RBNHO 150819 deelgeschil; oproep deskundige om ter zitting een nadere toelichting te geven op zijn rapport
- Meer over dit onderwerp:
RBNHO 150819 deelgeschil; oproep deskundige om ter zitting een nadere toelichting te geven op zijn rapport
2. De feiten
2.1.
Op 13 september 2015 is [verzoeker] door een verzekerde van NN achterop aangereden op de snelweg A7.
2.2.
Na op 7 oktober 2015 aansprakelijk te zijn gesteld heeft NN op 26 oktober 2015 de aansprakelijkheid van haar verzekerde voor de rechtens vorderbare schade erkend.
2.3.
Partijen hebben vervolgens overleg gevoerd over de vergoeding van de door [verzoeker] gestelde letselschade. Partijen hebben zich daarbij allebei laten bijstaan door medisch adviseurs. Daar de medisch adviseurs van mening verschilden over de gevolgen van het ongeval het ongeval hebben zij overeenstemming bereikt over het inschakelen van twee deskundigen: een neuroloog en een psychiater.
2.4.
Op 22 oktober 2018 heeft psychiater Korzec (hierna: Korzec) een expertiserapport uitgebracht.
2.5.
Op 7 januari 2019 heeft neuroloog Bernsen (hierna: Bernsen) een expertiserapport uitgebracht.
2.6.
Naar aanleiding van deze rapporten hebben de medisch adviseurs van partijen weer gerapporteerd. De medisch adviseurs van partijen zitten niet op een lijn.
3 Het geschil
3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank, bij beschikking te bepalen dat zijn klachten, bestaande uit:
- pijnklachten van de nek, schouders, rug,
- trillen van het been bij lang zitten,
- slecht slapen, vermoeidheid,
- angstklachten,
- depressieve gevoelens,
- prikkelbaarheid, en
- geheugenproblemen
in juridisch causaal verband staan tot het door hem op 13 september 2015 overkomen ongeval, en tevens (na wijziging van zijn verzoek) op grond van artikel 1019aa Rv de kosten van deze procedure te begroten op € 5.733,-- en NN te bevelen dit bedrag binnen zeven dagen na deze beschikking te vergoeden door overmaking aan de advocaat van [verzoeker].
3.2.
Aan zijn verzoek legt [verzoeker] ten grondslag dat de uit de rapporten van Korzec en Bernsen volgt dat er sprake is van een plausibel klachtenpatroon dat het gevolg is van het hem overkomen ongeval op 13 september 2015. Voor het ongeval was hij klachtenvrij, zijn klachten passen in het letsel dat een gevolg is van een verkeersongeval, in dit soort gevallen dient te worden uitgegaan van een ruime toerekening en er is geen alternatieve verklaring voor zijn klachten.
3.3.
NN heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek en heeft na wijziging van het verzoek ten aanzien de buitengerechtelijke kosten haar verweer op dat punt laten varen.
3.4.
Op de stellingen en het verweer zal hierna verder worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een verzoek dat zich leent voor een deelgeschil. Partijen verschillen immers van mening over de uitleg van het (op gezamenlijk verzoek uitgebrachte) deskundigenbericht van Korzec: het betreft de vraag of de klachten van [verzoeker] kunnen worden toegerekend aan het hem overkomen ongeval. Een beslissing op het verzoek kan in beginsel bijdragen aan de afwikkeling van de schade en de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
4.2.
NN betwist dat er causaal verband bestaat tussen de gestelde klachten en het ongeval. Uit het rapport van Bernsen blijkt dat er geen verklarende neurologische diagnose kan worden gesteld voor het klachtenpatroon van [verzoeker] in relatie tot het ongeval. Verder betwist NN dat er sprake is van een plausibel, consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten. NN heeft erop gewezen dat Korzec heeft gerapporteerd dat de klachtenpresentatie sterk aggraverend is en dat de betrouwbaarheid van de klachtenpresentatie laag wordt ingeschat gezien de inconsistente beweringen van [verzoeker]. Verder heeft NN aangevoerd dat er wel een alternatieve verklaring voor de klachten is. Korzec heeft immers aangegeven dat het huidige klachtenpatroon van [verzoeker] te zien als een recidief van de episode 2008-2012. Al met al is NN van mening dat niet vaststaat welke klachten [verzoeker] daadwerkelijk heeft, dat niet kan worden uitgesloten dat [verzoeker] simuleert, dat Korzec met enige aarzeling tot de diagnose somatische symptoomstoornis komt maar gezien de onbetrouwbaarheid van anamnese niet kan aangeven welke klachten of beperking [verzoeker] ondervindt.
4.3.
De bewijslast voor het bestaan van de klachten rust op [verzoeker].
4.4.
Bernsen heeft in zijn rapportage aangegeven dat er geen verklarende neurologische diagnose kan worden gesteld voor het klachtenpatroon van [verzoeker] in relatie tot het ongeval. Wel vormt volgens Bernsen de door Korzec vastgestelde somatische symptoomstoornis een goede verklaring voor de (progressie en het aanhouden van) de klachten. Er zijn door Bernsen geen neurologische beperkingen gevonden.
4.5.
Korzec heeft in zijn rapportage aangegeven dat [verzoeker] tussen 2008 en 2012 multipele somatische onverklaarbare klachten na zijn emigratie naar Nederland heeft gehad. Uit het rapport van Korzec blijkt dat de klachtenpresentatie niet overeenkomt met de observatie: er is forse aggravatie zodat volgens Korzec de validatie van de klachtenpresentatie laag is. Al met al zijn er wel voldoende aanwijzingen voor een somatische symptoomstoornis. Door de lage betrouwbaarheid van de anamnese kan Korzec geen beperkingen aangeven. Daarbij acht hij wel een blijvend gevolg van het ongeval mogelijk. Hij verwacht geen belangrijke verbeteringen of verslechteringen van het klachtenpatroon. Het is denkbaar dat het huidige klachtenpatroon te zien is als een recidief van de episode 2008-2012.
4.6.
De rechtbank is op grond van de door partijen op gezamenlijk verzoek uitgebrachte deskundige rapport van Korzec van oordeel dat zij geen definitieve beslissing kan geven over de vraag of de klachten van [verzoeker] in juridisch causaal verband staan met het ongeval. Het is op dit moment niet duidelijk welke klachten nu daadwerkelijk en in welke mate aan de orde zijn. De omstandigheid dat er geaggraveerd is, wil nog niet zeggen dat er geen klachten zijn. Uit de overgelegde medische informatie ontstaat wel een beeld van klachten die plausibel lijken te zijn. Ook is het rechtbank niet duidelijk of de door de psychiater vastgestelde somatische symptoomstoornis het gevolg is van het ongeval. Het antwoord op de vragen 1 a, 1 h en 1 i geven daarover geen eenduidig uitsluitsel.
4.7.
Om een beslissing te kunnen nemen over de vraag of de gestelde klachten van [verzoeker] (allen) het gevolg zijn van het ongeval heeft de rechtbank meer informatie van Korzec nodig. Artikel 200 lid 4 wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering biedt de mogelijkheid dat een niet door de rechtbank benoemde deskundige een nadere mondelinge toelichting geeft aan de rechtbank op zijn rapport. Gelet daarop zal de rechtbank de door partijen aangezochte psychiater Korzec vragen (de wet spreekt over bevelen) een mondelinge toelichting te geven op zijn rapport. Daarbij merkt de rechtbank op dat de juistheid van het rapport in beginsel niet ter discussie staat.
4.8.
De mondelinge toelichting door Korzec is naar het oordeel van de rechtbank een beperkte en overzichtelijke investering in tijd, geld en moeite waard. Partijen zijn immers beide gebaat bij meer duidelijkheid over het rapport van Korzec. Die duidelijkheid kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
4.9.
Voor zover partijen zelf nog vragen hebben aan Korzec dienen zij deze uiterlijk twee weken voor de zitting aan Korzec en de rechtbank te doen toekomen.
4.10.
Als meest gerede partij dient [verzoeker] binnen twee weken na het wijzen van deze beschikking de verhinderdata van partijen en die van Korzec aan de rechtbank door te geven.
4.11.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden ECLI:NL:RBNHO:2019:7922