Rb Arnhem 160507 vraagstelling m.b.t. redelijk handelend, redelijk vakbekwame huisarts
- Meer over dit onderwerp:
Rb Arnhem 16-05-07 vraagstelling m.b.t. redelijk handelend, redelijk vakbekwame huisarts
2.3. Op de vraag (3) naar de wijze waarop een redelijk handelend en redelijk vakbekwaam doktersassistente zou hebben gehandeld gelet op de door de echtgenote geuite klachten, heeft [deskundige] geantwoord:
“(…) Zou een redelijk handelend en redelijk vakbekwaam doktersassistente van een huisartsenpost overeenkomstig toentertijd geldende protocollen en adviezen uit leerboeken voor doktersassistenten gehandeld hebben, volgens een van de volgende scenario’s:
a. zij zou onmiddellijk de dienstdoende arts geïnformeerd hebben met de boodschap ‘op het eerste gezicht acute situatie, ik heb de ambulance gebeld en dit is voor u een spoedvisite (d.w.z. ter plekke <15 minuten)”;
b. als a, maar in overleg c.q. na overleg met de huisarts de ambulance gebeld hebben;
c. als b, zonder urgentiestelling maar zij zou de verkregen informatie adequaat doorgegeven hebben (“dit zijn de gegevens die ik heb verzameld, het lijkt mij zeer acuut”) en een vraag over de afhandeling gesteld hebben (b.v. “stelt u bij deze de urgentie vast of neemt u het gesprek over, de beller is nog aan de lijn; moet ik de ambulance vast bellen?”);
d. als c, met een duidelijke overdracht: b.v. “dit is het telefoonnummer van de familie, ik heb gezegd dat u per ommegaande terugbelt”;
e. zij zou nog naast de gestelde vragen (pijn, locatie, aard, uitstraling, zweten, eerder gehad) enkele korte vragen gesteld hebben aan de beller en/of patiënt: hoe lang heeft u(w man) die pijn?; hoe is die pijn begonnen? (rust of inspanning); is patiënt aanspreekbaar, maakt hij een heldere indruk? (bewustzijn) en gebruikt patiënt medicatie? (risico inschatting). Zij zou eerst een inschatting gemaakt hebben of zij, gegeven het urgente karakter, de tijd had om deze extra vragen te stellen (“verder heb ik geen vragen, het is acuut dus nu handelen). Met de antwoorden op deze extra vragen zouden ze het spoedeisende karakter vastgesteld hebben in combinatie met de eerder verkregen informatie. Afhankelijk van de antwoorden had zij vervolgens meer of minder ingezet op een van de scenario’s a t/m d. (…)
Conclusie: een adequaat functionerende doktersassistente had de hoogste urgentiegraad gesteld, dan wel betreffende informatie (al dan niet met haar urgentie inschatting) per omgaande aan de dienstdoende huisarts kenbaar gemaakt. Zij had of zelf de adequate mate van urgentie gesteld, of deze in gezamenlijk overleg met de huisarts bepaald dan wel deze door de huisarts laten bepalen, direct aansluitend op het telefoongesprek (zonder delay).’
2.4. Op de vraag (4) naar de wijze waarop een redelijk handelend en redelijk vakbekwaam (dienstdoende) huisarts zou hebben moeten handelen, antwoordt [deskundige]:
“1. Een redelijk handelend en redelijk vakbekwaam (dienstdoende) huisarts zou, wanneer hij, terwijl hij zich in de auto bevindt vlakbij de huisartsenpost, via zijn mobiele telefoon van de doktersassistente de melding doorkrijgt van een patiënt met de voornoemde klachten, als volgt hebben moeten handelen; hij/zij zou:
a. de urgentie ‘mogelijk levensbedreigende situatie’ gesteld moeten hebben of
b. onmiddellijk de patiënt of de echtgenote hebben moeten bellen ter verificatie dan wel aanvulling van de gegevens over de klacht (…)
c. vervolgens onmiddellijk naar de patiënt hebben moeten gaan en
d. de ambulance hebben moeten waarschuwen dan wel deze ter plekke hebben moeten waarschuwen, afhankelijk van de bevindingen, gegeven de in te schatten reistijd (bijvoorbeeld: adres om de hoek: direct rijden en kijken, adres op 10-15 minuten rijden direct ambulance waarschuwen).
2. Als de huisarts het overleg nodig achtte dan had hij dat per omgaande (b.v. telefonisch) moeten voeren gezien de ter beschikking staande gegevens (te interpreteren als levensbedreigend) t.b.v. de verificatie c.q. het aanvullen van de gegevens via de assistente (identiek aan 1b, maar dan bij assistente). T.a.v. de sanitaire stop kan ik slechts stellen dat een huisarts moet inschatten of hij/zij adequaat zorg kan verlenen zonder sanitaire stop en dat hij dat moet afwegen tegen de noodzaak direct te handelen bij een mogelijk levensbedreigende situatie.
3. Het waarschuwen van de ambulance is afhankelijk van een aantal variabelen (zie 1d) en van de vraag of de huisarts zelf beschikt over specifieke apparatuur (zoals een defibrillator). Als de huisarts niet zelf beschikt over deze apparatuur c.q. deze apparatuur niet kan bedienen dan is het waarschuwen van de ambulance geïndiceerd.’ LJN BA5849