Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof L.warden 250609 rechter moetvraag of arts aan medische standaard heeft voldaan aan desk. stellen

Hof L.warden 250609 geen afwijking appelverbod doordat rb afweek van voorgestelde vraagstelling
Bij beschikking van 25 september 2008 heeft de rechtbank Leeuwarden een deskundigenbericht bevolen ter beantwoording van de volgende vragen:
1.  Kunt u (in het kort) de anatomie van de buikholte beschrijven, in die zin dat duidelijk wordt hoe de voor deze zaak relevante structuren (blaas en baarmoeder) ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de in verband met de uit te voeren keizersnede noodzakelijk te maken incisie liggen?
2.  Voldeed de keizersnede die [geïntimeerde 2] op 20 oktober 2004 bij [appellante] heeft uitgevoerd, gelet op de medische klachten en voorgeschiedenis van [appellante], aan de professionele standaard die destijds op uw vakgebied gold voor een keizersnede? Wilt u bij de beantwoording van deze vraag de conditie van het kind op het moment van de aanvang van de keizersnede betrekken?
3.  De blaas van [appellante] is gelaedeerd. Had de laesie van de blaas van [appellante] voorkomen kunnen worden op dat moment onder die omstandigheden? Zo nee, had de laesie van de blaas wel voorkomen kunnen worden in een ander ziekenhuis met andere middelen? Wilt u bij de beantwoording van deze vragen de conditie van het kind op het moment van de aanvang van de keizersnede betrekken?
4.  Maakt het voor de beantwoording van de vragen 2 en 3 uit of de blaas hoog op de baarmoeder zat en om die reden besloten is het peritoneum tussen de blaas en de baarmoeder hoog op de baarmoeder te openen? Blijkt uit het medisch dossier inzake [appellante] dat de blaas hoog op de baarmoeder zat? Blijkt uit het medisch dossier inzake [appellante] dat het peritoneum tussen de blaas en de baarmoeder hoog op de baarmoeder werd geopend?
5.   Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
Voorts heeft de rechtbank [naam deskundige], gynaecoloog, hoofd van de pijler Algemene gynaecologie van de afdeling Verloskunde en gynaecologie van het [naam ziekenhuis], benoemd tot deskundige.

Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 5 december 2008, heeft [appellante] verzocht de beschikking van 25 september 2008 te vernietigen voor zover het betreft de benoeming van een deskundige ter beantwoording van de vragen als hierboven geformuleerd, en daarvoor in de plaats te stellen de benoeming van [deskundige] ter beantwoording van de -in het inleidend verzoekschrift geformuleerde- volgende vragen:
1.   Beschikt u over alle relevante medische bescheiden? Zo niet, kunt u aangeven over welke aanvullende bescheiden u nog wenst te beschikken?
2.   (algemene vraag) Kunt u (in het kort) de anatomie van de buikholte beschrijven, in die zin dat duidelijk wordt hoe de voor deze casus relevante structuren (blaas en baarmoeder) ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de in verband met de uit te voeren sectio noodzakelijk te maken incisie liggen?
3.  De blaas van [appellante] is ingesneden. Is een dergelijke insnijding te vermijden? Kunnen daartoe veiligheidsmaatregelen worden getroffen? Zo ja, kunt u aangeven op welke wijze(n) en/of met welk instrumentarium deze veiligheidsmaatregelen genomen dienen te worden? Ik verzoek u bij beantwoording van deze vraag zo nodig de conditie van het kind op het moment van aanvang van de sectie te betrekken.
4.  De vertegenwoordiger van verweerders stelt dat uit het medisch dossier zou volgen dat de blaas hoog op de baarmoeder zat en dat om die reden werd besloten het peritoneum tussen de blaas en de baarmoeder hoog op de baarmoeder te openen. Is het juist dat uit het medisch dossier valt af te leiden dat de blaas hoog op de baarmoeder zat en/of dat het peritoneum hoog op de baarmoeder werd geopend? Is onder deze omstandigheden een insnijding te vermijden? Welke veiligheidsmaatregelen dienen voor dat geval getroffen te worden?

Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 29 januari 2009, hebben geïntimeerden het verzoek bestreden en verzocht [appellante] in het beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel dit te verwerpen en, zo nodig met verbetering en aanvulling van de gronden, de beschikking van 25 september 2008 te bekrachtigen, met veroordeling van [appellante], zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken.

Ter zitting van 17 juni 2009 is de zaak behandeld. [appellante] is verschenen en is bijgestaan door haar advocaat mr. Zwartjens. Hoewel behoorlijk opgeroepen, is [geïntimeerde 2] niet (in persoon) verschenen. Namens [geïntimeerde 1] is verschenen mr. Nunes en [persoonsnaam], de directeur van [geïntimeerde 1].
Beide advocaten hebben ter zitting een pleitnota overgelegd.

De beoordeling
1. Bij haar beschikking die in hoger beroep bestreden wordt, heeft de rechtbank onder meer een deskundige benoemd en de vragen geformuleerd die door deze moeten worden beantwoord.

2. Appellante brengt als bezwaar naar voren dat de rechtbank bij de formulering van deze vragen is afgeweken van hetgeen zij op dit punt had voorgesteld.

3. Ingevolge artikel 204, tweede lid, Rv staat geen hogere voorziening open tegen een beschikking voor zover daarbij het verzoek tot het houden van het voorlopige deskundigenonderzoek wordt toegewezen.

4. Het staat de rechter vrij de vragen die zijn voorgesteld naar eigen inzicht opnieuw of anders te formuleren en hij mag ook vragen toevoegen die hij voor het verkrijgen van een juist en volledig bericht van de deskundige noodzakelijk acht. Een evenwichtige rechtspleging, waarbij ieder der bij het proces betrokkenen, rechter én partijen, de plaats krijgt die hem of haar toekomt, brengt mee dat de rechter in beginsel geen vraag weglaat, althans geen punt waarover door een of meer van de partijen een oordeel wordt gevraagd. Het ligt in de rede dat een afwijking van dit beginsel wordt gemotiveerd.

5. De in dit geval gewijzigde of aangevulde vraagstelling betekent, anders dan appellante betoogt, niet dat het verzoek in zoverre geacht moet worden niet te zijn toegewezen. Appellante heeft naar voren gebracht dat zij het voorlopige deskundigenonderzoek nodig heeft om haar kansen in een eventueel civielrechtelijk proces te kunnen inschatten en om eventuele onderhandelingen met de wederpartij te kunnen voeren. Deze bedoeling wordt, zo stelt zij, doorkruist doordat de rechtbank haar vragen niet op de voet heeft gevolgd. Dat valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien. Daarbij komt dat het wel de bedoeling van appellante kan zijn om het rapport van de deskundige hiervoor te benutten, maar dat de rechter verder moet zien. Hij moet er immers ook op letten of de te stellen vragen voldoende duidelijk, relevant en volledig zijn om een rapport van de deskundige te verkrijgen dat mede ten grondslag kan worden gelegd aan een rechterlijke uitspraak, indien later zou blijken dat partijen het geschil niet in der minne hebben kunnen regelen. Dit hangt samen met de plicht van de rechter om boven partijen te staan en mede te letten op de belangen van de wederpartij, die ook een inbreng kan hebben bij de vraagstelling en eventuele verlangens op dit punt. Anders dan appellante stelt met verwijzing naar de eerdere uitspraak van dit hof van 1 november 2006, LJN: AZ3970, NJF 2006, 577, behoeft hij of zij deze in het algemeen niet bij een zelfstandig verzoek naar voren te brengen. En voorts behoort de rechter ervoor te waken dat later niet alsnog een nieuw onderzoek moet plaatsvinden, omdat achteraf geoordeeld zou worden dat de eerdere vraagstelling niet toereikend is geweest.

6. Bij dit alles behoort de rechter redelijke grenzen in acht te nemen. Die grenzen worden mede bepaald doordat de rechter mogelijk wat meer terughoudendheid moet betrachten als de voorgestelde vraagstelling naar haar inhoud of strekking een verkennend karakter heeft.

7. Indien de rechter de hiervoor bedoelde redelijke grenzen overschrijdt, kan er onder omstandigheden plaats zijn voor het oordeel dat hij aldus buiten het toepassingsbereik van de wettelijke regeling van het onderzoek door een deskundige is getreden en/of fundamentele rechtsnormen heeft veronachtzaamd.

8. Feiten of omstandigheden die tot dat oordeel - en daarmee tot een doorbreking van het onder 3 omschreven appelverbod - zouden kunnen leiden, doen zich in dit geval niet voor. De formulering van de vragen die de rechtbank heeft gesteld, wijkt in essentie niet of nauwelijks af van het voorstel van appellante en betreft ook in ieder geval de punten waarover verzoekster een oordeel wenst te vernemen.

9. Voor zover appellante in verband met de bepleite doorbreking van het appelverbod en met verwijzing naar haar eerder weergegeven bedoeling om haar proceskansen te kunnen beoordelen, naar voren heeft willen brengen dat de rechtbank niet bevoegd was om naast de feitelijke vragen aan de deskundige ook diens oordeel te vragen over de medische standaard die destijds gold en of aan die standaard is voldaan, faalt de klacht. Een dergelijke aanvulling is geen afwijzing van een punt dat verzoekster aan het oordeel van de deskundige heeft willen voorleggen. Ook overigens zou het hof dit bezwaar verwerpen. De rechtbank mocht deze aanvulling in haar beschikking opnemen en behoorde dat zelfs te doen, omdat het geschil zonder de wetenschap daarvan door de rechter niet tot een oplossing kan worden gebracht. Anders dan appellante stelt, wordt daarmee de juridische vraag of [geïntimeerde 1] en/of [geïntimeerde 2] aansprakelijk kan worden geacht voor hetgeen er bij de keizersnede zou zijn misgegaan, niet zonder meer ter beantwoording aan de deskundige overgelaten. Partijen kunnen bovendien in een eventueel nog volgende procedure hun commentaar leveren op de bevindingen van de deskundige en in dat kader ook over de juridische gevolgen die aan die bevindingen in samenhang met de overige gegevens in het dossier zouden moeten worden verbonden.

10. Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat appellante niet in haar hoger beroep kan worden ontvangen. Zij zal, als de in het ongelijk gestelde partij, de kosten van dit hoger beroep hebben te dragen (tarief II, 2 punten).
LJN BJ0390