Rb Breda 051211 Afwijzing verzoek deskundigenonderzoek en benoeming deskundigen nu dit geen deelgeschil is.
- Meer over dit onderwerp:
Rb Breda 051211 Afwijzing verzoek deskundigenonderzoek en benoeming deskundigen nu dit geen deelgeschil is. Begroting van kosten op nihil
2. Het verzoek
2.1. [verzoeker] verzoekt de rechtbank een deskundigenonderzoek te gelasten ter beantwoording van de onder 20 van het verzoekschrift geformuleerde vragen, tot deskundigen te benoemen een neuroloog en een psychiater en NN te veroordelen tot betaling van de met het deskundigenonderzoek gemoeide kosten. Verder verzoekt [verzoeker] de door hem gemaakte kosten te begroten conform het bepaalde in artikel 1019aa Rv en NN te veroordelen tot betaling van die kosten aan [verzoeker].
2.2. NN heeft verweer gevoerd en verzocht om [verzoeker] niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, althans dat verzoek af te wijzen, met veroordeling van [verzoeker], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure.
2.3. De rechtbank zal de stellingen van partijen hierna bespreken.
3. De beoordeling
3.1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
a) Op 1 juli 2010 is [verzoeker] (geboren op 25 augustus 1984) te Tilburg aangereden door een personenauto die hem geen voorrang verleende.
b) Na het ongeval heeft [verzoeker] klachten geuit van onder meer pijn in de nek. Voorts heeft hij zich onder behandeling gesteld met psychische problemen.
c) De aansprakelijkheid waartoe de personenauto in het verkeer aanleiding kan geven, was krachtens de Wet aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen verzekerd bij NN. NN heeft aansprakelijkheid erkend voor de gevolgen van het ongeval. Zij heeft EUR 5.000,00 als voorschot op de schadevergoeding uitgekeerd.
d) Tot februari 2010 was [verzoeker] werkzaam in de horeca. Ten tijde van het ongeval kreeg [verzoeker] een bijstandsuitkering.
3.2. [verzoeker] stelt dat hij als gevolg van het ongeval letsel heeft opgelopen, bestaande in onder meer pijn van de nek, schouders, rug en armen, alsmede klachten van vermoeidheid en angsten. Hij stelt dat hij als gevolg van het letsel niet of verminderd in staat is om bepaalde activiteiten te verrichten en dat hij als gevolg hiervan schade lijdt, waaronder arbeidsvermogensschade. [verzoeker] stelt verder dat NN tijdens de onderhandelingen van partijen het causaal verband tussen enerzijds het ongeval en anderzijds het gestelde letsel en de arbeidsvermogensschade heeft betwist en dat met NN buiten rechte geen overeenstemming bereikt is over een te verrichten medische expertise ter vaststelling van de gevolgen van het ongeval voor [verzoeker]. Volgens [verzoeker] dient eerst een neuroloog benoemd te worden en daarna een psychiater. Op basis van de uitkomsten van de onderzoeken kan volgens [verzoeker] opnieuw worden bezien of en in hoeverre sprake is van enige objectivering van de klachten en beperkingen die [verzoeker] stelt als gevolg van het ongeval te ervaren. In het verzoekschrift heeft [verzoeker] een voorstel gedaan voor de door de rechtbank te benoemen neuroloog en psychiater en voor de aan deze personen voor te leggen vragen (grotendeels gebaseerd op de IWMD-vraagstelling). Hij heeft opgave gedaan van de kosten van juridische hulp en bijstand die gemoeid zijn geweest met de behandeling van het verzoek.
3.3. Volgens NN kan het gelasten van een deskundigenonderzoek niet in een deelgeschilprocedure verzocht worden en dient [verzoeker] daartoe de weg van de verzoekschriftprocedure ex artikel 202 Rv e.v. te bewandelen. NN heeft zich het recht voorbehouden om verweer te voeren indien [verzoeker] een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek indient. Verder heeft NN naar voren gebracht dat de deelgeschilprocedure geen ruimte biedt voor bewijslevering of instructie door middel van deskundigenberichten nu die procedure gericht is op een snelle beslissing. Bovendien kan het benoemen van deskundigen niet, althans niet in voldoende mate, bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, aldus NN. Wat het verzoek tot veroordeling tot betaling van de kosten van juridische hulp en bijstand betreft, heeft NN aangevoerd dat dit verzoek moet worden afgewezen omdat de deelgeschilprocedure in dit geval volstrekt onnodig of onterecht is aangewend.
3.4. De rechtbank constateert dat het verzoek van [verzoeker] tot het gelasten van een deskundigenonderzoek in wezen een verzoek betreft als bedoeld in artikel 202 lid 1 Rv. Ook [verzoeker] gaat ervan uit dat zijn verzoek in zoverre in het kader van een verzoekschriftprocedure als bedoeld in de genoemde bepaling gedaan had kunnen worden. De eerste vraag die rijst is of een dergelijk verzoek ook in het kader van een deelgeschilprocedure kan worden gedaan. Volgens [verzoeker] is dit het geval en volgens NN niet.
3.5. Op grond van artikel 1019w lid 1 Rv kan een persoon die een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel de rechter verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het geschil van partijen dat aan het verzoek van [verzoeker] tot het benoemen van deskundigen ten grondslag ligt gaat over de gevolgen van het ongeval voor [verzoeker] en het causaal verband tussen ongeval en schade. Duidelijk is dat een deskundigenbericht (vooropgesteld dat dit voldoende duidelijk is) en mitsdien ook de beslissing om zo’n deskundigenbericht te gelasten kan bijdragen aan een buitengerechtelijke minnelijke regeling. De tekst van deze bepaling lijkt derhalve niet in de weg te staan aan het doen van een verzoek tot benoeming van deskundigen.
3.6. In de wetsgeschiedenis is niet expliciet vermeld of een verzoek tot het benoemen van deskundigen als bedoeld in artikel 202 lid 1 Rv tevens in een deelgeschilprocedure kan worden gedaan. Naar aanleiding van een advies van het Verbond van Verzekeraars en de Stichting Personenschade Instituut van Verzekeraars om de deelgeschilprocedure duidelijk gescheiden te houden van de overige procesgangen en bijvoorbeeld geen deskundigen in een deelgeschilprocedure te benoemen omdat daarvoor het voorlopig deskundigenonderzoek geldt, heeft de Minister van Justitie opgemerkt (MvT, p. 7): “Het raadplegen van vele getuigen en deskundigen zal zich in het algemeen niet goed verdragen met de aard van deze procedure, gezien de tijd die daarmee gepaard kan gaan. Maar niet uit te sluiten valt dat zoiets in bijzondere gevallen toch zinvol kan zijn. Daarbij dient steeds te worden afgewogen of de daarmee te investeren tijd en moeite zichzelf terugverdienen, doordat een beslissing ertoe kan leiden dat de schade definitief buitengerechtelijk kan worden afgerond. (…)”. De bijzondere gevallen waarop de Minister doelt, lijken te zien op die gevallen waarin getuigen en deskundigen worden geraadpleegd voor het leveren van bewijs van in de deelgeschilprocedure gemotiveerd betwiste stellingen die ten grondslag liggen aan een verzoek. Daar gaat het hier niet over. Uit de beperking die de Minister aanbrengt (“in bijzondere gevallen”) lijkt veeleer te volgen dat de Minister daarmee niet het oog heeft gehad op verzoeken die op zichzelf strekken tot het gelasten van een deskundigenonderzoek. Dit vindt bevestiging in hetgeen de Minister heeft geantwoord op een vraag van de CDA-fractie in de Eerste Kamer of een verzoek tot een beslissing in een deelgeschilprocedure ook kan worden opgevat als een verzoek om een voorlopig deskundigenbericht of een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. De Minister antwoordde (MvA, p. 5): “(…) Een verzoek om een deelgeschilprocedure kan niet worden opgevat als een verzoek om een voorlopig deskundigenonderzoek of een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor. In de eerste plaats is een deelgeschilprocedure niet voorlopig. In de tweede plaats is het aan de rechter om te beoordelen of het in het kader van de deelgeschilprocedure wenselijk is om een deskundigenbericht of een getuigenverhoor te gelasten.”
3.7. In de wetsgeschiedenis (MvT, p. 3) is over de aard van de deelgeschilprocedure vermeld dat deze procedure met zijn eigen karakter een aanvulling vormt op de reeds bestaande procesrechtelijke instrumenten die gericht zijn op – of kunnen bijdragen aan – de beëindiging van een geschil anders dan door het voeren van een bodemprocedure, zoals het voorlopig deskundigenbericht. Elders wordt gesproken van een “extra instrument” ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen en een “extra mogelijkheid” om de rechter te raadplegen (MvT, p. 2 en 3). Uit het voorstel van mr. drs. G. de Groot (Tijdschrift voor Personenschade 2005, nr. 4), waarnaar de Minister verwijst en waarvan het toenmalige wetsvoorstel een uitwerking vormt, blijkt dat de deelgeschilprocedure bedoeld is ter aanvulling van reeds bestaande instrumenten zoals het voorlopig deskundigenbericht, omdat die instrumenten zich niet (altijd) leenden voor beslechting van deelgeschillen. Het aanvullende karakter van de deelgeschilprocedure betekent niet dat uitgesloten is dat geschillen die tijdens een verzoekschriftprocedure tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek aan de orde kunnen zijn, niet tevens onderwerp kunnen zijn van een deelgeschilprocedure. Uit een en ander valt naar het oordeel van de rechtbank echter wel af te leiden dat de deelgeschilprocedure niet bedoeld is om reeds bestaande instrumenten, zoals de verzoekschriftprocedure tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek, te vervangen.
3.8. De verzoekschriftprocedure tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek als geregeld in artikel 202 Rv e.v. vormt een passend procesrechtelijk instrument voor een benadeelde om te bewerkstelligen dat de rechter deskundigen benoemd teneinde – in de woorden van [verzoeker] – te bezien of en in hoeverre sprake is van enige objectivering van de klachten en beperkingen die [verzoeker] stelt als gevolg van het ongeval te ervaren. Anders dan de deelgeschilprocedure is dit instrument daarvoor specifiek bedoeld. Bovendien kent de verzoekschriftprocedure ex artikel 202 Rv e.v. eigen, van de deelgeschilprocedure afwijkende, regels ten aanzien van de vergoeding van kosten. Mede gelet op de hiervoor geschetste wetsgeschiedenis, is de rechtbank daarom van oordeel dat het verzoek van [verzoeker] tot het gelasten van een deskundigenonderzoek met benoeming van deskundigen en veroordeling van NN tot betaling van de kosten van het deskundigenonderzoek buiten het toepassingsbereik van de deelgeschilprocedure valt. Hieraan doet niet af dat, zoals [verzoeker] nog naar voren heeft gebracht, een verzoek op grond van titel 17 van boek 3 Rv door de rechtbanken sneller wordt afgehandeld dan een verzoek op grond van artikel 202 lid 1 Rv. De conclusie luidt dat het verzoek van [verzoeker] moet worden afgewezen voor zover dit ziet op het gelasten van een deskundigenonderzoek nu dit geen deelgeschil betreft in de zin van artikel 1019w lid 1 Rv zoals door de wetgever bedoeld.
3.9. Ingevolge artikel 1019aa lid 1 Rv dient de rechtbank de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt in de beschikking te begroten. De rechtbank dient daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen. In dat kader dient beoordeeld te worden of het maken van de kosten redelijk is en of de hoogte daarvan redelijk is.
3.10. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat [verzoeker] de onderhavige verzoekschriftprocedure heeft aangewend voor het gelasten van een deskundigenonderzoek waarvoor de deelgeschilprocedure niet bedoeld is. Er bestond (en bestaat) een procesrechtelijk instrument dat duidelijk wel bedoeld is voor de behandeling van een verzoek tot het gelasten van een deskundigenonderzoek. Met de aanwending van de deelgeschilprocedure bestond een reëel risico dat de werkzaamheden die daarmee gepaard zijn gegaan niet tot enig resultaat zouden leiden, ook al is sprake van een ruime uitleg van het begrip deelgeschil in de parlementaire geschiedenis en de jurisprudentie. De rechtbank is daarom van oordeel dat het redelijkerwijs niet verantwoord was om deze werkzaamheden te verrichten. De rechtbank zal de kosten die [verzoeker] heeft gemaakt bij de behandeling van het verzoek begroten op nihil. Omdat de kosten op nihil zullen worden begroot, heeft [verzoeker] geen belang bij zijn verzoek om NN te veroordelen tot betaling van die kosten, zodat ook dit deel van het verzoek zal worden afgewezen.
3.11. Er bestaat geen grond voor het verzoek van NN om [verzoeker] in de proceskosten te veroordelen. De deelgeschilprocedure vormt in feite onderdeel van de buitengerechtelijke onderhandelingsfase, waarin er ook geen grond bestaat voor vergoeding van de kosten die de aansprakelijke verzekeraar maakt. Dit zou slechts anders zijn indien het onrechtmatig zou zijn om een deelgeschilprocedure in te stellen, maar dit is door NN niet gesteld en zal overigens ook zelden het geval zijn (Vgl. MvT, p. 13). LJN BU6973