Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 240823 psychische klachten na onterechte melding dat HIV-test positief was; toewijzing verzoek voorlopig deskundigenbericht; benoeming psychiater; vraagstelling

RBAMS 240823 psychische klachten na onterechte melding dat HIV-test positief was; toewijzing verzoek voorlopig deskundigenbericht; benoeming psychiater; vraagstelling

2 De feiten

2.1.

[verweerder] is op 15 juli 2010 door zijn huisarts verwezen naar de polikliniek dermatologie van het AMC vanwege wratjes rond het geslachtsdeel.

2.2.

Op 2 augustus 2010 heeft [verweerder] een consult gehad met een dermatoloog in het AMC. Tijdens het consult zijn de klachten besproken en is [verweerder] verwezen naar de SOA-polikliniek voor een algehele screening. Deze screening is op 3 augustus 2010 verricht. Onderdeel van de screening was een hiv-test.

2.3.

Op 17 augustus 2010 is tijdens een afspraak in het AMC aan [verweerder] medegedeeld dat de hiv-test positief was. Ook is besproken dat de wratjes door middel van coagulatie (wegbranden) konden worden behandeld.

2.4.

Op 19 augustus 2010 had [verweerder] een afspraak met een hiv-consulent in het AMC. Tijdens deze afspraak heeft [verweerder] uitleg gekregen over hiv en is gesproken over zijn persoonlijke situatie. Daarbij is onder andere besproken dat [verweerder] islamitisch is opgevoed, dat hij een vriendin had die hij nog niet had ingelicht over de positieve testuitslag en dat hij twee keer per dag wiet gebruikte.

2.5.

Eind augustus 2010 heeft het AMC ontdekt dat in het laboratorium een monsterverwisseling heeft plaatsgevonden, waardoor ten onrechte aan [verweerder] is medegedeeld dat de hiv-test positief was.

2.6.

Hierna hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden tussen medewerkers van het AMC en [verweerder] , waarin de betrokken behandelaars excuses hebben gemaakt voor de foutieve uitslag.

2.7.

Omdat [verweerder] in de gesprekken heeft laten weten dat hij psychische klachten had als gevolg van het feit dat hij enige tijd heeft gedacht dat hij hiv had, is hij eind 2010 gestart met behandelingen bij een psycholoog van het AMC. Hier heeft hij enkele gesprekken gehad.

2.8.

Ten tijde van de hiv-test zat [verweerder] in het derde studiejaar van de vierjarige mbo-opleiding tot klinisch chemisch analist. [verweerder] heeft deze opleiding niet afgemaakt.

2.9.

In februari 2011 heeft het AMC [verweerder] een schadevergoeding betaald van € 9.180,00.

2.10.

In mei 2013 heeft [verweerder] (de POH-GGZ van) zijn huisartsenpraktijk bezocht. Tijdens een consult is gesproken over de psychische klachten van [verweerder] en zijn toegenomen cannabisgebruik. Vanwege dit gebruik is [verweerder] verwezen naar de Jellinek Kliniek, waar hij tot september 2013 is behandeld.

2.11.

In februari 2018 heeft [verweerder] zich bij zijn huisarts gemeld vanwege toenemende psychische klachten. De huisarts heeft [verweerder] doorverwezen naar een psycholoog, waar hij van 1 maart 2018 tot en met 21 juni 2018 is behandeld vanwege angst- en somberheidsklachten. De psycholoog heeft [verweerder] vervolgens doorverwezen naar een specialistische zorgaanbieder, waar hij vanaf eind augustus 2018 tot en met januari 2019 maandelijks een gesprek had. Hierna heeft [verweerder] gesprekken gehad met de POH-GGZ.

2.12.

In de jaren 2013 tot en met 2022 hebben de advocaat van [verweerder] en het AMC meerdere keren contact gehad over de vraag of [verweerder] aanspraak kan maken op een aanvullende schadevergoeding vanwege psychische klachten als gevolg van de monsterverwisseling. Partijen zijn het niet met elkaar eens geworden.

3 Het verzoek

3.1.

Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen en professor G.F. Koerselman, psychiater, als deskundige zal benoemen met als opdracht de in het verzoekschrift opgenomen vragen te beantwoorden. Het onderzoek heeft tot doel om meer duidelijkheid te verkrijgen over de medische gevolgen van het feit dat [verweerder] ten onrechte in de veronderstelling heeft verkeerd dat hij hiv-positief was.

3.2.

[verweerder] stemt in met de benoeming van Koerselman, maar niet met alle vragen die het AMC in het verzoekschrift heeft opgenomen.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Tussen partijen is niet in geschil dat het verzoek aan de wettelijke eisen voldoet en kan worden toegewezen. De rechtbank wijst het verzoek daarom toe met inachtneming van hetgeen hierna wordt overwogen.

De deskundige

4.2.

Partijen zijn het erover eens dat het onderzoek kan worden gedaan door Koerselman. De griffier heeft daarom contact met hem opgenomen. Koerselman heeft verklaard dat hij bereid is het deskundigenonderzoek te verrichten en dat hij hiertoe vrij staat. De rechtbank zal hem daarom als deskundige benoemen.

Medische informatie

4.3.

Het AMC stelt zich op het standpunt dat het volledige medisch dossier beschikbaar moet komen voordat Koerselman zijn onderzoek start. In de pleitaantekeningen heeft het AMC een aantal ontbrekende stukken genoemd en toegelicht dat zij daarnaast inzage wenst in alle huisartsgegevens. [verweerder] heeft niet bestreden dat het van belang is dat Koerselman voorafgaand aan het onderzoek over deze gegevens beschikt en heeft tijdens de zitting verklaard dat hij bereid is de betreffende informatie te verstrekken. De rechtbank zal daarom bepalen dat Koerselman zijn onderzoek pas aanvangt nadat [verweerder] het volledige medische dossier heeft aangeleverd, waaronder in elk geval alle medische gegevens van de huisarts en alle correspondentie van en naar de huisarts.

Vraagstelling

4.4.

[verweerder] stemt in met vraag 1, 2 en 4 die het AMC in het verzoekschrift heeft opgenomen. De rechtbank zal deze vragen opnemen in de vraagstelling.

4.5.

Vraag 3 en 6 vermelden de periode waarin [verweerder] ten onrechte in de veronderstelling heeft verkeerd dat hij hiv-positief was. Partijen hebben beide een ander standpunt ingenomen over de lengte van deze periode. Het AMC stelt dat [verweerder] op 27 augustus 2010 op de hoogte is gebracht van de monsterverwisseling, terwijl [verweerder] stelt dat dit op zijn vroegst op 2 september 2010 is geweest. Zoals tijdens de zitting met partijen is besproken, zal de rechtbank beide data in de vraagstelling verwerken.

4.6.

Uit de stukken volgt dat [verweerder] in 2018 is mishandeld. Het AMC stelt dat deze gebeurtenis ook tot psychische klachten kan hebben geleid en heeft daarom in vraag 5 in het verzoekschrift naar de gevolgen van de mishandeling gevraagd. In het verweerschrift heeft [verweerder] een voorstel tot herformulering van deze vraag gedaan. Hierna heeft het AMC tijdens de zitting op haar beurt ook een voorstel tot herformulering gedaan. [verweerder] heeft geen zwaarwegende bezwaren naar voren gebracht tegen dit laatste voorstel van het AMC. De rechtbank zal de door het AMC voorgestelde vraag daarom opnemen in de vraagstelling.

4.7.

[verweerder] heeft drie aanvullende vragen voorgesteld. Het AMC heeft ingestemd met vraag 7 en 8. Tijdens de zitting heeft het AMC een voorstel gedaan voor aanvulling van vraag 7, waar [verweerder] mee heeft ingestemd. De rechtbank zal deze vragen opnemen in de vraagstelling.

4.8.

[verweerder] heeft verzocht om als vraag 9 op te nemen in hoeverre de deskundige het aannemelijk acht dat [verweerder] door het incident is gestopt met zijn opleiding tot klinisch chemisch analist. Het AMC heeft hiertegen bezwaar gemaakt en heeft kort gezegd aangevoerd dat de vraag te beperkt is en niet in een psychiatrisch onderzoek thuishoort. De rechtbank stelt voorop dat het huidige deskundigenonderzoek uitsluitend ziet op de medische gevolgen van de monsterverwisseling. Het AMC heeft terecht naar voren gebracht dat de voorgestelde vraag van arbeidskundige aard is. De rechtbank zal deze vraag daarom niet aan de deskundige voorleggen.

Overige

4.9.

De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de verzoekende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door het AMC moeten worden betaald.

4.10.

De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

4.11.

Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

beveelt een onderzoek door een deskundige en bepaalt dat aan de deskundige de volgende vragen ter beantwoording zullen worden voorgelegd;

Vraag 1

Kunt u de medische voorgeschiedenis op uw vakgebied tot op heden zo uitvoerig mogelijk en in chronologische volgorde beschrijven? Kunt u daarbij aangeven welke behandelingen werden toegepast, welke medicatie werd voorgeschreven, wat daarvan het effect was en welke diagnoses door de behandelende sector werden gesteld en overwogen? Kunt u tevens uw eigen diagnostische overwegingen ter zake weergeven? Kunt u bij uw beschrijving tevens ingaan op de in het verzoekschrift genoemde life events en omstandigheden?

Vraag 2

Kunt u aangeven van welke psychiatrische problematiek bij [verweerder] thans sprake is en welke diagnose(s) u op uw vakgebied kunt stellen? Kunt u in het kader van uw onderzoek tevens de zogeheten SIMS-vragenlijst afnemen? Kunt u daarbij aangeven welke klachten en beperkingen dit geeft voor zowel het dagelijks leven als de beroepsuitoefening? Kunt u uw antwoord zo veel mogelijk toelichten mede aan de hand van de criteria die in de DSM voor de betreffende diagnose(s) worden gehanteerd?

Vraag 3

Kunt u aangeven in hoeverre de bij vraag 2 beschreven psychiatrische diagnose(s) c.q. problematiek valt terug te voeren op het feit dat [verweerder] in de periode 17 tot en met 27 augustus dan wel 2 september 2010 ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat hij positief was getest voor hiv? Kunt u daarbij mede ingaan op de vraag of voor ontwikkelen van deze problematiek (ook) andere factoren en oorzaken zijn aan te wijzen? Zo ja, welke, en in welke mate is aannemelijk dat zij al dan niet tot het ontstaan van deze problematiek hebben geleid?

Vraag 4

Kunt u aangeven in hoeverre er vanuit kan worden gegaan dat de door u gestelde psychiatrische diagnose(s) c.q. problematiek niet zou(den) zijn opgetreden indien [verweerder] op 17 augustus 2010 direct zou zijn medegedeeld dat de hiv-test uitslag negatief was?

Vraag 5

Kan ervan uit worden gegaan dat betrokkene zonder de monsterverwisseling op enig moment geen vergelijkbare klachten en beperkingen zou hebben gekregen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel en op welke termijn bij benadering? Kunt u daarbij tevens ingaan op de vraag of life events daarbij nog relevant zijn?

Vraag 6

Kunt u aangeven hoe u de prognose ziet op uw vakgebied vanwege het feit dat [verweerder] in de periode 17 tot en met 27 augustus dan wel 2 september 2010 ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat hij positief was getest voor hiv? Is er nog een verbetering c.q. een verslechtering te verwachten? Zijn er nog behandelmogelijkheden, en zo ja welke, en wat kan daarvan redelijkerwijs worden verwacht?

Vraag 7

Kunt u aan de hand van AMA-Guides 6e druk (en aan de hand van de richtlijnen van uw beroepsvereniging) een classificatie (Activiteiten in dagelijks leven, Sociaal functioneren, Concentratie, Adaptatie) en kwantificatie geven van de mate van disfunctioneren, waar het de gevolgen van het foutief handelen in 2010 betreft? Kunt u daarbij een percentage blijvende functionele invaliditeit (BI) noemen? Kunt u dit percentage BI tevens benoemen voor de situatie dat de monsterverwisseling niet zou zijn opgetreden?

Vraag 8

In hoeverre is er op uw vakgebied sprake van beperkingen als gevolg van het foutief handelen in het algemeen? Kunt u deze beperkingen zo nauwkeurig mogelijk omschrijven, zulks – indien aan de orde – ten behoeve van de arbeidsdeskundige? In hoeverre brengen deze beperkingen op uw vakgebied gevolgen met zich mee

a. Ten aanzien van arbeid?

b. Ten aanzien van de doe-het-zelf capaciteit?

c. In het algemeen dagelijks leven, de zelfverzorgingscapaciteiten of huishoudelijke bezigheden?

5.2.

benoemt tot deskundige:

(...) ECLI:NL:RBAMS:2023:5506