Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 091123 letsel aan labrum door fysiotherapeutische behandeling? desk. bericht door orthopeed en fysiotherapeut

RBNHO 091123 letsel aan labrum door fysiotherapeutische behandeling? desk. bericht door orthopeed en fysiotherapeut

2 De feiten

2.1.

Op 31 juli 2014 heeft [eiseres 1] zich met nekklachten gemeld bij Bosma. Zij is behandeld door de heer [fysiotherapeut] , die als fysiotherapeut werkzaam is bij Bosma.

2.2.

De vijfde fysiotherapie behandeling vond plaats op 22 september 2014. Tijdens deze behandeling is (wederom) de trapeziusspier gerekt. Het laatste bezoek aan de fysiotherapiepraktijk was op 3 november 2014.

2.3.

Tijdens een arthroscopie van de schouder van [eiseres 1] op 22 december 2015 werd een scheur in het labrum vastgesteld. Het labrum is met behulp van vier ankertjes gehecht aan de rand van de schouderkom van [eiseres 1] .

2.4.

Bij brief van 9 november 2016 heeft [eiseres 1] Bosma aansprakelijk gesteld voor het veroorzaken van letsel aan haar linkerschouder. De aansprakelijkheid is door beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar VvAA afgewezen.

2.5.

Partijen zijn onderling overeengekomen om orthopedisch chirurg H.A.J. van Laarhoven (hierna: Van Laarhoven) te vragen om een onafhankelijk deskundigenbericht uit te brengen. Van Laarhoven heeft [eiseres 1] op 21 maart 2021 onderzocht. Op 28 april ontvingen partijen een conceptrapport van Van Laarhoven. In zijn conceptrapport heeft Van Laarhoven onder andere aangegeven dat er als gevolg van de fysiotherapeutische behandeling een neuropraxie is ontstaan van de posterieure tak van de nervus axillaris. Van Laarhoven heeft ook aangegeven dat de scheur in het labrum niet kan worden toegerekend aan de fysiotherapeutische behandeling. Een definitief rapport is er niet gekomen.

3 De beoordeling

3.1.

Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen. Een voorlopig deskundigenbericht als bedoeld in artikel 202 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan ertoe dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van dat uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen over voor de beslissing van het geschil relevante feiten of omstandigheden waardoor zij haar procespositie beter kan beoordelen.

3.2.

Bij de beoordeling van het verzoek tot benoeming van een deskundige komt de rechter geen discretionaire bevoegdheid toe. Het verzoek moet in beginsel worden toegewezen, als het ter zake dienend en voldoende concreet is en het feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Afwijzing van het verzoek is alleen aan de orde als de rechter van oordeel is dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde, dat van de bevoegdheid om de toepassing van het middel te verlangen misbruik wordt gemaakt of op grond van een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar1. Ook moet degene die de rechtbank verzoekt een voorlopig deskundigenbericht te gelasten conform de in artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (BW) neergelegde regel voldoende belang hebben bij het verzoek.

3.3.

[eiseres 1] legt aan haar verzoek – samengevat – het volgende ten grondslag.

Na een fysiotherapiebehandeling op 22 september 2014 ontstonden er bij [eiseres 1] klachten aan haar linkerschouder. Tijdens een arthroscopie op 22 december 2015 werd een scheur in het labrum gezien. Met behulp van vier ankertjes is het labrum aan de rand van de schouderkom gehecht.

Volgens [eiseres 1] is Bosma aansprakelijk voor het veroorzaken van het letsel aan haar linkerschouder. Vóór de behandeling had zij nooit klachten aan haar schouder en ook na de behandeling zijn er geen andere gebeurtenissen geweest als gevolg waarvan het letsel ontstaan kan zijn. Begin 2021 is Van Laarhoven door partijen gezamenlijk gevraagd om een orthopedisch expertise te verrichten en een rapport op te stellen. Uit het conceptrapport volgt dat het labrum letsel waarschijnlijk pre-existent was. Het letsel zou het gevolg zijn van het op hoog niveau beoefenen van de zwemsport. [eiseres 1] vraagt zich af of deze conclusie juist is, omdat zij al rond haar 16e jaar gestopt is met het zwemmen van wedstrijden. Dat is meer dan 50 jaar geleden. Verder volgt uit het rapport dat er als gevolg van de fysiotherapiebehandeling een neuropraxie is ontstaan van de posterieure tak van de nervus axillaris.

Het rapport van Van Laarhoven is echter nooit definitief geworden, omdat Van Laarhoven zijn werkzaamheden eerder heeft beëindigd. [eiseres 1] vindt dat er (opnieuw) een orthopedisch deskundige moet worden benoemd zodat die deskundige een definitief rapport kan opstellen en kan beoordelen of de klachten aan haar linkerschouder zijn ontstaan door, verband houden met of in juridische zin kunnen worden toegerekend aan de fysiotherapeutische behandeling door Bosma.

3.4.

Bosma voert verweer en stelt primair een tegenverzoek in tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht door een deskundig fysiotherapeut.

Subsidiair stelt Bosma dat als het verzoek van [eiseres 1] wordt toegewezen, er geen grond is om de kosten van het onderzoek door de orthopedisch deskundige voor zijn rekening te laten komen.

[eiseres 1] heeft volgens Bosma onvoldoende belang bij haar verzoek. Volgens Bosma moet namelijk eerst worden beoordeeld of er überhaupt onzorgvuldig is gehandeld bij de fysiotherapie behandeling van [eiseres 1] . Dat kan een orthopedisch deskundige niet beoordelen, dat moet door een deskundig fysiotherapeut worden beoordeeld. Er moet daarom een voorlopig deskundigenbericht door een fysiotherapeut worden gelast. Pas als komt vast te staan dat er onzorgvuldig is gehandeld, zou een eventueel onderzoek door een andere deskundige aan de orde kunnen zijn.

Hoewel het rapport van Van Laarhoven niet definitief is geworden, is de conclusie die daarin wordt getrokken met betrekking tot het labrum letsel duidelijk. De conclusie dat het labrum letsel pre-existent was, is door [eiseres 1] destijds ook niet betwist. Het is daarom onwaarschijnlijk dat Van Laarhoven in een definitief rapport tot een volledig andere conclusie zou zijn gekomen.

De kosten van het rapport van Van Laarhoven zijn volledig door VvAA vergoed en de kosten van een nieuw onderzoek door een orthopedisch deskundige zouden daarom niet voor rekening van Bosma moeten komen.

3.5.

De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van [eiseres 1] ter zake dienend en voldoende concreet is en dat het feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Door Bosma is gesteld dat [eiseres 1] onvoldoende belang heeft bij haar verzoek. Op dit moment beschikken zowel partijen als de rechtbank echter alleen over een concept rapport van de orthopedisch deskundige Van Laarhoven. Een definitief deskundigenbericht of een ander definitief rapport of schrijven op basis waarvan de rechtbank en partijen een eindoordeel kunnen geven is nooit opgemaakt.

Een deskundigenrapport kan [eiseres 1] de mogelijkheid verschaffen om meer zekerheid te verkrijgen over de voor de beslissing van het geschil relevante feiten of omstandigheden waardoor zij haar procespositie beter kan beoordelen. [eiseres 1] heeft naar het oordeel van de rechtbank daarom voldoende belang bij haar verzoek.

3.6.

Bosma is van mening dat het opnieuw benoemen van een orthopedisch chirurg als deskundige in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank verwerpt dat standpunt, omdat er nog geen definitief rapport van een orthopedisch deskundige is en een definitief inhoudelijk oordeel dus ontbreekt.

3.7.

De door de Hoge Raad bepaalde afwijzingsgronden voor het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht staan niet aan het verzoek in de weg. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek op de wet gegrond is en zal met inachtneming van het volgende worden toegewezen.

Benoeming van een orthopeed als deskundige

3.8.

Bosma heeft de rechtbank medegedeeld dat indien de rechtbank besluit een orthopeed als deskundige te benoemen, door Bosma kan worden ingestemd met de door [eiseres 1] voorgestelde deskundige Dr. D.F.P. van Deurzen (hierna: Van Deurzen). Van Deurzen heeft de rechtbank verklaard bereid en in staat te zijn het onderzoek te verrichten. De rechtbank zal overgaan tot benoeming van Van Deurzen.

Vraagstelling

Verder is gebleken dat partijen het eens zijn geworden over de vraagstelling aan deze deskundige. De vraagstelling komt overeen met de vraagstelling die eerder aan Van Laarhoven werd voorgelegd. Aan Van Deurzen zullen de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd.

Kosten

3.9.

[eiseres 1] heeft de rechtbank verzocht om het voorschot op de kosten van het voorlopig deskundigenbericht door de orthopedisch deskundige over partijen te verdelen, zodat de kosten voor 50% voor rekening van [eiseres 1] komen en voor 50% voor rekening van Bosma komen. De rechtbank is van oordeel dat het voorschot op de kosten van het deskundigenonderzoek volledig voor rekening van [eiseres 1] moeten komen. Er is een door de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van Bosma betaald conceptrapport van een orthopedisch deskundige beschikbaar. In dat conceptrapport staat een (voorlopige) conclusie die duidelijk niet in het voordeel van [eiseres 1] is. De rechtbank acht het daarom niet redelijk om de kosten van het nieuwe deskundigenonderzoek voor 50% voor rekening van Bosma te laten komen.

Benoeming van een fysiotherapeut als deskundige

3.10.

Bosma heeft de rechtbank verzocht om een voorlopig deskundigenbericht door een fysiotherapeut te gelasten. Ter zitting is gebleken dat [eiseres 1] hier geen principieel bezwaar tegen heeft. [eiseres 1] heeft wel aangevoerd dat wat haar betreft eerst de orthopedisch deskundige en pas later de fysiotherapeut deskundige moet worden aangesteld. De rechtbank ziet er geen bezwaar in om zowel een orthopeed als een fysiotherapeut als deskundige te benoemen. Beide deskundigen kunnen onafhankelijk van elkaar hun onderzoek doen en daarover rapporteren.

De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen om zich uit te laten of het tegelijktijdig laten uitvoeren van de deskundigenberichten.

3.11.

Door Bosma is J.W. Van Tongeren (hierna: Van Tongeren), verbonden aan Van Tongeren Fysiotherapeuten, voorgedragen als te benoemen deskundige. Door [eiseres 1] is geen bezwaar gemaakt tegen de benoeming deze deskundige. Van Tongeren heeft de rechtbank verklaard bereid en in staat te zijn het onderzoek te verrichten. De rechtbank zal overgaan tot benoeming van Van Tongeren.

Kosten

3.12.

Het voorlopig deskundigenbericht door een fysiotherapeut wordt op verzoek van Bosma gelast. Bosma heeft aangegeven bereid te zijn om het voorschot op die kosten voor zijn rekening te nemen. De rechtbank zal beslissen dat de kosten van het voorlopig deskundigenbericht door een fysiotherapeut voor rekening van Bosma komen.

Vraagstelling

3.13.

Ter zitting heeft [eiseres 1] aangevoerd niet volledig met de door Bosma voorgestelde vraagstelling te kunnen instemmen. Er wordt onder andere aan de deskundige gevraagd of Bosma heeft gehandeld zoals je van een bekwaam vakgenoot mag verwachten. Met deze vraagstelling wordt volgens [eiseres 1] een juridisch oordeel gevraagd aan een medisch deskundige en dat is niet de bedoeling. Het juridische oordeel moet aan de rechter worden overgelaten. [eiseres 1] wijst op de in recente jurisprudentie opgenomen vraagstellingen aan deskundigen. Die standaard zou volgens [eiseres 1] gehanteerd moeten worden.

3.14.

De rechtbank is het met [eiseres 1] eens. Aan een deskundige moeten vragen worden gesteld die de rechter feitelijke informatie verschaffen over de medische praktijk en het handelen van de betrokken behandelaar. Met de antwoorden van de deskundige op de feitelijke vragen is het aan de rechter het handelen te toetsen aan de maatstaf van een redelijk bekwaam en handelend vakgenoot.

Naar het oordeel van de rechtbank dient daarom eerst aan Van Tongeren te worden gevraagd hoe het in algemeen hoort te gaan en dienen daarna vragen te worden gesteld over hoe het in dit geval is gegaan.

3.15.

Om te kunnen beoordelen of sprake is van medisch onzorgvuldig handelen is het voor de rechtbank wel noodzakelijk de deskundige te vragen naar de professionele standaard en/of de gangbare inzichten, opvattingen en gebruiken in de beroepsgroep of op het vakgebied op het moment van de behandeling. Bij de vraagstelling zal de rechtbank nog inleidende opmerkingen in de beslissing opnemen, waarmee het onderscheid tussen informatie over de feitelijke gang van zaken en een oordeel over aansprakelijkheid wordt toegelicht, en wordt uitgelegd wat onder het begrip professionele standaard moet worden verstaan. Bij de vraag of de behandeling voldoet aan die standaard wordt Bosma er nog eens op gewezen dat hij deze vraag zo feitelijk mogelijk moet beantwoorden.

3.16.

De rechtbank zal de aan de deskundige voor te leggen vragen opnemen in de beslissing.

Slotopmerkingen

3.17.

De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

3.18.

Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigen doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

4 De beslissing

De rechtbank

benoeming van een orthopeed als deskundige

4.1.

beveelt een onderzoek door een orthopedisch deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:

Vraag 1:

  1. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen?

  2. Wilt u een actuele inventarisatie van de medische voorgeschiedenis van betrokkene op uw vakgebied vermelden?

  3. Wilt u bij uw antwoord op de vragen onder a en b aangeven welke gegevens u ontleend aan het relaas van betrokkene en welke u ontleent aan onderzoek van door u verkregen medische gegevens?

  4. Wat zijn uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?

  5. Kut u op basis van het medisch dossier en de anamnese een diagnose c.q. differentiaal diagnose geven van de schouderaandoening die bij betrokkene is geconstateerd?

Vraag 2:

Kunt u op basis van de medische literatuur en uw ervaring als vakspecialist (in het algemeen) beschrijven wat de ontstaanswijze is van de bij betrokkene geconstateerde schouderaandoening en welke (mogelijke) oorzaken daaraan ten grondslag kunnen liggen?

Vraag 3:

Kunt u op basis van het medisch dossier en uw bevindingen bij anamnese en onderzoek aangeven wat in het geval van betrokkene de meest waarschijnlijke oorzaak is geweest van de bij haar geconstateerde schouderaandoening?

Vraag 4:

Is er een kans dat ook zonder fysiotherapeutische behandeling de door u onder 1e gestelde diagnose c.q. differentiaal diagnose zou zijn gesteld? Zo ja, wilt u gemotiveerd aangeven hoe groot u die kans acht en deze indien mogelijk uitdrukken in een percentage, eventueel rekening houdend met een marge? Indien het niet mogelijk is een percentage te noemen, wilt u deze kans dan uitdrukken in één van de volgende termen: zeker, zeer groot, groot, klein, zeer klein, verwaarloosbaar klein?

Vraag 5:

Heeft u overigens nog opmerkingen die voor de beoordeling van dit geschil van belang kunnen zijn?

4.2.

benoemt tot deskundige:

Dr. D.F.P. van Deurzen

orthopedisch chirurg

(...)

het voorschot van de orthopeed

4.3.

bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:

  • de deskundige dient binnen drie weken na de datum van deze beslissing een begroting van de kosten op te geven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten

  • de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen

  • partijen kunnen desgewenst binnen twee weken na dagtekening van de brief van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting

  • indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag

  • indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,

4.4.

bepaalt dat [eiseres 1] het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,

4.5.

draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,

benoeming van een fysiotherapeut als deskundige

4.6.

beveelt een onderzoek door een fysiotherapie deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:

Inleiding

In deze zaak staat het handelen van Bosma en Kappel fysiotherapie B.V., in het bijzonder van fysiotherapeut [fysiotherapeut] , ter discussie.

Uw rapport heeft als doel dat de rechter over het handelen van de betrokken fysiotherapeut kan oordelen: is er juist en zorgvuldig gehandeld door de fysiotherapeut? Om dit te kunnen beoordelen is kennis vereist van de professionele standaard en de manier waarop de betrokken fysiotherapeut de behandeling heeft verricht. Daartoe is het noodzakelijk dat de rechter door u als medische deskundige wordt voorgelicht, om zo voorzien te worden van feitelijke informatie over de medische praktijk en het handelen van de betrokken fysiotherapeut. U wordt als medisch deskundige niet gevraagd om te oordelen over de aansprakelijkheid. Bij uw beoordeling moet u dan ook uit gaan van objectieve maatstaven. Leeftijd en ervaring van de arts zijn voor de toets niet van belang.

In dit kader worden u onderstaande vragen gesteld. Het zal niet mogelijk zijn om alle vragen met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te geven. Wel wordt gevraagd of u, vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied, de geformuleerde vragen wilt beantwoorden, naar de stand van de wetenschap op het moment waarop de geneeskundige behandeling plaats had (2014), uw antwoorden te motiveren en zo mogelijk te verwijzen naar relevante literatuur.

Het begrip ‘medisch professionele standaard’ moet u steeds opvatten als het geheel van regels en normen waaraan de hulpverlener is gehouden, die blijken uit de opleiding(s-eisen) voor medici, inzichten en ervaring uit de geneeskundige praktijk, wetenschappelijke literatuur, protocollen en gedragsregels.

Vraagstelling

Vraag 1:

Beschikt u over voldoende gegevens om een oordeel te kunnen geven over de kwaliteit van het fysiotherapeutisch handelen van Bosma? Mocht u aanvullende informatie nodig hebben, dan wordt u verzocht deze schriftelijk bij of via partijen op te vragen en deze bij uw beoordeling te betrekken.

Voor zover u voornemens bent om [eiseres 1] voor uw beoordeling te horen, dan dient u ook

– in het kader van hoor en wederhoor en de totstandkoming van een evenwichtig rapport – contact op te nemen met fysiotherapeut [fysiotherapeut] om hem over zijn fysiotherapeutisch handelen te horen.

Vraag 2:

Kunt u het verloop van de fysiotherapie consulten/behandelingen zo uitvoerig mogelijk beschrijven?

Vraag 3: hoe hoort het te gaan?

a. Kunt u voor de verschillende stadia van de desbetreffende behandeling aangeven waaruit deze dient te bestaan op grond van de binnen de beroepsgroep bestaande professionele standaard? Wilt u daarbij zoveel mogelijk verwijzen naar richtlijnen, protocollen en literatuur?

Vraag 4: hoe is het gegaan?

a. Kunt u op basis van het medisch dossier een beschrijving geven van de fysiotherapie behandeling zoals verricht bij [eiseres 1] op 22 september 2014?

Vraag 5: toets aan de professionele standaard

U moet deze vraag zo feitelijk mogelijk beantwoorden. U hoeft niet aan te geven in hoeverre een eventuele afwijking aanvaardbaar, redelijk of verwijtbaar is.

  1. Kunt u aangeven of naar uw oordeel de behandelend fysiotherapeut heeft gehandeld volgens de op dat moment voor hem geldende professionele standaard?

  2. Als er niet volgens de professionele standaard is gehandeld, kunt u dan aangeven in hoeverre dat niet is gebeurd en hoe er anders had moeten en kunnen worden gehandeld?

  3. Als er niet volgens de professionele standaard is gehandeld, kunt u dan aangeven wat de lichamelijke gevolgen daarvan zijn voor [eiseres 1] en of die gevolgen, indien dat handelen wordt weggedacht, al dan niet ook zouden zijn ontstaan?

Vraag 6:

Heeft u nog opmerkingen die van belang zouden kunnen zijn voor de beoordeling van deze zaak door de rechter?

4.7.

benoemt tot deskundige:

J.W. Van Tongeren

fysiotherapeut

(...) ECLI:NL:RBNHO:2023:14097