Rb Den Haag 291216 Letselschadevergoeding niet aan boedel betaald. Tekortschieten informatieplicht leidt tot einde WSNP zonder schone lei.
- Meer over dit onderwerp:
Rb Den Haag 291216 Letselschadevergoeding niet aan boedel betaald. Tekortschieten informatieplicht leidt tot einde WSNP zonder schone lei.
Zie ook: ECLI:NL:RBDHA:2016:16379
2 De beoordeling
2.1
De termijn als bedoeld in artikel 349a Fw is op 21 oktober 2016 verstreken. De rechtbank staat daarmee thans voor de vraag of schuldenaar gedurende de termijn gedurende welke de schuldsaneringsregeling van toepassing was, tekort is geschoten in de nakoming van één of meer verplichtingen uit die regeling en, indien daarvan sprake mocht zijn, of deze tekortkoming aan schuldenaar kan worden toegerekend.
2.2
De rechtbank oordeelt als volgt. Ter zitting is komen vast te staan dat schuldenares de informatieplicht onvoldoende is nagekomen nu zij de bewindvoerder geen specificatie heeft gezonden waaruit blijkt uit welke componenten de aan haar uitgekeerde letselschadevergoeding van € 7.500,- is samengesteld. Bij het verweerschrift is alsnog een specificatie overgelegd waaruit dit blijkt. Er zijn echter geen stukken overgelegd en evenmin is ter zitting duidelijk geworden of de bedragen die zijn uitgekeerd ter vergoeding van gemaakte onkosten, (bijvoorbeeld kosten fysiotherapie en kosten ter vergoeding van huishoudelijk hulp) daadwerkelijk zijn besteed aan dergelijke kosten. Evenmin is een en ander ter zitting verduidelijkt. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat het uitgekeerde bedrag ten onrechte niet in de boedel is gevloeid. Aannemelijk is dat de betaling van dit bedrag voortvloeit uit een door schuldenares ondertekende vaststellingsovereenkomst. Ingevolge de uitspraak van de Hoge Raad van 24-11-2006 (ECLI:NL:HR:2006:AZ1111) valt dit bedrag in de boedel. Dit bedrag is door schuldenares echter niet aan de boedel overgemaakt. Schuldenares heeft toegelaten dat haar partner, [schuldenaar], dit bedrag, althans een aanzienlijk deel daarvan, heeft aangewend om een reis naar Irak te kunnen maken om zijn zieke moeder te bezoeken.
2.3
Mr. Krommendijk heeft namens [schuldenares] ter zitting aangeboden de hierdoor ontstane boedelachterstand alsnog in te lopen, door overmaking van een bedrag dat kennelijk zonder dat de bewindvoerder dit wist - is gespaard door [schuldenares] op de rekening die wordt beheerd door haar budgetbeheerder. Dit betreft een bedrag van € 4.775,00. Daarnaast zal [schuldenares] aanspraak kunnen maken op bijzondere bijstand voor de vergoeding van de kosten van budgetbeheer met terugwerkende kracht. Op deze wijze, aldus mr. Krommendijk, zal door middel van een verlenging van de regeling de boedelachterstand alsnog kunnen worden ingelopen. Bij nadere bestudering van de stukken is de rechtbank echter niet gebleken dat deze beheerrekening op naam van [schuldenares] is gesteld en dat het genoemde bedrag op haar naam is gereserveerd, daar de rekening op naam van “Fam. naam schuldenaar]” is gesteld. [Schuldenaar] is de partner van [schuldenares], die met haar samenwoont. Het is daarom nog maar zeer de vraag of dit bedrag in zijn geheel aan [schuldenares] toekomt. Ook is het überhaupt onduidelijk of dit op de beheerrekening gespaarde bedrag niet reeds op andere gronden aan de boedel toekomt, als een boven het vrij te laten bedrag gereserveerd inkomen. Nu [schuldenares] stelselmatig tekort is geschoten in de nakoming van haar informatieplichten valt dit ook niet meer in dit stadium van de regeling na te gaan. Of derhalve de boedelachterstand binnen een eventuele verlenging van de looptijd van de regeling valt in te lopen is - bij gebrek aan nadere gegevens - dan ook niet aannemelijk gemaakt.
2.4
[Schuldenares] is door de rechter-commissaris vrijgesteld van haar verplichting om te solliciteren in de periode van 21 oktober 2013 tot 17 juni 2014. Ook is zij over de periode van 2 april 2015 tot 2 april 2016 vrijgesteld van de sollicitatieplicht voor 16 uren per week, onder de voorwaarde dat zij zich onder behandeling zou stellen voor haar psychische klachten. Dit houdt in dat voor haar in ieder geval een sollicitatieplicht gold vanaf 18 juni 2014. Schuldenares heeft echter in het geheel niet gesolliciteerd. Evenmin is gebleken dat zij zich onder behandeling heeft laten stellen ter verbetering van haar psychische gesteldheid. Schuldenares is samen met haar partner, [schuldenaar], door de rechter- commissaris verhoord op 26 januari 2016. Naar aanleiding van dit verhoor is schuldenares bij brief van 12 april 2016 nogmaals gewezen op haar sollicitatieplicht. Dit heeft niet tot verbetering geleid. Ter zitting is door schuldenares opnieuw te kennen gegeven dat zij van mening is dat zij arbeidsongeschikt is en dat zij daarom niet kan solliciteren. Weliswaar is [schuldenares] opnieuw gekeurd op 10 augustus 2016 en is zij daarbij volledig
arbeidsongeschikt verklaard, dit doet echter niet af aan het feit dat zij in de periode van juni 2014 tot april 2016 niet heeft gesolliciteerd, terwijl zij dit wel had moeten doen.
2.5
Op grond van al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een verlenging van de duur van de schuldsaneringsregeling niet zal leiden tot herstel van de geconstateerde tekortkomingen. De rechtbank komt tot de conclusie dat de regeling zal eindigen zonder toekenning van de zogenaamde “schone lei”.
2.6
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen. ECLI:NL:RBDHA:2016:16791