Rb Arnhem 121011 vraagstelling voor expertise bij knieletsel na mogelijke operatiefout
- Meer over dit onderwerp:
Rb Arnhem 121011 vraagstelling voor expertise bij knieletsel na mogelijke operatiefout
1. De procedure en de verdere beoordeling
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 14 september 2011 en de rolverwijzing van 3 oktober 2011. Bij dat tussenvonnis zijn twee deskundigen benoemd en is bepaald dat [eiser] binnen twee weken na de datum van het vonnis het voorschot op de kosten van de deskundigen ad in totaal € 5.332,00 ter griffie dient te deponeren. Bij faxbericht van 26 september 2011 heeft mr. Muller aan de griffie bericht dat [eiser] met een toevoeging procedeert en dat het voorschot daarom gezien artikel 195 Rv ten onrechte ten laste van [eiser] is gebracht. Bij faxbericht van 26 september 2011 heeft mr. Van den Burg daarop gereageerd en verzocht bewijs op te vragen dat daadwerkelijk een toevoeging is verleend.
1.2. Hierover wordt als volgt overwogen. Weliswaar blijkt uit de dagvaarding niet dat [eiser] met een toevoeging procedeert, maar in het dossier van de rechtbank bevindt zich een B1 formulier (Aanbrengen nieuwe zaak) van 1 juli 2010, waaruit blijkt dat een toevoeging is verkregen. Kopie van de toevoeging was bijgevoegd en bevindt zich in het dossier van de rechtbank. Conclusie is dus dat, gezien artikel 195 Rv, ten onrechte aan [eiser] een voorschot is opgelegd. De rechtbank zal het dictum van het vonnis van 14 september 2011 daarom corrigeren. De bepaling dat een voorschot aan [eiser] is opgelegd en de bepaling dat de deskundigen eerst kunnen beginnen nadat het voorschot is ontvangen, komen te vervallen. De datum waarop het conceptrapport gereed moet zijn wordt aangepast. Het dictum komt te luiden als hieronder vermeld, waarbij om redenen van duidelijkheid het gehele dictum is opgenomen.
1.3. Verder wordt iedere beslissing aangehouden.
2. De beslissing
De rechtbank
3.1. beveelt een onderzoek door twee deskundigen ter beantwoording van de volgende vragen, waarbij ieder van de deskundigen vanuit het eigen vakgebied de navolgende vragen beantwoordt:
1. Wat is de oorzaak of zijn de mogelijke oorzaken – binnen of buiten de operatie gelegen - binnen uw vakgebied (orthopedische chirurgie / anesthesiologie) van de beschadiging van de nervus saphenus? Met welke mate van zekerheid kunt u daarover uitspraken doen?
2. [eiser] ervaart pijnklachten aan de mediale zijde van de rechterknie. Kunt u aangeven waardoor deze pijnklachten worden veroorzaakt? Wilt u hierbij ingaan op de volgende mogelijke oorzaken van de pijn:
a. een beschadiging van de nervus saphenus;
b. een stenose op niveau L4-L5;
c. pre-existente pijnklachten van [eiser];
Kunt u aangeven in welke mate deze oorzaken aan de pijnklachten bijdragen en kunt u daarbij aangeven met welke mate van zekerheid u daarover uitspraken kunt doen?
3. Heeft de betrokken orthopedisch chirurg Defoort / anesthesioloog Jack bij de behandeling van [eiser] naar uw mening gehandeld conform de ten tijde van de ingreep geldende professionele standaard binnen uw vakgebied (orthopedische chirurgie / anesthesiologie ), in die zin dat bij de behandeling van [eiser] de zorg is betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend orthopedisch chirurg / anesthesioloog onder dezelfde omstandigheden zou hebben betaamd? Wilt u daarbij (voorzover dit valt binnen uw vakgebied), indien relevant, aandacht besteden aan de vraag of,
a. de bloedleegte band te strak heeft gezeten;
b. de operateur de zenuw heeft doorgenomen;
c. de zenuwbeschadiging het gevolg is van het femorale blok,
en wilt u daarbij steeds aangeven of, zo ja, dat verwijtbaar is en waarom? Wilt u uw antwoord uitvoerig toelichten en daarbij zo mogelijk relevante literatuur vermelden?
4. Heeft u overigens nog opmerkingen die voor de beoordeling van belang kunnen zijn?
3.2. benoemt tot deskundigen om dit onderzoek te verrichten:
1) Prof. dr. J.Th.A. Knape, afdeling Anesthesiologie, verbonden aan:
UMC Utrecht
Postbus 85500
3508 GA Utrecht
Tel: (...)
Email: (...)
2) Prof. dr. C.N. van Dijk, afdeling Orthopedie, verbonden aan:
AMC Universiteit van Amsterdam
Postbus 22660
1100 DD Amsterdam
Tel: (..)
Email: (...)
3.3. bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundigen zal toezenden, LJN BU5782