Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 020425 vdo kinderarts; hersenvliesontsteking na behandeling vanwege middenoorontsteking

RBMNE 020425 vdo kinderarts; hersenvliesontsteking na behandeling vanwege middenoorontsteking

2De kern van de zaak

2.1.

De dochter van [verweerster] , [minderjarige (voornaam)] , heeft in juni en juli 2021 een aantal keer het [verzoekster] bezocht met klachten. [verweerster] meent dat daarbij medische fouten zijn gemaakt. Kort na de consulten in het [verzoekster] is [minderjarige (voornaam)] in het [ziekenhuis 1] behandeld en bleek zij hersenvliesontsteking (meningitis) te hebben. Partijen willen allebei een voorlopig deskundigenonderzoek door een kinderarts, maar zijn het niet eens over de vraagstelling. De rechtbank beveelt het gevraagde onderzoek en stelt de vragen vast.

3De beoordeling

Inleiding

3.1.

[minderjarige (voornaam)] is op dit moment 10 jaar oud. Toen zij 6 jaar was, in juni 2021, werd zij ziek. Op 22 juni 2021 werd bij de huisartsenpost aan beide zijden een otitis media acuta (middenoorontsteking) vastgesteld.

3.2.

Op 24 juni 2021 werd [minderjarige (voornaam)] voor het eerst gezien op de afdeling kindergeneeskunde van het [verzoekster] . Daar werd zij op 28 juni 2021 en 2 juli 2021 nogmaals gezien/behandeld, en ook was er meerdere keren telefonisch contact.

3.3.

Ook op 3 juli 2021 was er nog telefonisch contact tussen [verweerster] en het [verzoekster] . Die avond trof [verweerster] [minderjarige (voornaam)] apathisch en grauw aan in bed. [verweerster] is met haar naar het [ziekenhuis 1] (‘ [ziekenhuis 1] ’) gegaan, waar [minderjarige (voornaam)] werd opgenomen.

3.4.

Op 4 juli 2021 is in het [ziekenhuis 1] geconstateerd dat bij [minderjarige (voornaam)] sprake was van een meningitis ten gevolge van het syndroom van Lemierre na een otitis media acuta. [minderjarige (voornaam)] is vervolgens in het [ziekenhuis 1] behandeld.

3.5.

Op 18 juli 2021 is [minderjarige (voornaam)] uit de opname ontslagen. Daarna is zij gestart met revalidatie.

3.6.

[verweerster] meent dat bij de behandeling in het [verzoekster] medische fouten zijn gemaakt. Zij heeft het [verzoekster] aansprakelijk gesteld. Het [verzoekster] betreurt het ernstige ziektebeloop en de impact daarvan, maar is van mening dat zij voor het ernstige beloop van de ziekte en de gevolgen daarvan niet aansprakelijk gehouden kan worden.

3.7.

Om haar rechtspositie te bepalen verzoekt het [verzoekster] een voorlopig deskundigenbericht te bevelen. [verweerster] is het daarmee eens. Wel twisten partijen over de reikwijdte van het deskundigenbericht, de te verstrekken medische informatie en de vraagstelling.

Het voorlopig deskundigenbericht

3.8.

Bij de beoordeling van het geschil stelt de rechtbank het volgende voorop. Het doel van een voorlopig deskundigenbericht is onder andere een partij de mogelijkheid te geven om met een onderzoek door een deskundige zekerheid of duidelijkheid te krijgen over feiten en omstandigheden die voor de beslissing van het geschil van belang kunnen zijn. Dat kan helpen om een standpunt te bepalen. De rechter wijst een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht in principe toe, tenzij verzoeker geen belang heeft bij het verzoek of de verzochte informatie onvoldoende bepaald is, het verzoek in strijd is met de eisen van een goede procesorde, de bevoegdheid misbruikt wordt of de rechter vindt dat er een ander belangrijk bezwaar bestaat tegen het onderzoek. Van een dergelijke afwijzingsgrond is hier geen sprake. [verweerster] heeft ook geen bezwaar tegen het houden van een voorlopig deskundigenbericht. De rechtbank zal het gevraagde onderzoek daarom bevelen en een deskundige benoemen.

De deskundige

3.9.

Partijen zijn het erover eens dat zij dr. R. Oostenbrink, kinderarts algemene kindergeneeskunde verbonden aan het [ziekenhuis 2] , willen vragen het onderzoek uit te voeren. De griffier heeft haar daarom benaderd en gevraagd of zij bereid is en het haar vrij staat om onderzoek te doen. Dr. Oostenbrink heeft aangegeven dat zij bereid en in de gelegenheid is het onderzoek te verrichten. De rechtbank zal haar in deze beschikking als deskundige benoemen.

De vragen

3.10.

Zowel het [verzoekster] als [verweerster] hebben vragen geformuleerd die zij aan de deskundige willen voorleggen en zij hebben bezwaren geuit tegen (een deel van) de door de ander geformuleerde vragen. Ter zitting heeft het [verzoekster] vervolgens een samengestelde vragenlijst voorgelegd, met daarin de vragen van [verweerster] (gedeeltelijk) verwerkt. Op basis van deze vragenlijst(en) en wat ter zitting met partijen is besproken, komt de rechtbank tot de vraagstelling die hierna onder 3.12 is opgenomen.

3.11.

Anders dan [verweerster] voorstelde, zal de rechtbank ook vragen opnemen over het (causale) verband tussen de mogelijke medische fout en de klachten/schade van [minderjarige (voornaam)] en over de gevolgen van die eventuele medische fout. De rechtbank acht de vragen daarover niet prematuur, maar juist in het van belang van zowel het [verzoekster] als [verweerster] om zoveel mogelijk duidelijkheid te krijgen over deze kwestie. Daarbij is ook het verloop in het [ziekenhuis 1] (en mogelijk de periode daarna) relevant, omdat ook daar bepaalde diagnoses en klachten zijn (vast)gesteld. Daarnaast acht de rechtbank een aantal van de door [verweerster] voorgestelde vragen te sturend, zodat die vragen niet zijn opgenomen in onderstaande vragenlijst.

3.12.

De vragen die aan de deskundige ter beantwoording zullen worden voorgelegd, zijn:

1. Bestaan er voor u (zwaar)wegende bezwaren om als deskundige op te treden? Bent u in enige mate betrokken bij het [verzoekster] en de bij de behandeling betrokken artsen, op een wijze die uw onafhankelijkheid en onpartijdigheid in deze zaak zou kunnen beïnvloeden?

2. Kunt u zo uitvoerig mogelijk een chronologische beschrijving geven van de medische voorgeschiedenis van [minderjarige (voornaam)] tot op heden? Kunt u daarbij een onderscheid maken in de tijdsperiode:

a) voorafgaand aan 28 juni 2021;

b) de periode dat [minderjarige (voornaam)] in het [verzoekster] werd behandeld;

c) de behandeling in het [ziekenhuis 1] ;

d) de behandeling na het ontslag uit het [ziekenhuis 1] ?

Kunt u daarbij bij a t/m d in elk geval aangeven welke onderzoeken werden verricht, op welk moment (datum en tijdstip), welke behandelingen hebben plaatsgevonden (datum en tijdstip) en wat daarvan het resultaat was?
Zijn er in het medische dossier inconsistenties of afwijkingen in de verslaglegging die van belang zijn voor de beoordeling?

3. Kunt u voor de verschillende stadia van de behandeling van [minderjarige (voornaam)] aangeven waaruit deze moet bestaan volgens de binnen de beroepsgroep bestaande professionele standaard? Wilt u daarbij zoveel mogelijk verwijzen naar richtlijnen, protocollen en literatuur, en de (digitale) vindplaats daarvan vermelden?

4. Kunt u aangeven in hoeverre het handelen van de artsen van [verzoekster] met betrekking tot de antibiotica behandeling, diagnostiek en het gevoerde beleid niet heeft voldaan aan de professionele standaard van dat moment? Kunt u uw antwoord zo uitvoerig mogelijk toelichten en onderbouwen? Wilt u daarbij ook ingaan op het antibioticabeleid, de diagnostiek (alternatieve diagnoses), de communicatie, eventuele verwijzingen en het beleid na de (telefonische) consulten?

5. Kunt u, voor zover u meent dat niet volgens de professionele standaard door de kinderartsen is gehandeld, tevens aangeven op welk moment anders handelen van de kinderartsen verwacht had mogen worden en hoe dat handelen er dan zou hebben uitgezien?

6. Kunt u, voor zover u meent dat er niet volgens de professionele standaard is gehandeld, aangeven wat daarvan de gevolgen zijn?

7. Kunt u aangeven wat de (huidige) klachten en beperkingen zijn van het ziektebeloop waarvoor [minderjarige (voornaam)] in het [ziekenhuis 1] werd opgenomen? Zijn er nog overige klachten en beperkingen?

8. Kunt u, voor zover u vraag 5 hebt beantwoord, tevens aangeven welke van de bij vraag 7 beschreven klachten en beperkingen niet zouden zijn opgetreden indien wel voldaan zou zijn aan de professionele standaard?

9. Heeft u nog opmerkingen die van belang zouden kunnen zijn voor de beoordeling van deze zaak?

10. Acht u vervolgonderzoek geïndiceerd? Zo ja, door welk specialisme?

Stukken voor de deskundige

3.13.

[verweerster] heeft bezwaar gemaakt tegen het verstrekken van het volledige medisch dossier van [minderjarige (voornaam)] (met daarin zowel de stukken van het [verzoekster] als het [ziekenhuis 1] en andere behandelaren) aan de deskundige. Op de zitting is besproken dat ook de medische informatie uit het [ziekenhuis 1] (en van behandeling nadien) mogelijk relevant is voor het deskundigenonderzoek. Ter zitting heeft [verweerster] ermee ingestemd dat aan de deskundige wordt overgelaten welke medische stukken zij relevant acht voor haar onderzoek. Aan de deskundige wordt verzocht aan partijen door te geven welke medische stukken (van welke instellingen en welke perioden) zij nodig heeft voor haar onderzoek.

3.14.

Daarnaast zijn partijen het er ter zitting over eens geworden dat het medisch dossier van [minderjarige (voornaam)] (van buiten het [verzoekster] ) in eerste instantie nog niet wordt verstrekt aan het [verzoekster] . Als de deskundige haar onderzoek heeft verricht, wordt het conceptrapport als eerste verstrekt aan [verweerster] . Als zij geen gebruik maakt van het blokkeringsrecht (als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 sub b BW) en het deskundigenbericht ook aan het [verzoekster] ter beschikking wordt gesteld, moet [verweerster] alle door haar aan de deskundige verschafte medische gegevens ook aan het [verzoekster] verstrekken (vergelijk de werkwijze die door de Hoge Raad is goedgekeurd in het arrest Hoge Raad 22 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB3676). De rechtbank verzoekt de deskundige er bij de reactietermijn van het [verzoekster] op het conceptrapport rekening mee te houden dat het [verzoekster] (een deel van) de medische gegevens pas in een later stadium ontvangt. Vervolgens moet [verweerster] ook als eerste het definitieve rapport van de deskundige ontvangen. De rechtbank wijst er verder op dat als [verweerster] van het blokkeringsrecht gebruik maakt, de rechtbank daaraan de conclusies kan verbinden die zij passend vindt.

3.15.

De rechtbank zal bepalen dat partijen de deskundige voorzien van de processtukken en dat de griffier een kopie van deze beschikking aan de deskundige toestuurt. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen de deskundige inzage zullen geven in alle bescheiden die zij voor de uitvoering van de opdracht van belang acht. De rechtbank draagt [verweerster] op om de door de deskundige verzochte medische stukken (in eerste instantie alleen) aan de deskundige (en bij niet uitoefenen van het blokkeringsrecht ook aan het [verzoekster] ) toe te zenden.

Voorschot

3.16.

Volgens de hoofdregel van artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet het [verzoekster] het voorschot voor de kosten van de deskundige betalen. Dit zal in de beslissing worden opgenomen. Overigens heeft het [verzoekster] zich ook bereid verklaard de kosten van dit onderzoek voor haar rekening te nemen.

Instructies

3.17.

De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Voldoet een partij niet aan een van deze verplichtingen, dan kan de rechtbank in het nadeel van die partij beslissen.

3.18. Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief contact heeft met de deskundige, moet dat schriftelijk gebeuren. Die schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige moet zij dan ook meteen in kopie aan de andere partij sturen. Rechtbank Midden-Nederland 2 april 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:1420