Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 251024 man die als jurist nabestaanden bijstond van schietincident in winkelcentrum Alphen aan den Rijn veroordeeld voor valsheid in geschrifte

RBDHA 251024 54-jarige man veroordeeld die als jurist nabestaanden bijstond van schietincident in winkelcentrum Alphen aan den Rijn

zie ook:
Letselschade.nu Orlando Kadir veroordeeld tot celstraf wegens valsheid in geschrifte

en

Letselschade.nu Orlando-kadir-gaat-in-hoger-beroep-tegen-veroordeling-valsheid-in-geschrifte/

3De bewijsbeslissing

3.1

Inleiding

De verdachte is werkzaam als jurist bij zijn bedrijf [bedrijfsnaam 1] B.V., voorheen eenmanszaak [eenmanszaak] . In deze hoedanigheid heeft hij de belangen behartigd van de aangevers [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] (hierna: de aangevers) in een schadeclaim tegen de Nederlandse Staat na het schietincident van 9 april 2011 in Alphen aan den Rijn. De verdachte en de aangevers hebben daartoe overeenkomsten met elkaar gesloten. In 2021 hebben de aangevers hun overeenkomsten met de verdachte opgezegd. De verdachte heeft vervolgens conservatoir derdenbeslag gelegd ten laste van de aangevers. Bij de beslagrekesten zaten getekende overeenkomsten als producties gevoegd. Dit betroffen overeenkomsten waarin akkoord werd gegeven op de overgang van de eenmanszaak ‘ [eenmanszaak] ’ naar ‘ [bedrijfsnaam 1] B.V.’ en een overeenkomst waarin door [naam 1] akkoord werd gegeven op de aanpassing van de 'no cure, no pay' vergoeding van 15% naar 30%. Volgens de aangevers hebben zij voornoemde overeenkomsten niet eerder gezien of ondertekend. De verdachte wordt verweten dat hij valselijk de handtekeningen van de aangevers op deze overeenkomsten heeft geplaatst, dan wel opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze vervalsingen.

Vaststaat dat op de bedoelde overeenkomsten bij de namen van de aangevers handtekeningen zijn geplaatst. Voorts staat vast dat de overeenkomsten door de verdachte bij de beslagrekesten in het geding zijn gebracht. De verklaringen van de aangevers, dat zij deze overeenkomsten niet hebben ondertekend, vinden steun in de bevindingen van het handschriftonderzoek, uitgevoerd door een deskundige van het The Maastricht Forensic Institute. De conclusie van dat onderzoek luidt dat de onderzoeksbevindingen extreem veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 2 juist is, te weten dat de handtekeningen op de betwiste overeenkomsten niet door de aangevers zijn geplaatst, dan wanneer hypothese 1 juist is, te weten dat de handtekeningen door de aangevers op de betreffende documenten zijn geplaatst. De verdediging heeft deze conclusie niet bestreden. De valsheid van de overeenkomsten staat dan ook niet ter discussie.

De rechtbank ziet zich wel voor de vraag gesteld of het de verdachte is geweest die de handtekeningen van de aangevers op de betreffende overeenkomsten heeft geplaatst, dan wel opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze vervalsingen.

3.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde feiten.

3.3

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft betoogd dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Op specifieke standpunten gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.

3.4

Gebruikte bewijsmiddelen

De rechtbank heeft hierna in bijlage B opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.

3.5

Bewijsoverwegingen

3.5.1

Betrokkenheid verdachte

De rechtbank is van oordeel dat het - gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien - niet anders kan zijn dan dat het de verdachte is geweest die de overeenkomsten inzake het akkoord voor verhoging van de ‘no cure, no pay’ vergoeding en voor de overgang van de eenmanszaak naar een besloten vennootschap valselijk heeft opgemaakt. Het is de verdachte geweest die de betreffende akkoordverklaringen, die zijn voorzien van vervalste handtekeningen van de aangevers, als producties heeft ingediend in de beslagprocedure tegen de aangevers. Verder zijn de originele handtekeningen van de aangevers aangetroffen in de eigen administratie van de verdachte. De rechtbank acht ook redengevend dat de vier vervalsingen op nagenoeg dezelfde wijze, door het kopiëren van de originele handtekening, waarbij in twee gevallen in de handtekeningen bewust veranderingen zijn aangebracht, tot stand zijn gekomen. Niet in de laatste plaats acht de rechtbank redengevend dat de verdachte rechtstreeks belang heeft gehad bij het gebruik van de betreffende akkoordverklaringen als ware echt en onvervalst. Immers, door de wijziging van het percentage van ‘no cure, no pay’ naar 30% is de te behalen vergoeding voor de verdachte verdubbeld en door de wijziging van de contractspartij kon de verdachte beslag laten leggen ten laste van de aangevers en vergoedingen innen namens zijn nieuwe onderneming. Het oogmerk van de verdachte in dit kader is dan ook gegeven. Dat schriftelijke instemming van de aangevers inzake de wijziging van de contractspartij in de gegeven omstandigheden niet nodig was geweest, zoals de verdediging heeft aangevoerd, en het daarom niet logisch of noodzakelijk is om deze akkoordverklaringen te vervalsen, legt onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen.

De rechtbank verwerpt het standpunt van de verdediging dat de aangevers mogelijk zelf verantwoordelijk zijn geweest voor het plaatsen van de vervalste handtekeningen op de betwiste stukken. Dit scenario zou erop neerkomen dat de aangevers op enig moment in het verleden de betwiste stukken valselijk hebben opgemaakt, aan de verdachte hebben doen toekomen en later een valse aangifte tegen de verdachte zouden hebben gedaan. Dit volgens de verdachte mogelijke scenario vindt geen enkele steun in het procesdossier en is ook op geen enkele concrete en verifieerbare wijze door de verdediging onderbouwd. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder in aanmerking dat de originele handtekeningen die voor de vervalsingen zijn gebruikt, in bezit van de verdachte waren en dat het enkel de verdachte is geweest die de vervalsingen vervolgens heeft gebruikt in een procedure met een voor hem financieel belang. Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario acht de rechtbank dan ook volstrekt ongeloofwaardig.

Conclusie

Gelet op wat hiervoor is overwogen en in samenhang bezien met de bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat de verdachte degene is geweest die de handtekeningen van de aangevers onder de betwiste overeenkomsten heeft gezet, geplaatst dan wel gekopieerd. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de overeenkomsten valselijk heeft opgemaakt door valselijk de handtekeningen van de aangevers onder de documenten te zetten, plaatsen dan wel kopiëren met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken.

3.5.2

Voortgezette handeling

Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat voornoemde ten laste gelegde feiten niet als een voortgezette handeling van elkaar moeten worden gezien in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht. Reeds omdat de ten laste gelegde feiten geen uiting zijn van één ongeoorloofd wilsbesluit. Immers, uit de bewijsmiddelen blijkt dat het valselijk opmaken van het viertal documenten afzonderlijke beslissingen van de verdachte zijn geweest.

3.6

De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:

1

hij op enig moment in de periode van 27 september 2019 tot en met 1 oktober 2021, te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, een akkoord getiteld “AKKOORD aanpassen NCNP % van 15-30% ex. Btw/Proceskostentraject CL9411” gedateerd 28-04-2018, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, zulks met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, immers heeft verdachte valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, op dat akkoord de handtekening van [naam 1] gezet/geplaatst/gekopieerd;

2

hij op enig moment in de periode van 15 oktober 2019 tot en met 1 oktober 2021, te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, een akkoord getiteld “ [het akkoord] ” gedateerd 28-04-2014, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, zulks met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, immers heeft verdachte valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, op dat akkoord de handtekening van [naam 1] gezet/geplaatst/gekopieerd;

3

hij op enig moment in de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 oktober 2021, te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, een akkoord getiteld “ [het akkoord] ” gedateerd 28-04-2014, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, zulks met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, immers heeft verdachte valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, op dat akkoord de handtekening van [naam 2] gezet/geplaatst/gekopieerd;

4

hij op enig moment in de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 oktober 2021, te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, een akkoord getiteld “ [het akkoord] ” gedateerd 28-04-2014, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, zulks met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, immers heeft verdachte valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, op dat akkoord de handtekening van [naam 3] gezet/geplaatst/gekopieerd;

4De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6De strafoplegging

6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, aan de verdachte geen onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf opgelegd moet worden. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte first offender is en onderwerp is geweest van veel negatieve media aandacht, waardoor zijn reputatie is geschaad. Verder verzoekt de verdediging rekening te houden met de leeftijd van de verdachte.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.

Ernst van het feit

De verdachte heeft zich viermaal schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door handtekeningen van de aangevers waarover hij beschikte uit hoofde van zijn werkzaamheden op documenten te plaatsen die hem vervolgens financieel voordeel zouden kunnen opleveren. De verdachte is met de aangevers in contact gekomen door zijn werk als jurist. Hij heeft de belangen van de aangevers behartigd in een schadeclaim tegen de Nederlandse Staat na een schietincident in een winkelcentrum in Alphen aan den Rijn. Nadat het vertrouwen in de verdachte was opgezegd en de contracten met hem werden beëindigd, is hij een civiele procedure gestart met de door hem valselijk opgemaakte stukken en heeft zo geprobeerd via de rechter valse claims geïnd te krijgen. Door aldus te handelen heeft de verdachte zijn eigen financiële gewin vooropgesteld en is hij voorbijgegaan aan het (financiële) nadeel dat hij de aangevers heeft berokkend. De rechtbank neemt de verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij de aangevers die als slachtoffers van het schietincident in Alphen aan den Rijn zijn juridische bijstand hadden ingeroepen, door zijn handelwijze opnieuw heeft geslachtofferd. Voorts heeft hij geen openheid van zaken gegeven tijdens het onderzoek en heeft hij geen enkele verantwoordelijkheid richting de aangevers genomen.

Het handelen van de verdachte acht de rechtbank uiterst laakbaar, mede gelet op het gebruik van valselijk opgemaakte documenten in een gerechtelijke procedure. De verdachte had, zeker als jurist, moeten weten dat in dit soort procedures veel belang wordt gehecht aan de waarheidsplicht en de authenticiteit van ingediende documenten. Verder heeft de verdachte, doordat zijn gedragingen in uitoefening van zijn beroep en bedrijf zijn begaan, ook het vertrouwen in de beroepsgroep geschaad. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.

Strafblad

De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van

17 september 2024, waaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.

De straf

Gelet op wat hiervoor is overwogen, de LOVS-oriëntatiepunten en rekening houdend met een geringe overschrijding van de redelijke termijn, acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf passend, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1

De vorderingen

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 7.512,12, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat enkel uit materiële schade.

[naam 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 15.539,91, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat enkel uit materiële schade.

[naam 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 7.066,92, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat enkel uit materiële schade.

7.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen.

7.3

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, aangezien de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Gelet op de wirwar van civiele procedures in deze zaak, moet worden voorkomen dat de beoordeling van de vorderingen bij de civiele rechter wordt doorkruist met deze strafprocedure.

7.4

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat - gelet op de eerdere civielrechtelijke procedures - zonder nader onderzoek niet eenvoudig kan worden vastgesteld dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten. Dit nadere onderzoek levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, om welke reden de rechtbank de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partijen kunnen de vorderingen – voor zover dat nog niet is gebeurd – bij de civiele rechter aanbrengen.

De rechtbank ziet aanleiding om de kosten die in verband met deze vorderingen zijn gemaakt compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partijen ieder de eigen kosten dragen. ECLI:NL:RBDHA:2024:17390