Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Leeuwarden 071210 onjuiste diagnose oogklachten; benoeming deskundige

Hof Leeuwarden 071210 onjuiste diagnose oogklachten; benoeming deskundige; vraagstelling oogarts

vervolg op: hof-leeuwarden-200710-onjuiste-diagnose-oogklachten-60-aansprakelijkheid-voor-visusdaling-lager-dan-80

De verdere beoordeling

1.
[appellante] heeft bij haar akte twee producties in het geding gebracht. Eén productie was al eerder in het geding gebracht. De andere productie was een advies van haar medisch adviseur naar aanleiding van het tussenarrest van 13 juli 2010 (hierna: het tussenarrest). [geïntimeerden] hebben nog niet op de nieuwe productie kunnen reageren. Het hof ziet geen reden hun daartoe in de gelegenheid te stellen. Uit hetgeen hierna volgt, blijkt dat zij daardoor niet in hun belangen zijn geschaad.

2.
Het hof heeft partijen in het tussenarrest in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het voornemen om [deskundige 2] tot deskundige te benoemen en om voor de vraagstelling aan [deskundige 2] - in grote lijnen - aansluiting te zoeken bij de in eerste aanleg geformuleerde vragen. [appellante] diende tevens te laten weten of zij onvoorwaardelijk bereid is mee te werken aan een onderzoek door [deskundige 2].

3.
[appellante] heeft te kennen gegeven dat zij haar medewerking zal verlenen aan een onderzoek door [deskundige 2], zodat het ontbreken van de medewerking van [appellante] niet meer aan een dergelijk onderzoek in de weg staat. Het hof zal [deskundige 2] dan ook tot deskundige benoemen. [deskundige 2] heeft zich ook bereid verklaard een benoeming tot deskundige te aanvaarden.

4.
Het hof zal aan [deskundige 2] de vragen voorleggen die al in de procedure in eerste aanleg zijn geformuleerd, met inachtneming van wat het in het tussenarrest in rechtsoverweging 24 over de vraagstelling heeft overwogen. Het hof volgt [appellante] niet in haar betoog dat in de vraagstelling bij de visusscherpte rechts in de hypothetische situatie uitgegaan dient te worden van 80 - 100% in plaats van 80%. Laatstgenoemd percentage is gebaseerd op de in rechtsoverweging 23 van het tussenarrest aangehaalde overwegingen uit het vonnis van de rechtbank van 4 juni 2003. In deze procedure tot vaststelling van de schade van [appellante] is het hof, zoals het in genoemde rechtsoverweging 23 van het tussenarrest heeft overwogen, aan het vonnis van 4 juni 2003 gebonden.

5.
Uitgaande van een uurtarief van € 240,00 (exclusief BTW) en de door [deskundige 2] geschatte tijdsbesteding van 5 uren zal het hof vooralsnog een voorschot van € 1.500,00 bepalen. Het hof zal dit voorschot voorlopig vaststellen. Indien partijen niet kunnen instemmen met de hoogte van het voorschot, dienen zij het hof dit te laten weten, waarna het hof een nadere beslissing zal nemen.

6.
Nu de aansprakelijkheid van [geïntimeerden] vaststaat en het onderzoek noodzakelijk is om de omvang van de schade te bepalen, ligt het in de rede dat de daarmee gemoeide kosten voor rekening komen van het ziekenhuis. Dat door de wijze van procederen van [appellante] extra kosten zouden zijn ontstaan, zoals [geïntimeerden] betogen, staat er niet aan in de weg het voorschot ten laste van [geïntimeerden] te brengen, zoals de rechtbank overigens ook al heeft beslist. Bij de uiteindelijke beslissing over de proceskosten kan eventueel rekening worden gehouden met de proceshouding van [appellante] en de mogelijk daardoor veroorzaakte extra proceskosten.

7.
[geïntimeerden] hebben er terecht op gewezen dat het hof in rechtsoverweging 18 van het tussenarrest ten onrechte heeft overwogen dat [geïntimeerden] er op hebben gewezen dat de visus zowel links als rechts 20% was. [geïntimeerden] hebben gesteld dat bij [appellante] in 2002 de visus rechts 0,2% was. Het hof komt in zoverre terug op hetgeen het in rechtsoverweging 18 heeft overwogen. Dat doet echter niets af aan de noodzaak van een deskundigenonderzoek voor de beoordeling van de vorderingen van [appellante], nu het deskundigenonderzoek er niet alleen toe strekt om in beeld te brengen wat de visus van [appellante] op dit moment is, maar ook om vast te stellen van welke functiestoornis en medische beperkingen vanwege die functiestoornis, bij [appellante] sprake is in de huidige situatie en in de hypothetische situatie van een visus rechts van 80%.

De beslissing

Het gerechtshof:

alvorens verder te beslissen:
benoemt:
[deskundige 2], VU Medisch Centrum, [adres], [postcode + plaats], tel. [telefoonnummer]
tot deskundige teneinde een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen omtrent de volgende vragen:

1.
Beschikt u over voldoende oogheelkundige gegevens om tot een afgewogen oordeel te komen over de gezondheidstoestand van [appellante], voor zover op uw vakgebied gelegen?
Zo niet, wilt u dan de ontbrekende gegevens opvragen bij de behandelende sector na machtiging door [appellante]?

2. Wilt u het oogheelkundig beloop tot op heden samenvatten?

3. Wat zijn uw bevindingen bij oogheelkundig onderzoek en eventuele hulponderzoeken?

4. Wilt u de geobjectiveerde functiestoornis van het visuele systeem zo uitgebreid mogelijk beschrijven volgens de AMA-Guides vijfde editie, aangevuld met de eventuele richtlijnen van uw beroepsgroep en in dat verband expliciet de visus van beide ogen benoemen?

5. Wilt u de mate van functiestoornis uitdrukken in een percentage van de gehele mens, ongeacht enig beroep?
a. in de huidige situatie
b. in de hypothetische situatie waarin het rechteroog een visus heeft van minstens 80%.

6. Welke beperkingen bestaan er bij betrokkene op medische gronden op uw vakgebied?
Wilt u de aangegeven beperkingen medisch onderbouwen, zo mogelijk met literatuurgegevens en zo uitvoerig mogelijk beschrijven ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
a. in de huidige situatie
b. in de hypothetische situatie waarin het rechteroog een visus heeft van minstens 80%.

7. Is sprake van een stationaire toestand (dat wil zeggen dat het onwaarschijnlijk is dat de toestand binnen enkele jaren verbetert of verslechtert)?

8. Indien geen sprake is van een stationaire toestand, welke verbetering of verslechtering acht u mogelijk? Hoe groot schat u die kans in en op welke termijn?

9. Geeft het onderzoek overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen, die in verband met de beslissing van dit geschil van belang zouden kunnen zijn? ECLI:NL:GHLEE:2010:5911