Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb R.dam 040309 vraagstelling; dwarsleasie als gevolg van gemiste diagnose retro-pharyngeaal abces?

Rb R.dam 040309 vraagstelling; dwarsleasie als gevolg van gemiste diagnose retro-pharyngeaal abces?
3.1 De rechtbank gaat uit van de navolgende vaststaande feiten.
a.  Eiser, geboren op 28 december 1950, heeft op of omstreeks 12 mei 2005 zijn huisarts geconsulteerd in verband met pijnklachten in de nek.
b.  Op 18 mei 2005 is eiser door zijn huisarts verwezen naar neuroloog [neuroloog] (hierna: de neuroloog), werkzaam in het ziekenhuis van gedaagde. In eerste instantie is onderzoek verricht en een anamnese afgenomen door een coassistent.
c.  Vervolgens is eiser gezien door de neuroloog. Deze heeft bloedonderzoek laten uitvoeren alsmede een MRI-scan. De vraagstelling voor de MRI-scan was: "aanw. voor compressie?".
d.  Radiologe [radiologe] (hierna: de radiologe) heeft het MRI-onderzoek uitgevoerd, waarvan een verslag van 18 mei 2005 is opgemaakt, met als conclusie: "zeer forse degeneratieve compressie van het myelum niveau C3 t/m C6 in mindere mate C6-C7 niveau".
e.  Op 20 mei 2005 is eiser door de neuroloog verwezen naar de fysiotherapeut.
f.  Eiser is op 27 mei 2005 en op 10 en 17 juni 2005 door de neuroloog gezien.
g.  Op 19 juni 2005 eiser thuis gestruikeld en gevallen, waarna hij zijn armen nog maar beperkt en zijn benen helemaal niet meer kon bewegen. Eiser is opgenomen in het EMC te Rotterdam met een traumatische cervicale dwarslaesie. Neurochirurg [neurochirurg] heeft eiser aldaar behandeld.
h.  Op 27 september 2005 is eiser overgeplaatst naar revalidatiecentrum Rijndam te Rotterdam, waar hij tot 15 augustus 2006 opgenomen is geweest. Revalidatiearts [revalidatiearts] heeft eiser behandeld. Vervolgens is de revalidatie in dagbehandeling voortgezet.
i.  De klachtencommissie van het IJsselland ziekenhuis heeft op 20 februari 2006 uitspraak gedaan over de klacht van eiser over zijn behandeling in het IJsselland ziekenhuis.
j.  Eiser heeft gedaagde op 8 maart 2006 schriftelijk aansprakelijk gesteld.
k.  Op verzoek van de ongevallenverzekeraar van eiser heeft neurochirurg [neurochirurg] eiser onderzocht en op 24 oktober 2006 een expertiserapport uitgebracht.
l.  Neuroradioloog [neuroradioloog] heeft op gezamenlijk verzoek van partijen op 14 november 2007 een expertiserapport uitgebracht.
m.  Op verzoek van gedaagde, althans haar aansprakelijkheidsverzekeraar, heeft neuroloog [neuroloog 2] dossierstudie verricht en hieromtrent op 6 oktober 2008 schriftelijk gerapporteerd.
n.  Gedaagde heeft geen aansprakelijkheid erkend.

3.2. Eiser legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat gedaagde op grond van artikel 7: 462 Burgerlijk Wetboek aansprakelijk is voor onzorgvuldig handelen van neuroloog [neuroloog] en van radiologe [radiologe]. Eiser maakt de neuroloog de navolgende verwijten:
- hij heeft een onzorgvuldige MRI-scan aanvraag gedaan,
- hij heeft de bevindingen van de coassistent niet gecheckt,
- hij heeft geen neurologisch onderzoek verricht,
- hij heeft de MRI-scan onjuist beoordeeld en geïnterpreteerd,
- hij heeft geen collegiale consulten dan wel overleg geregeld en
- hij heeft niet naar de ontstekingsaard gezocht.
Eiser verwijt de radiologe dat zij het op de MRI-scan van 18 mei 2005 zichtbare retro-pharyngeaal abces over het hoofd heeft gezien.
Eiser stelt dat de ontwikkeling van dit abces heeft geleid tot verzwakking van de botstructuur, waardoor de val van 19 juni 2005 tot een dwarslaesie heeft geleid.
Ter onderbouwing van deze stellingen beroept eiser zich op de door hem in het geding gebrachte medische stukken.

3.3. Gedaagde erkent dat het bestaan van een retro-pharyngeaal abces over het hoofd is gezien, waarna zich een cervicale spondylodiscitis heeft ontwikkeld, doch betoogt dat sprake is geweest van een zeldzame aandoening (het abces) waarop de neuroloog niet bedacht hoefde te zijn op basis van zijn bevindingen uit anamnese en onderzoek. Gedaagde stelt dat de neuroloog onder de gegeven omstandigheden heeft kunnen kiezen voor een algemene vraagstelling ten behoeve van de MRI-scan. In het verlengde hiervan geldt volgens gedaagde dat de radiologe op basis van de vraagstelling heeft kunnen volstaan met de conclusies die zij in haar verslag van 18 mei 2005 heeft vastgelegd. Nu de MRI-scan vervolgens een ernstige afwijking liet zien (een ernstige kanaalstenose), heeft de neuroloog kunnen kiezen voor een afwachtend beleid, aldus gedaagde, die concludeert dat geen sprake is geweest van onzorgvuldig handelen, zodat geen sprake is van een tot aansprakelijkheid leidende tekortkoming bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst.
Ter onderbouwing van haar verweer heeft gedaagde kanttekeningen geplaatst bij de medische stukken waarnaar eiser verwijst en zich voorts beroepen op het rapport van 6 oktober 2008 van neuroloog [neuroloog 2] (zie overweging 3.1 onder m).
Voorts heeft gedaagde aangevoerd dat nader onderzoek moet worden gedaan naar het door eiser gestelde causale verband tussen het handelen of nalaten van de neuroloog en de radiologe enerzijds en de verdere ontwikkeling van het abces anderzijds. Hetzelfde geldt volgens gedaagde voor de gevolgen van de doorgemaakte val, met name in verband met pre-existente klachten.

3.4. Kernvraag is of de neuroloog en/of de radiologe hebben/heeft gehandeld in strijd met hetgeen van redelijk handelende en redelijk bekwame vakgenoten mocht worden verwacht. Alleen in dat geval is gedaagde aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade. De stelplicht en, bij voldoende betwisting, de bewijslast rusten bij eiser.

Eiser heeft aan deze stelplicht voldaan en zijn stellingen concreet onderbouwd aan de hand van de door hem in het geding gebrachte medische informatie.
Gedaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Weliswaar erkent gedaagde dat een op de MRI-beelden zichtbaar abces over het hoofd is gezien, maar gedaagde betoogt gemotiveerd dat dit, evenals het door de neuroloog uitgezette afwachtende beleid, in de omstandigheden van het geval niet verwijtbaar is. Daarbij heeft gedaagde zich in het bijzonder beroepen op het rapport van neuroloog [neuroloog 2] van 6 oktober 2008. In dit rapport wordt op basis van de voorhanden zijnde medische informatie geconcludeerd dat geen sprake is geweest van verwijtbaar medisch handelen.

De rechtbank concludeert op basis hiervan dat de stellingen van eiser voldoende gemotiveerd zijn betwist, zodat deze stellingen in deze procedure niet als vaststaand kunnen worden aangenomen.

3.5. Het voorgaande wordt niet anders door het betoog van eiser ter comparitie van partijen dat aan het rapport van neuroloog [neuroloog 2] geen betekenis toekomt en dat dit geen bewijskracht heeft, omdat het rapport zowel procedureel als inhoudelijk niet zou voldoen aan de daaraan te stellen eisen. Eiser stelt dat het rapport van [neuroloog 2] zonder zijn toestemming is opgesteld en dat zijn inzage- en blokkeringsrecht niet zijn gerespecteerd. Voorts voldoet volgens eiser het rapport inhoudelijk niet omdat [neuroloog 2] in strijd met de feiten heeft aangenomen dat er sprake is geweest van een zorgvuldig fysisch diagnostische en neurologische diagnostiek.
Gedaagde heeft ter comparitie aangevoerd dat het rapport van neuroloog [neuroloog 2] geen keuring betreft maar een dossieronderzoek, dat is te beschouwen als het standpunt van de medisch adviseur van gedaagde als procespartij. Voor wat betreft de door eiser gestelde feiten heeft gedaagde bij conclusie van antwoord verwezen naar een schriftelijke verklaring van neuroloog [neuroloog] van 13 oktober 2008 (productie 1), waarin door deze is aangegeven dat de belangrijkste onderdelen van de anamnese zijn nagevraagd en van het neurologisch onderzoek zijn herhaald.

Voor wat betreft het formele bezwaar van eiser volgt de rechtbank het standpunt van gedaagde. Nu uitsluitend sprake is van een partijrapport op basis van reeds voorhanden zijnde medische stukken, zonder aanvullend medisch onderzoek van eiser zelf, valt niet in te zien dat de privacy van eiser in het geding is. Het in het kader van deze procedure opgestelde rapport van [neuroloog 2] kan dan ook niet op een lijn worden gesteld met een keuring ter zake waarvan eiser een inzage- en blokkeringsrecht zou hebben. Aan de omstandigheid dat het rapport buiten medeweten van eiser is opgesteld en als productie is overgelegd, zijn in deze procedure derhalve geen gevolgen als door eiser bepleit verbonden.

Ten aanzien van het inhoudelijke bezwaar geldt dat eiser al had aangevoerd dat de neuroloog op 18, 20 en 27 mei respectievelijk 10 juni 2005 geen lichamelijk/neurologisch onderzoek heeft verricht, alsmede dat hij de juistheid betwist van de door gedaagde bij conclusie van antwoord overgelegde verklaring van de neuroloog van 13 oktober 2008.
Op dit aspect van feitelijke aard verschillen partijen van mening. Voor zover het rapport van [neuroloog 2] de feitelijke visie van gedaagde volgt, past het rapport - uiteraard - in het verweer van gedaagde. Dit maakt het rapport evenwel niet ongeldig of onbruikbaar als het rapport van een partijdeskundige. Zo nodig kan in een later stadium van de procedure nog nadere bewijsvoering plaatsvinden omtrent feiten die tussen partijen in geschil zijn gebleven en die voor een beslissing van belang zijn.

3.6. In deze situatie heeft de rechtbank behoefte aan een onafhankelijk deskundigenbericht. Voor het geval de rechtbank een deskundigenbericht nodig zou oordelen heeft eiser ter comparitie desgevraagd reeds aangegeven dat onderzoek door zowel een neuroloog als een radioloog noodzakelijk is, alsmede dat voor dat geval professor [professor] te Utrecht als te benoemen neuroloog wordt voorgesteld. Ook gedaagde acht onderzoek door een neuroloog en een radioloog wenselijk, waarbij ook voor gedaagde professor [professor] aanvaardbaar is als deskundige. Voorts heeft gedaagde in een notitie ten behoeve van de comparitie een aantal neurologen en radiologen voorgesteld.

De rechtbank zal professor [professor] benaderen met de vraag of hij bereid en in staat is een deskundigenrapportage in deze procedure uit te brengen. Indien dit niet het geval is, zal een andere neuroloog als deskundige benoemd moeten worden. Om die reden dient eiser zich hierover nader uit te laten, in het bijzonder over de door gedaagde voorgestelde neurologen.
Voorts dient eiser zich uit te laten over de persoon van een te benoemen radioloog, in het bijzonder over de door gedaagde voorgestelde radiologen.

3.7. Beide partijen worden in de gelegenheid gesteld zich (nader) uit te laten over de aan de deskundigen voor te leggen vragen. Vooralsnog stelt de rechtbank de navolgende conceptvragen voor, die de te benoemen deskundigen gezamenlijk dienen te beantwoorden.

1. Behandeling(en) door gedaagde
a. Wilt u een uitvoerige beschrijving geven van de medische behandeling van eiser in de periode van 18 mei tot 18 juni 2005?
b. Wilt u daarbij ook aandacht besteden aan de door de behandelend neuroloog aan de behandelend radiologe gegeven opdracht?
c. Indien en zover u bij de beantwoording van de vorige vragen bent uitgegaan van feiten en of omstandigheden die tussen partijen in discussie zijn (zie met name hiervoor onder 3.5), wordt verzocht gemotiveerd aan te geven wat de relevantie van deze feiten en/of omstandigheden is er voor uw beoordeling.

2. Oordeel over de medische behandeling door gedaagde
a. De rechtbank zal in deze zaak beoordelen of door gedaagde is gehandeld - waaronder te verstaan het handelen van de behandelend neuroloog en de behandelend radiologe - in strijd met hetgeen van redelijk handelende en redelijk bekwame vakgenoten mocht worden verwacht. Bij de beoordeling is met name van belang of is gehandeld in strijd met de ten tijde van de behandeling geldende professionele standaard, op te vatten als het geheel van kennis, regels en normen waaraan een medisch beroepsbeoefenaar in vergelijkbare omstandigheden is gehouden, blijkend uit de opleiding(seisen), gangbare inzichten binnen de beroepsgroep, wetenschappelijke literatuur op het vakgebied, protocollen en gedragsregels.
Hoe beoordeelt u de behandeling van eiser in genoemde periode gezien de op dat moment geldende medisch-professionele standaard?
b. Wilt u bij de beoordeling gemotiveerd betrekken hetgeen eiser als verwijten heeft aangevoerd (hiervoor kort aangeduid onder 3.2) en hetgeen gedaagde als verweer heeft aangevoerd (kort aangeduid onder 3.3).
c. Kunt u uw antwoord uitvoerig toelichten en daarbij concreet aangeven welke elementen die de “medisch-professionele standaard” vormen u bij uw oordeelsvorming hebt betrokken?
d. Indien er over het onderwerp van deze expertise c.q. het te beoordelen handelen uiteenlopende opvattingen/gebruiken/scholen bestaan, wilt u dan uiteenzetten in welk(e) opzicht(en) dat het geval is? Wat is uw eigen opvatting?
e. Kunt u, indien en voor zover volgens u het handelen niet aan de medisch-professionele standaard heeft voldaan, zo concreet mogelijk aangeven hoe er dan wel had moeten worden gehandeld?

3. Causaal verband
a. Wat zijn naar uw mening de gevolgen voor eiser, bezien vanaf 18 mei 2005 van de door u beschreven medische behandeling?
b. Wilt u zo nodig aangeven of en - zo ja - op welk ander vakgebied deze gevolgen nader door een andere deskundige / specialist dienen te worden onderzocht?
c. Indien naar uw oordeel het handelen niet aan de medisch-professionele standaard heeft voldaan; is er sprake van klachten en afwijkingen die ook zouden zijn opgetreden indien de behandeling wel daaraan zou hebben voldaan? Zo ja, hoe groot acht u de kans dat dit het geval zou zijn geweest? Wilt u deze kans, indien mogelijk uitdrukken in een percentage, daarbij rekening houden met een marge?
d. Indien sprake is van functieverlies als gevolg van de behandeling, welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijn van de American Medical Association (AMA-guides, laatste druk), aangevuld met eventuele richtlijnen van uw eigen beroepsvereniging? Wilt u zo nauwkeurig mogelijk beschrijven hoe het totale percentage is opgebouwd?
e. Welke beperkingen ondervindt eiser naar uw oordeel in het dagelijks leven, bij de vrije tijdsbesteding, bij het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden en bij het verrichten van loonvormende arbeid? Wilt u deze beperkingen zo nauwkeurig mogelijk beschrijven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
f. Is sprake van een medische eindtoestand? Zo nee, verwacht u op uw vakgebied nog een belangrijke verbetering dan wel een verslechtering ten opzichte van de huidige toestand? Kunt u aangeven op welke termijn die is te verwachten en waarvan die eventueel afhankelijk is? Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de mate van functieverlies?

4. Slotvraag
Heeft u verder nog opmerkingen die voor een beoordeling van deze zaak door de rechtbank van belang zouden kunnen zijn?; LJN BI6309