Rb Arnhem 300311 vraagstelling deskundige bij zenuwletsel na plaatsing knieprothese
- Meer over dit onderwerp:
Rb Arnhem 300311 vraagstelling deskundige bij zenuwletsel na plaatsing knieprothese 
 4.  De beoordeling 
 4.1.  [eiser] verwijt de kliniek dat tijdens de operatie van 31     december 2007 zenuwletsel is ontstaan. De behandelend artsen in de     kliniek hebben tijdens de operatie volgens hem een fout gemaakt. [eiser]     heeft daarbij opgemerkt dat alle drie mogelijke oorzaken binnen de     risicosfeer van het ziekenhuis liggen. [eiser] stelt verder onder     verwijzing naar de bevindingen van zijn medisch adviseur dat het     operatieverslag insufficiënt is omdat er geen melding wordt gemaakt van     het doorsnijden van een zenuw of spiertje. Verder stelt [eiser] dat  de    kliniek hem tevoren niet heeft gewezen op de risico’s van de   operatie.   Anders dan uit de dagvaarding zou kunnen worden afgeleid,   verwijt   [eiser] de kliniek niet dat aan hem geen goede nazorg is   geboden, zo is   ter comparitie gebleken. 
 4.2.  De kliniek betwist dat sprake is van een toerekenbare     tekortkoming, met andere woorden dat de behandelend artsen niet zouden     hebben gehandeld zoals van redelijk bekwame en redelijk handelende     vakgenoten mocht worden verwacht. Er is geen sprake van een     resultaatsverbintenis. Volgens de kliniek is zenuwletsel een bekende     complicatie die niet per se hoeft te betekenen dat de behandeling niet     lege artis is geweest. Verder betwist de kliniek dat zij [eiser] niet     goed heeft geïnformeerd voorafgaand aan de operatie. 
 4.3.  Allereerst zal worden ingegaan op het verwijt dat de kliniek     [eiser] niet voldoende heeft geïnformeerd over de risico’s van de     operatie. Artikel 7:448 BW bepaalt dat de hulpverlener de patiënt op     duidelijk wijze inlicht over de voorgestelde behandeling, waarbij hij     zich volgens lid 2 van dat artikel laat leiden door hetgeen de patiënt     redelijkerwijs dient te weten ten aanzien van onder meer de te     verwachten gevolgen en risico’s daarvan voor de gezondheid van de     patiënt. De kliniek heeft gemotiveerd betwist dat zij Van Donzel niet     conform die norm heeft ingelicht. Zij heeft verwezen naar de     aantekeningen van Defoort in het ‘poliklinisch/klinisch beloop’-verslag     dat onderdeel uitmaakt van [eisers] medisch dossier. In dat verslag     staat bij de datum 6 juni 2007 genoteerd: ‘complic/verwachtingen     besproken’. Defoort heeft tijdens de comparitie verklaard dat dat het     consult was waarbij is besloten tot een revisieoperatie en waarbij hij     in grote lijnen aan [eiser] heeft uitgelegd wat de mogelijke     complicaties waren en wat hij van de operatie mocht verwachten. In het     ‘poliklinisch/klinisch beloop’-verslag staat verder bij de datum 21     oktober 2007 genoteerd ‘pop revisie tkp’, hetgeen volgens Defoort     betekent ‘pre-operatiegesprek revisie totale knie prothese’. Op de     stempel die daarnaast is geplaatst heeft Defoort aangevinkt welke     onderwerpen tijdens het pre-operatiegesprek aan de orde zijn geweest.     Onder meer is dat het onderwerp zenuwletsel, waar nog naast staat     genoteerd ‘n. per.’ hetgeen staat voor ‘nervus peroneus’. Defoort heeft     verklaard dat dat betekent dat hij Van Donzel heeft gewezen op de     complicatie van aantasting van de nervus peroneus, waardoor een klapvoet     en pijn kunnen ontstaan. Ten slotte is door de kliniek verklaard dat     patiënten bij een dergelijk pop-gesprek schriftelijk   informatiemateriaal   mee krijgen, waaronder de als productie 7 bij   conclusie van antwoord   overgelegde tekst. In die tekst staat vermeld: 
 “De operatiewond 
 Na de operatie kan de wond blauw/rood worden. Dit komt door een     onderhuidse bloeduitstorting ontstaan tijdens de operatie. De     bloeduitstorting kan geen kwaad en verdwijnt na verloop van tijd     vanzelf. De buitenkant van de huid, naast de wond, is doof doordat de     omliggende gevoelszenuwtakjes zijn doorgenomen. Dit voelt eerst vreemd     aan, maar op de lange duur went u daaraan. De knie kan ook dik worden   en   strak aanvoelen.” 
 4.4.  [eiser] heeft op de comparitie verklaard dat hij echt niet is     geïnformeerd over het risico dat hij klachten zou krijgen zoals hij die     nu heeft. Ook heeft hij verklaard zich het gesprek van 21 oktober  2007    eigenlijk niet echt te kunnen herinneren. Wat betreft de tekst  van de    folder heeft hij verklaard dat die hem wel bekend voor komt. 
 4.5.  Hierover wordt het volgende overwogen. Op grond van de     verklaringen van Defoort en [eiser] tijdens de comparitie is voldoende     aannemelijk dat [eiser] voorafgaand aan de operatie de folder ‘nieuwe     knie’ heeft ontvangen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de     blote ontkenning van [esier] dat hij bij het pre-operatiegesprek van  21    oktober 2007 over de risico’s van de operatie is geïnformeerd     onvoldoende is tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de     kliniek, onder verwijzing naar de aantekeningen van Defoort in het     medische dossier waaronder de stempel met vinkjes. Deze blote ontkenning     is te meer onvoldoende aangezien Van Donzel zich naar eigen zeggen   het   gesprek van 21 oktober 2007 niet echt meer kan herinneren. [eiser]   heeft   ook geen gespecificeerd bewijs aangeboden van zijn stelling  dat  hij   deze informatie niet heeft ontvangen. Weliswaar heeft hij  bewijs    aangeboden door middel van een deskundigenbericht, maar niet  valt in  te   zien hoe een deskundigenbericht kan bijdragen aan het  bewijs van  wat   tijdens het gesprek van 21 oktober 2007 is besproken.  Daarom zal    uitgangspunt zijn dat de kliniek [eiser] heeft  geïnformeerd over de    mogelijkheid van zenuwletsel, in ieder geval wat  betreft de mogelijkheid    dat doofheid ontstaat en wat betreft de  mogelijkheid dat letsel aan  de   nervus peroneus ontstaat, met mogelijk  een klapvoet en pijn tot  gevolg. 
 4.6.  Al – veronderstellenderwijs – aangenomen dat de kliniek     [eiser] niet heeft gewezen op de mogelijkheid van zenuwletsel aan andere     zenuwen dan de nervus peroneus, met pijn tot gevolg, dan nog acht de     rechtbank aannemelijk dat ook dan [eiser] zou hebben gekozen de   operatie   te ondergaan. In de informatie over het risico op   beschadiging van de   nervus peroneus heeft [eiser] destijds immers   evenmin aanleiding gezien   om van de operatie af te zien. Bovendien   leed [eiser] onder diffuse   pijnklachten aan de rechter knie, die er   zelfs toe hadden geleid dat hij   niet meer kon werken. Een redelijk   handelend patiënt zou er onder die   omstandigheden voor hebben gekozen   de revisie-operatie te ondergaan,   terwijl aanwijzingen ontbreken dat   juist [eiser] daar anders tegenover   stond. De aan de kliniek verweten   schending van artikel 7:448 BW kan de   vordering derhalve niet  dragen. 
 4.7.  Dan wat betreft het verwijt dat bij de operatie een kunstfout     is gemaakt. [eiser] heeft gesteld dat daar drie mogelijke oorzaken     (femoraal blok, bloedleegteband, operateur) voor zijn, die allemaal in     de risicosfeer van de kliniek liggen en dat de kliniek daarom     aansprakelijk is. 
 4.8.  Het verweer van de kliniek komt kort gezegd op het volgende     neer. Onduidelijk is wat de oorzaak is van de beschadiging van de nervus     saphenus. Aangenomen dat de nervus saphenus is beschadigd tijdens de     operatie, dan zou dat veroorzaakt kunnen zijn tijdens het zetten van   het   femorale blok, door de bloedleegte band of door de operateur.  Het  is   echter niet zeker dat de nervus saphenus is beschadigd tijdens  de    operatie. De kliniek betwist dat de behandeling van [eiser] niet  lege    artis is geschied. Het enkele feit dat deze complicatie zich  heeft    voorgedaan, betekent niet dat zij aansprakelijk is. Ook bij een  volgens    de regelen der kunst uitgevoerde operatie kunnen dergelijke   complicaties   voordoen, zij het – gelukkig – in uitzonderlijke   gevallen. Verder voert   de kliniek aan dat de pijnklachten mogelijk   worden veroorzaakt door een   stenose aan de wervel L4, welke hypothese   wordt versterkt, volgens de   kliniek, door het feit dat [eiser]   gevoelig bleek voor pijnbestrijding   vanuit de rug. 
 4.9.  Hierover wordt als volgt overwogen. Het criterium voor     aansprakelijkheid is niet of de mogelijke oorzaken ‘in de risicosfeer     liggen’ van de kliniek, maar of de behandelend artsen onder de gegeven     omstandigheden hebben gehandeld als redelijk handelende en redelijk     bekwame artsen. 
 4.10.  De rechtbank heeft behoefte aan deskundige voorlichting. Deze     voorlichting dient zich uit te strekken tot de vraag wat de oorzaak kan     zijn van de beschadiging van de nervus saphenus en van de   pijnklachten.   Daarnaast dient de vraag aan de orde te komen of de   kliniek heeft   gehandeld volgens de professionele standaard. 
 4.11.  Het komt de rechtbank voorshands voor dat voor de beoordeling     daarvan een deskundigenbericht aangewezen is door een orthopedisch     chirurg en een anesthesist. De zaak zal naar de rol worden verwezen     opdat de partijen zich kunnen uitlaten over de vraagstelling, de     discipline(s) en de perso(o)n(en) van de deskundige(n). Het verdient de     voorkeur dat de partijen het onderling eens worden daarover. 
 4.12.  De rechtbank denkt voorlopig aan de volgende vraagstelling: 
 1.  Wat is de oorzaak of zijn de mogelijke oorzaken – binnen of     buiten de operatie gelegen - van de beschadiging van de nervus saphenus?     Met welke mate van zekerheid kunt u daarover uitspraken doen? 
 2.  Is het mogelijk dat de pijnklachten van [eiser] aan de mediale     zijde van de rechterknie worden veroorzaakt door de beschadiging van de     nervus saphenus? Hoe groot acht u die kans? Met welke mate van   zekerheid   kunt u daarover iets zeggen? 
 3.   Is het mogelijk dat de pijnklachten van [eiser] aan de mediale     zijde van de rechterknie worden veroorzaakt door de stenose op niveau     L4-L5? Hoe groot acht u die kans? Met welke mate van zekerheid kunt u     daarover iets zeggen? 
 4.  Is het mogelijk dat de pijnklachten van [eiser] aan de mediale     zijde van de rechterknie worden veroorzaakt door de pijnklachten van     voor de operatie? Hoe groot acht u die kans? Met welke mate van     zekerheid kunt u daarover iets zeggen? 
 5.  Wilt u ten aanzien van de door u onderscheiden mogelijkheden     beoordelen of de behandelende hulpverleners in de St. Maartenskliniek     hebben gehandeld conform de ten tijde van de ingreep geldende     professionele standaard? Wilt u daarbij, indien relevant, aandacht     besteden aan de vraag of a) de bloedleegte band te strak heeft gezeten;     b) de operateur de zenuw heeft doorgenomen en c) de zenuwbeschadiging     het gevolg is van het femorale blok en steeds daarbij aangegeven of,   zo   ja, dat verwijtbaar is en waarom? 
 6.  Heeft u overigens nog opmerkingen die voor de beoordeling van belang kunnen zijn?   
 4.13.  Het verwijt van [eiser] dat het operatieverslag onvoldoende     nauwkeurig is aangezien daarin niet is vermeld dat een zenuw of spier is     ‘doorgenomen’, mist zelfstandige betekenis, nu de kliniek immers  niet    erkent dat een zenuw is ‘doorgenomen’, maar dat slechts als één  van  de   in theorie mogelijke oorzaken heeft genoemd. De rechtbank  begrijpt  de   kliniek zo dat tijdens de operatie niet is waargenomen  dat een  zenuw is   doorgenomen. Ook de gestelde opmerking van Defoort  aan  [eiser] dat “hij   misschien een spiertje of zenuw had doorgenomen  en  dat dat misschien   fout is gegaan” kan, anders dan [eiser] stelt,  niet  als erkenning van   aansprakelijkheid worden beschouwd. Een  dergelijke  opmerking van een   arts jegens zijn patiënt die zich  geconfronteerd  ziet met ernstige   klachten na een behandeling, mag  niet te snel als  erkenning van   aansprakelijkheid worden opgevat. LJN BQ0753
Rb Arnhem 300311 eiser krijgt een laatste gelegenheid om te reageren op het verweer m.b.t. diverse schadeposten
Vervolg op LJN: BG 7071 en BK 3252
 2.  De gewijzigde vordering 
 2.1.  [eiser] heeft in zijn laatste akte zijn eis gewijzigd, aldus     dat hij thans vordert dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te     verklaren vonnis: 
 I. Interpolis zal veroordelen om aan [eiser] te voldoen €     916.628,30, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van     aanzegging – 18 september 1989 – tot de dag der algehele voldoening,     subsidiair vanaf de respectievelijke data van het ontstaan van de     diverse schadeposten tot aan de dag der algehele voldoening, een en     ander onder aftrek van de betaalde voorschotten ad € 160.924,00 waarbij     bepaald dient te worden dat de voorschotten allereerst in mindering     strekken op de rente en kosten en daarna pas op de hoofdsom; 
 II. voor recht zal verklaren dat Interpolis gehouden is om bij     wijziging van de huidige WAO-uitkering van [eiser], die is gebaseerd op     een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100% en meer in het     bijzonder bij een verlaging van die WAO-uitkering vergeleken met het     niveau van deze uitkering per 1 januari 2010 (vermeerderd met de     jaarlijkse loonindexcijfers voor de toekomst) aan [eiser] tot zijn 67e     jaar jaarlijks een zodanig aanvullende betaling te doen, dat de     negatieve gevolgen van een en ander, althans de (netto) vermindering     zullen/zal worden gecompenseerd; 
 III. Voor recht zal verklaren dat Interpolis gehouden is om, indien     toekomstige (stelsel)wijzigingen in het zorgverzekeringsstelsel ertoe     leiden dat [eiser] een hogere eigen bijdrage dan wel een hoger eigen     risico voor medische kosten verschuldigd is dan € 165,-- per jaar aan     [eiser] tot zijn 75e jaar jaarlijks een betaling te doen die de     negatieve gevolgen van deze verandering, althans vermindering, voor     [eiser] netto zal/zullen compenseren; 
 IV. Voor recht zal verklaren dat indien en voor zover in de     toekomst, als gevolg van een verergering van het ongevalsletsel, meer of     andere voorzieningen voor het vervoer, de woning en het algemeen     dagelijks leven nodig zijn dan de in deze dagvaarding gevorderde     voorzieningen, Interpolis gehouden is om aan [eiser] deze voor zijn     rekening komende kosten te vergoeden; 
 V. Voor recht zal verklaren dat, indien en voor zover de fiscus     [eiser] een aanslag loon/inkomstenbelasting en premieheffing oplegt over     de door hem ontvangen en nog te ontvangen schadevergoedingen,     Interpolis [eiser] dient te vrijwaren voor de hieruit voortvloeiende     schade, de kosten van eventueel te voeren procedures daaronder begrepen;  
 VI. Interpolis zal veroordelen om aan [eiser] te voldoen de hiervoor     onder 2 tot en met 5 bedoelde schade, voor zover niet in onderhavige     procedure te begroten, als nader op te maken bij staat en te vereffenen     volgens de wet; 
 V. Interpolis zal veroordelen in de kosten van deze procedure, de kosten van betekening en executie daaronder begrepen. 
 3.   De verdere beoordeling 
 3.1.  In het vorige vonnis is R.E.E.M. Artoos tot deskundige     benoemd. Zij heeft op 14 juni 2010 een deskundigenbericht opgesteld.     Partijen, eerst [eiser] en daarna Interpolis, hebben daarop in hun     conclusies gereageerd. Daarnaast heeft [eiser] zijn eis gewijzigd,     waarop Interpolis heeft gereageerd. 
 3.2.  De schade die [eiser] thans vordert omvat de volgende schadeposten: 
 A. Arbeidsvermogensschade inclusief pensioenschade, 
 verlies zelfwerkzaamheid en belastingschade        € 536.579,00 
 B. Materiële schade vanaf het ongeval tot en met november 1994    €   25.338,47 
 C. Surplus boven functiegroep 5          €   79.136,00 
 D. Extra reiskosten woon-/werkverkeer        €   23.561,18 
 E. Orthopedisch schoeisel          €   46.447,00 
 F. Sociale kilometers          €   34.206,00 
 G. Kosten bezoek artsen en ziekenhuizen        €     7.617,50 
 H. Eigen bijdrage zorgverzekering        €     4.100,00 
 I. Kosten verhuizing Eibergen          €     4.550,00 
 J. Studiekosten            €        274,58 
 K. Bedbank            €   11.760,00 
 L. Aangepaste autostoel          €   15.000,00 
 M. Aanschaf sta- opstoel          €   30.429,00 
 N. Expertise Actua Consult en Bureau Pals        €   10.459,08 
 O. Kosten (buitengerechtelijke) rechtsbijstand        €     4.425,52 
 P. Overige kosten/Verschotten          €     7.744,97 
 Q. Smartengeld            €   75.000,00 
 R. Wettelijke rente              p.m. 
 S. Toekomstige schade              p.m. 
 T. Fiscaal voorbehoud              p.m. 
 Totaal            € 916.628,83 
 3.3.  Interpolis heeft tegen diverse schadeposten verweer gevoerd.     Alvorens verder wordt beslist, krijgt [eiser] een laatste gelegenheid     zich bij akte met betrekking tot de schadeposten uit te laten, waarbij     hij in het bijzonder wordt verzocht zich uit te laten over het   volgende: 
 - Ten aanzien van schadepost A.: [eiser] wordt verzocht zich met     betrekking tot de schade wegens verlies van zelfwerkzaamheid nader uit     te laten over het verweer van Interpolis dat de richtlijn van de     Letselschaderaad moet worden gevolgd en, met het oog op eventuele     begroting van deze schade volgens de Letselschaderaad-normen, over de     relevante informatie aangaande de woonsituatie en dergelijke van     [eiser]. 
 - Ten aanzien van schadepost B.: [eiser] wordt verzocht de     schadeposten die worden genoemd in het overzicht dat als productie 8 bij     de laatste akte is overgelegd toe te lichten en zoveel mogelijk met     bescheiden te onderbouwen, behoudens voor zover hij die schadeposten     wenst af te wikkelen op basis van de (eventuele) toepasselijke     Letselschaderaadrichtlijnen, in verband waarmee [eiser] wordt verzocht     aan te geven voor welke schadeposten hij dat wenst. 
 - Ten aanzien van schade post E.: [eiser] wordt verzocht in te gaan     op het verweer van Interpolis (onder verwijzing naar het rapport van     Laumen, productie 1 bij de laatste akte van Interpolis) dat de schade     beperkt zou zijn tot € 136,-- per jaar en op het verweer dat ook zonder     ongeval [eiser] uitgaven had moeten doen voor schoeisel. 
 - Ten aanzien van schadepost F.: [eiser] wordt verzocht toe te     lichten waarom en in hoeverre hij thans meer kilometers per auto aflegt     dan voor het ongeval. 
 - Ten aanzien van schadepost I.: [eiser] wordt verzocht deze schadepost met bescheiden te onderbouwen. 
 - Ten aanzien van schadepost K.: [eiser] wordt verzocht de gestelde levensduur van de bedbank te onderbouwen. 
 - Ten aanzien van schadepost L.: [eiser] wordt verzocht de gestelde     levensduur van zeven jaar te onderbouwen, alsmede middels bescheiden de     gemaakte kosten in verband met de tot nu toe aangeschafte  autostoelen. 
 - Ten aanzien van schadepost M.: [eiser] wordt verzocht om in te     gaan op het verweer dat [eiser] toch een vergoeding zou krijgen voor de     aanschaf van deze stoel, alsmede op de gestelde levensduur van 5 jaar   en   de inhoud van de onderhoudswerkzaamheden. 
 - Ten aanzien van schadepost P.: [eiser] wordt verzocht bescheiden in   het geding te brengen ter onderbouwing van die schadepost. 
 - Ten aanzien van schadepost R.: [eiser] wordt verzocht in te gaan     op het door Interpolis gevoerde verweer met betrekking tot de voor 1     januari 1992 gevorderde rente. 
 - Ten aanzien van schadepost S.: [eiser] wordt verzocht in te gaan op het hiertegen door Interpolis gevoerde verweer. 
 3.4.  Partijen hebben zich, ondanks het verzoek daartoe in het     laatste vonnis, niet uitgelaten over de persoon van een eventueel te     benoemen deskundige (rekenkundige). Aangezien de rechtbank thans     voornemens is zich door een rekenkundige te laten voorlichten over de     omvang van de schade die Interpolis moet vergoeden, krijgen de partijen     die gelegenheid nogmaals. Partijen zijn ook niet ingegaan op de  vraag    van de rechtbank uiteen te zetten welke voorschotten er zijn  betaald.    Zijn dienen dat alsnog te doen, onder vermelding van de  datum waarop  de   voorschotten zijn betaald en waarbij duidelijk wordt  onderscheiden    waarop de voorschotten betrekking hebben (al dan niet  op vergoeding  van   (buiten)gerechtelijke kosten). LJN BQ0871
