsbetrekking tussen [verzoeker] en [verweerders] voort uit de door [verzoeker] gestelde schadevordering op [verweerders] als gevolg van het bedrijfsongeval.

Voorts is aangevoerd noch gebleken dat [verweerders] geen beschikking zou hebben over de NAW-gegevens. Dat betekent dat is voldaan aan alle vereisten die artikel 843a Rv stelt en [verweerders] deze gegevens in beginsel moet verstrekken, tenzij er sprake is van een uitzondering als genoemd in lid 4 van voornoemd artikel.

4.8.3.

In dat kader voert [verweerders] aan dat NAW-gegevens zijn te kwalificeren als persoonsgegevens in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG). De vordering voldoet volgens haar niet aan artikel 6 lid 1 sub f AVG, omdat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen waarvan de NAW-gegevens worden gevraagd, zwaarder weegt dan het belang van [verzoeker] om deze personen te horen over een vermeend bedrijfsongeval. Naar het oordeel van de kantonrechter staat het bepaalde in de AVG niet aan toewijzing van de vordering tot verstrekking van de NAW-gegevens in de weg. [verzoeker] heeft, zoals in r.o. 4.8. is geoordeeld, een rechtmatig belang in de zin van artikel 843a Rv bij het verkrijgen van de NAW-gegevens. De verwerking van de persoonsgegevens is om die reden noodzakelijk voor [verzoeker] . Daarnaast volgt uit artikel 9 AVG dat de verwerking van medische- en persoonsgegevens waaruit – onder meer – ras, etnische afkomst of politieke opvattingen blijken, verboden is, tenzij de verwerking noodzakelijk is voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering of wanneer gerechten handelen in het kader van hun rechtsbevoegdheid. In onderhavig geschil is voornoemd artikel niet expliciet van toepassing, omdat het gaat om de verwerking van NAW-gegevens, maar hieruit kan wel worden afgeleid dat zelfs verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens is toegestaan wanneer deze noodzakelijk is voor het instellen van een rechtsvordering. In onderhavige zaak heeft [verzoeker] (slechts) de NAW-gegevens en geboortedata nodig voor het oproepen van desbetreffende personen om als getuigen te worden gehoord. Verder zijn dit geen bijzondere persoonsgegevens. De gegevens zijn opgenomen in de Basisregistratie Personen en kunnen door daartoe aangewezen organisaties worden geraadpleegd. De inbreuk op de privacy van de personen waarvan de NAW-gegevens worden gevraagd, is dan ook niet zwaarder dan in het geval waarin de gegevens door de gemachtigde van [verzoeker] , zonder tussenkomst van [verweerders] , zouden worden opgevraagd in de Basisregistratie Personen. De kantonrechter is daarom van oordeel dat verstrekking van deze gegevens geoorloofd is.

4.8.4.

Aangezien aan de vier vereisten is voldaan en de AVG niet aan toewijzing van de vordering in de weg staat, wijst de kantonrechter het verzoek tot het verstrekken van de NAW-gegevens en de geboortedata van de personen genoemd in r.o. 3.1. onder 5, toe.

Conclusie

4.9.

Het vorenstaande leidt tot toewijzing van de vorderingen genoemd in r.o. 3.1. onder 1a, 1c en 5. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd tot na te melden bedragen en de termijn zal iets verlengd worden om [verweerder sub 1] in de gelegenheid te stellen een en ander boven tafel te krijgen.

Proceskosten

4.10.

Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5De beslissing

De kantonrechter

5.1.

beveelt [verweerder sub 1] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis te verstrekken een afschrift van het toedrachtsrapport en het in kader van toedrachtsonderzoek gemaakte beeldmateriaal;

5.2.

beveelt [verweerders] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de NAW-gegevens en geboortedata te verstrekken van de personen vermeld in r.o. 3.1. onder 5;

5.3.

bepaalt dat [verweerder sub 1] , [verweerder sub 2] of [verweerders] een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag als zij geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft met de nakoming van voormelde veroordeling(en), tot een maximum van € 10.000,-; ECLI:NL:RBGEL:2024:3098