Rb Den Haag 081215 tegenverzoek tot het gelasten van een deskundigenonderzoek valt buiten het toepassingsbereik van de deelgeschilprocedure
- Meer over dit onderwerp:
Rb Den Haag 081215 bezwaren tegen rapport neuroloog falen; het had op de weg van gedaagde gelegen om contra-expertise in te brengen
– tegenverzoek tot het gelasten van een deskundigenonderzoek valt buiten het toepassingsbereik van de deelgeschilprocedure
- kosten gevorderd € 5.778, toegewezen 15 uur x € 240 + 6% + twee uur reistijd x € 120 + btw + griffierecht, totaal € 4.840,56
Tegenverzoek
4.17.
De rechtbank zal het tegenverzoek van het Maartenhuis c.s. afwijzen. De deelgeschilprocedure zoals neergelegd in de artikelen 1019w tot 1019cc Rv vormt blijkens de wetsgeschiedenis van die bepalingen met zijn eigen karakter een aanvulling op de reeds bestaande procesrechtelijke instrumenten die gericht zijn op of kunnen bijdragen aan de beëindiging van een geschil anders dan door het voeren van een bodemprocedure, zoals het voorlopig deskundigenbericht. De deelgeschilprocedure is dan ook niet bedoeld om reeds bestaande instrumenten, zoals de verzoekschriftprocedure tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek, te vervangen. De rechtbank is gelet op het karakter van de deelgeschilprocedure en mede gelet op de wetsgeschiedenis van de deelgeschilprocedure van oordeel dat het verzoek van het Maartenhuis c.s. tot het gelasten van een deskundigenonderzoek met benoeming van een deskundige buiten het toepassingsbereik van de deelgeschilprocedure valt. Nu het verzoek tot het gelasten van een deskundigenonderzoek geen deelgeschil betreft in de zin van artikel 1019w lid 1 Rv zoals door de wetgever bedoeld, zal het worden afgewezen. Het vorenstaande laat onverlet dat de rechtbank ervan uitgaat dat [verzoekster] , zoals namens haar ter zitting is meegedeeld, zo nodig haar medewerking verleent aan een aanvullend deskundigenonderzoek door een kaakchirug.
Verzoek en tegenverzoek
4.18.
Nu het verzoek vatbaar is voor toewijzing, komen op grond van artikel 1019 aa Rv de kosten van rechtsbijstand die [verzoekster] heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek in aanmerking voor vergoeding, voor zover voldaan is aan de in artikel 6:96 lid BW vervatte dubbele redelijkheidstoets. [verzoekster] vordert vergoeding van een bedrag van € 4.550 ex btw en ex 6 % kantoorkosten, in totaal derhalve een bedrag van € 5.778). Met het Maartenhuis c.s. acht de rechtbank een uurtarief van € 240 gelet op de aard en complexiteit van de zaak redelijk. Ter zitting heeft mr. Zwartjens een specificatie van haar vordering overgelegd. Daaruit blijkt dat sinds 15 december 2014 in totaal 22,42 uren in het dossier is geschreven. Gelet op die specificatie acht de rechtbank dat mr. Zwartjens geacht moet worden in redelijkheid kosten te hebben moeten maken van dertien uur aan voorbereidingstijd, te vermeerderen met twee uur voor de zitting, derhalve 15 uur x € 240 + 6% kantoorkosten, derhalve € 3.816, en twee uur reistijd tegen een tarief van 50 %, derhalve € 120, te vermeerderen met 21 % btw, hetgeen resulteert in een bedrag van € 4.762,56. Een en ander leidt, inclusief griffierecht van € 78, tot een vergoeding van € 4.840,56. Het Maartenhuis c.s. zullen hoofdelijk in deze kosten worden veroordeeld. ECLI:NL:RBDHA:2015:14675