Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 031225 Toeslagenaffaire, vdo psychiater en ad-er; t.a.v. moeder toegewezen, t.a.v. kinderen niet; vdo ad-er alleen als psychiatrisch onderzoek daartoe aanleiding geeft

RBGEL 031225 Toeslagenaffaire, vdo psychiater en ad-er; t.a.v. moeder toegewezen, t.a.v. kinderen niet; vdo ad-er alleen als psychiatrisch onderzoek daartoe aanleiding geeft

2De feiten

2.1.

[verzoeker 1] is gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire. Haar kinderopvangtoeslag is stopgezet, ingetrokken en teruggevorderd voor een totaalbedrag van ruim € 31.000,00 over de jaren 2008 tot en met 2010.

2.2.

In een definitieve compensatiebeschikking van 11 oktober 2023 heeft de Belastingdienst vanwege gemaakte fouten bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag een compensatiebedrag vastgesteld van € 47.702,00. Dit bedrag heeft [verzoeker 1] ontvangen.

2.3.

Bij brief van 30 januari 2024 heeft [verzoeker 1] de Staat aansprakelijk gesteld voor de schade die zij stelt te hebben geleden door de onrechtmatige besluiten kinderopvangtoeslag over de periode 2008 tot en met 2010. Bij brief van 26 augustus 2024 is ook namens de, op dat moment meerderjarige, kinderen ( [verzoeker 2] en [verzoeker 3] ) de Staat aansprakelijk gesteld.

2.4.

Bij (gelijkluidende) brieven van 11 juli 2024 en 15 oktober 2024 heeft de Staat jegens [verzoeker 1] en [verzoeker 2] aansprakelijkheid erkend voor de besluiten met betrekking tot de jaren waarvoor door de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) compensatie is toegekend. Voor aanvullende schade verwijst de Staat naar de Commissie Werkelijke Schade (CWS).

2.5.

[verzoekers] hebben geen gebruik gemaakt van het bestuursrechtelijke compensatietraject via CWS.

3Het verzoek

3.1.

[verzoekers] verzoeken de rechtbank tot benoeming van een psychiater en een arbeidsdeskundige over te gaan. Zij stellen dat zij meer schade hebben geleden dan het uitgekeerde compensatiebedrag en willen de resterende schade verhalen door middel van de civielrechtelijke weg. Hiervoor hebben zij een beoordeling nodig van onafhankelijke deskundigen die de schade en het causaal verband tussen de schade en het onrechtmatig handelen van de Staat in kaart kunnen brengen. Voor de psychische gevolgen van de onrechtmatige besluiten willen [verzoekers] dat ieder van hen wordt onderzocht door een psychiater. Aansluitend moet dan een arbeidsdeskundig onderzoek plaatsvinden, zodat per gezinslid naast de psychische gevolgen ook de eventuele functionele beperkingen en de gevolgen daarvan voor het inkomen, de studie en het carrièreperspectief in kaart kan worden gebracht.

3.2.

De Staat heeft geen verweer gevoerd.

4De beoordeling

De toewijsbaarheid van het verzoek

4.1.

Een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 196 Rv-nieuw1 biedt een partij de mogelijkheid om aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen over de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en daardoor beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is de procedure te beginnen of voort te zetten. Een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht moet in beginsel worden toegewezen, tenzij de rechtbank van oordeel is dat de informatie die verlangd wordt niet voldoende bepaald is, onvoldoende belang bij het voorlopig deskundigenbericht bestaat, het verzoek in strijd is met de goede procesorde, sprake is van misbruik van bevoegdheid of andere gewichtige redenen bestaan die zich verzetten tegen het voorlopige deskundigenbericht.

4.2.

Het bovenstaande brengt mee dat, ondanks dat er vanuit de Staat geen verweer is gevoerd tegen de verzoeken, het wel aan [verzoekers] is om voldoende feiten en omstandigheden naar voren te brengen die wijzen op het mogelijke bestaan van psychische klachten als gevolg van het onrechtmatig handelen van de Staat. [verzoekers] hebben in het verzoekschrift niet specifiek toegelicht dat een expertise door een psychiater is aangewezen, bijvoorbeeld door het overleggen van daarop van toepassing zijnde medische informatie of een advies van een medisch adviseur. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de overgelegde aansprakelijkheidstelling van 30 januari 2024 wel dat er voldoende aanknopingspunten zijn voor het bestaan van psychische klachten bij [verzoeker 1] . Immers is in die brief opgenomen dat de voortdurende stress die de toeslagenaffaire bij [verzoeker 1] teweeg heeft gebracht heeft geleid tot een gediagnosticeerd PTSS met kenmerken van depressie en burn-out. Dit leidt ertoe dat een psychiatrisch onderzoek ter zake dienend is. Dit geldt echter niet ten aanzien van de (thans meerderjarige) kinderen. Ten aanzien van hen is namelijk in het geheel niets concreet gesteld (ook niet in de overgelegde brief van 26 augustus 2024) omtrent psychische gevolgen. Dit betekent dat de rechtbank alleen een psychiatrisch onderzoek voor [verzoeker 1] als ter zake dienend zal toewijzen en het verzoek tot een psychiatrisch onderzoek ten aanzien van de kinderen zal afwijzen.

4.3.

Ten aanzien van het verzochte arbeidsdeskundig onderzoek oordeelt de rechtbank als volgt. Uit de aansprakelijkheidsstelling van 30 januari 2024 volgt dat [verzoeker 1] stelt dat zij haar eigen bedrijf heeft moeten beëindigen, omdat zij noodgedwongen minder moest gaan werken om voor de kinderen te zorgen. De rechtbank acht deze onderbouwing voldoende om aan te nemen dat er aanknopingspunten zijn dat [verzoeker 1] inkomensschade heeft geleden als gevolg van de toeslagenaffaire, zodat een arbeidsdeskundig onderzoek daarover uitsluitsel kan geven. Het verzoek ten aanzien van [verzoeker 1] wordt dan ook als ter zake dienend toegewezen. Wat betreft de thans meerderjarige kinderen ligt dit anders. Daaromtrent geldt dat in het geheel niet is onderbouwd dat er mogelijk schade is geleden waarvoor een arbeidsdeskundig onderzoek nodig is om deze schade en het causaal verband van deze schade met de toeslagenaffaire aan te tonen. Dit deel van het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

4.4.

Ter voorkoming van onnodige kosten en tijdrovende onderzoeken zal de rechtbank bepalen dat het arbeidsdeskundig onderzoek van [verzoeker 1] alleen aan de orde is als het psychiatrisch onderzoek daartoe aanleiding geeft.

De te benoemen deskundigen

4.5.

De Staat heeft geen verweer gevoerd tegen de door [verzoeker 1] voorgestelde deskundige verbonden aan WPEX B.V. te Amersfoort. Dr. Peterse van WPEX B.V. heeft desgevraagd verklaard vrij te staan ten opzichte van partijen en bereid en in staat te zijn om het onderzoek te verrichten. Bij het onderzoek zal hij gebruik maken van een GZ-psycholoog. Dr. Peterse verbindt aan zijn aanvaarding van de benoeming de voorwaarde dat partijen instemmen met zijn aansprakelijkheidsbeperking die is opgenomen onder artikel 9 van de algemene voorwaarden van WPEX. Desgevraagd heeft de Staat laten weten niet in te kunnen stemmen met een deel van deze voorwaarde. Hierop heeft dr. Peterse de bepaling aangepast. Vervolgens hebben partijen de rechtbank bericht in te stemmen met de aangepaste algemene voorwaarden. De rechtbank zal dan ook overgaan tot benoeming van dr. Peterse. De rechtbank zal bij de benoeming opnemen dat dr. Peterse zich ervan moet vergewissen dat ook de door hem in te schakelen psycholoog vrij staat ten opzichte van partijen.

4.6.

De Staat heeft ook geen verweer gevoerd tegen de door [verzoeker 1] voorgestelde deskundige, arbeidsdeskundige T. van Summeren, verbonden aan BSH Arbeidsdeskundig Advies te Uden. De rechtbank heeft de heer Van Summeren daarom benaderd. De heer Van Summeren heeft hierop aan de rechtbank meegedeeld dat hij de opdracht niet kan aanvaarden, omdat hij hiervoor geen tijd heeft, nu hij al in een groot aantal soortgelijke onderzoeken als deskundige is benoemd. Dit betekent dat een andere arbeidsdeskundige zal moeten worden gezocht.

4.7.

Nu het nog niet is gelukt om een arbeidsdeskundige te vinden die bereid is om de opdracht te aanvaarden, stelt de rechtbank partijen in de gelegenheid om zich uit te laten over de persoon van de te benoemen arbeidsdeskundige. De rechtbank verzoekt (de advocaten van) partijen om hierover met elkaar in overleg te treden. De rechtbank acht het wenselijk dat partijen gezamenlijk een (of meerdere) perso(o)n(en) voordragen die in hun ogen geschikt is (zijn) om de opdracht te verrichten, zodat de rechtbank deze kan benaderen. Indien (de advocaten van) partijen niet slagen in een gezamenlijke voordracht, verzoekt de rechtbank aan (de advocaten van) partijen in hun brieven in te gaan op de door de wederpartij voor te dragen personen en op eventuele bezwaren tegen benoeming van bepaalde personen, dan wel mee te delen dat partijen zich op dit punt refereren aan het oordeel van de rechtbank. In het geval er geen overeenstemming is, bestaat de mogelijkheid dat de rechtbank komt tot een benoeming van een niet door (één van) partijen aangedragen deskundige.

4.8.

Ten aanzien van het verzoek tot benoeming van een arbeidsdeskundige houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.

De vraagstelling in het psychiatrisch onderzoek

4.9.

De rechtbank zal de inleiding van de door [verzoeker 1] voorgestelde vraagstelling herformuleren, nu deze ook ziet op een onderzoek van de kinderen. Verder acht de rechtbank het relevant om het in de inleiding benoemde ‘voorval’ in tijd te beperken tot het moment van de eerste beschikking waarin de kinderopvangtoeslag is stopgezet, ingetrokken dan wel teruggevorderd in de inleiding op te nemen. Uit de brief van de Staat van 1 april 2025 blijkt namelijk dat de eerste neerwaartse beschikking over (het eerste van) de toeslagjaren dateert van 26 februari 2010. De door [verzoeker 1] voorgestelde vraag 3 heeft de rechtbank anders geformuleerd, nu het niet aan de deskundige is om causaal verband vast te stellen. Tot slot heeft de rechtbank de vraag toegevoegd in hoeverre de deskundige onderzoek door een arbeidsdeskundige aangewezen acht. Voor het overige is de vraagstelling gehanteerd zoals deze is voorgesteld.

De vraagstelling in het arbeidsdeskundig onderzoek

4.10.

De rechtbank acht de voorgestelde vraagstelling op een aantal punten te sturend en zal ook hierin het in de inleiding benoemde ‘voorval’ in tijd beperken tot het moment van de eerste beschikking waarin de kinderopvangtoeslag is stopgezet, ingetrokken dan wel teruggevorderd hierin op te nemen. Daarnaast moet de vraagstelling worden aangepast bij de mogelijkheid van het inschakelen van een rekenkundige.

De kosten

4.11.

De kostenbegroting van dr. Peterse komt uit op een bedrag van € 8.658,00 inclusief btw. Partijen hebben de gelegenheid gehad om te reageren op deze kostenbegroting en de daaraan ten grondslag liggende specificatie. Partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen deze kostenbegroting.

4.12.

De kosten die gemoeid zijn met het arbeidsdeskundig onderzoek zijn nog niet te begroten, nu er nog geen arbeidsdeskundige bereid is gevonden de opdracht te aanvaarden.

4.13.

De Staat heeft aansprakelijkheid erkend en geen verweer gevoerd tegen het verzoek om haar te belasten met het voorschot. Dit is voor de rechtbank aanleiding om van de hoofdregel van artikel 187 Rv-nieuw af te wijken en te bepalen dat de Staat de kosten van de deskundigenonderzoeken moet voorschieten. Nu nog niet tot benoeming van een arbeidsdeskundige kan worden overgegaan, betekent dit dat voor dat voorschot te zijner tijd zal worden beslist dat dit door de Staat moet worden gedeponeerd.

Instructies voor het psychiatrisch onderzoek

4.14.

De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgtrekking verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

4.15.

Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

5De beslissing

De rechtbank

5.1.

beveelt met betrekking tot [verzoeker 1] een onderzoek door een psychiater ter beantwoording van de volgende vragen, waarbij voor het onderzoek gebruik kan worden gemaakt van een tot partijen vrij staande psycholoog:

Inleiding

[verzoeker 1] is erkend gedupeerde van de zogeheten kinderopvangtoeslagaffaire. De Staat heeft erkend dat hij aansprakelijk is. Om een beeld te krijgen van de mogelijke gevolgen voor [verzoeker 1] van het onrechtmatig handelen door de Staat vanaf 26 februari 2010 (hierna: ‘het voorval‘) wordt u verzocht haar te onderzoeken en de volgende vragen te beantwoorden.

Voorvraag

Heeft u voor de beoordeling van deze casus en/of de beantwoording van de onderstaande vragen alle relevante medische informatie ontvangen? Zo nee, wilt u dan aan (een van de) partijen door tussenkomst van belangenbehartiger(s) van (een van de) partijen de benodigde informatie opvragen?

Vragen

1. Wat is uw diagnose en, voor zover relevant, kunt u eventueel eerder gestelde diagnose(s) bevestigen?

2. Zijn er stoornissen aantoonbaar in het mentaal functioneren van betrokkene, zoals:

  • -

    Het reguleren van emoties;

  • -

    Cognitief functioneren, het opnemen en weergeven van informatie;

  • -

    Taalgebruik;

  • -

    Helderheid van bewustzijn;

  • -

    Gedrag?

3. Kunnen de stoornissen die bij betrokkene worden gevonden hun oorzaak vinden in het voorval?

4. Zijn er wellicht andere oorzaken dan het voorval (al dan niet ermee samenhangend), die een verklaring kunnen zijn voor de aangetoonde stoornissen?

5. Wat zijn de beperkingen in het functioneren van betrokkene? Kunt u omschrijven of, en zo ja, waarom deze beperkingen het gevolg zijn van het voorval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?

6. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde klachten en afwijkingen?

a. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?

b. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?

c. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 5)?

7. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?

8. In hoeverre acht u onderzoek door een arbeidsdeskundige aangewezen?

U wordt verzocht uw antwoorden uitgebreid te motiveren en waar mogelijk te onderbouwen met verwijzing naar medisch-wetenschappelijke literatuur.

5.2.

beveelt onder de voorwaarde dat het psychiatrisch onderzoek daartoe aanleiding geeft met betrekking tot [verzoeker 1] een onderzoek door een arbeidsdeskundige ter beantwoording van de volgende vragen:

Inleiding

[verzoeker 1] is erkend gedupeerde van de zogeheten kinderopvangtoeslagaffaire. Vanaf 26 februari 2010 kreeg zij te maken met onrechtmatige besluiten kinderopvangtoeslag over de jaren 2008 tot en met 2010 (hierna verder zal worden aangeduid als ‘het voorval’). De Staat heeft erkend dat hij aansprakelijk is ten opzichte van [verzoeker 1] . Om een beeld te krijgen van de mogelijke gevolgen van het onrechtmatig handelen door de Staat wordt u verzocht de volgende vragen te beantwoorden.

Voorvraag

Heeft u voor de beoordeling van deze casus en/of de beantwoording van de onderstaande vragen alle relevante informatie ontvangen? Zo nee, wilt u dan aan (een van de) partijen door tussenkomst van belangenbehartiger(s) van (een van de) partijen de benodigde informatie opvragen?

Vragen

1. Wilt u de studie- en/of beroepswerkzaamheden van betrokkene in beeld brengen, voor het begin van het voorval, dat wil zeggen voor 26 februari 2010?

2. In hoeverre hebben de door de als deskundige ingeschakelde psychiater voor betrokkene medisch vastgestelde functionele beperkingen invloed gehad op haar studie- en/of beroepswerkzaamheden zoals die waren voor het voorval?

3. Hoe hebben de studie- en/of beroepswerkzaamheden van betrokkene zich ontwikkeld na het voorval?

4. In welke mate hebben de door de als deskundige ingeschakelde psychiater vastgestelde functionele beperkingen van betrokkene invloed op zijn/haar (toekomstig) inkomen?

5. Wilt u naar aanleiding van uw onderzoek bepalen of een onderzoek door een actuarieel rekenkundige noodzakelijk/dienstig is en zo ja, wilt u in dat geval een actuarieel rekenkundige van eigen keuze inschakelen. Over dit voornemen moet u de rechtbank informeren voordat u deze actuarieel rekenkundige inschakelt. De rechtbank zal partijen vervolgens in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de persoon van de actuarieel rekenkundige van uw keuze, de voor te leggen vragen en de kosten. Indien de kosten een overschrijding van het door u opgegeven voorschot teweeg zullen brengen, zult u een nader voorschot moeten vragen, zoals hierna opgenomen.

U dient van de inschakeling van een actuarieel rekenkundige melding te maken in uw rapport en de uitkomsten van dit onderzoek in uw conclusies te betrekken en de verslaglegging van het onderzoek door de actuarieel rekenkundige bij uw expertiserapport te voegen.

6. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?

U wordt verzocht uw antwoorden uitgebreid te motiveren.

5.3.

benoemt tot deskundige in het psychiatrisch onderzoek:

dr. J.W. Peterse, verbonden aan WPEX

Postbus 2783

3800 GJ Amersfoort

telefoonnummer: 088-2550630

emailadres: medischsecretariaat@wpex.nl

het voorschot voor het psychiatrisch onderzoek

5.4.

stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 8.658,00 inclusief btw,

5.5.

bepaalt dat de Staat het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,

5.6.

draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,

het psychiatrisch onderzoek

5.7.

bepaalt dat [verzoeker 1] haar procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,

5.8.

bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,

5.9.

wijst de deskundige er op dat:

  • -

    de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),

  • -

    de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,

  • -

    de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,

5.10.

bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,

het schriftelijk rapport in het psychiatrisch onderzoek

5.11.

draagt dr. Peterse op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,

5.12.

wijst de deskundige er op dat:

  • -

    uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,

  • -

    de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,

5.13.

bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,

5.14.

bepaalt dat partijen binnen twee weken na heden zich moeten uitlaten over de persoon van de te benoemen arbeidsdeskundige zoals bepaald in r.o. 4.7,

5.15. houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van het verzoek tot benoeming van een arbeidsdeskundige aan. Rechtbank Gelderland 3 december 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:10651