Overslaan en naar de inhoud gaan

RvD 's-Hertogenbosch 230412 door cessie vorderingen kan vrijheid en onafhankelijkheid van de advocaat in gevaar komen

RvD 's-Hertogenbosch 230412 door cessie vorderingen kan vrijheid en onafhankelijkheid van de advocaat in gevaar komen

3.            VERZOEK EX ARTIKEL 60b ADVOCATENWET

                      De deken heeft in zijn verzoek aan de raad gesteld dat  verweerder er blijk van heeft gegeven zijn praktijk niet behoorlijk te kunnen uitoefenen De deken baseert deze stelling op de informatie uit een klachtdossier betreffende verweerder, het gesprek dat hij op 16 december 2011 met verweerder heeft gehad en de informatie uit de afschriften van de derdenrekening van verweerder.

4.            BEOORDELING

           4.1    Met betrekking tot het eerste onderdeel van het dekenbezwaar stelt de raad vast dat door verweerder onomwonden is erkend dat de door hem aan zijn cliënt gedeclareerde bedragen in geen redelijke verhouding stonden tot de door hem aan de zaak bestede tijd en dat de betalingen van X in hoge mate een “gunfactor” betroffen. Gezien de omvang is er naar het oordeel van de raad sprake van excessief declareren geweest. Weliswaar stelt verweerder dat zijn cliënt hem aldus vrijwillig financieel heeft willen ondersteunen, maar verweerder is er niet in geslaagd deze stelling te bewijzen of zelfs maar aannemelijk te maken.

4.2   Wat betreft het tweede onderdeel van het dekenbezwaar staat vast dat verweerder zich een tweetal vorderingen van respectievelijk € 83.000,-- en € 500.000,-- heeft laten cederen. Het is niet aan de raad om een civielrechtelijk oordeel uit te spreken over de rechtsgeldigheid van een dergelijke levering, over het bestaan en een correcte weergave daarvan in de cessie-akte van een rechtstitel die ten grondslag zou liggen aan de cessie;  wel is de raad van oordeel dat verweerder daarmee de norm van gedragsregel 2.1 heeft overschreden en dus tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De raad doelt hier op de regel, dat een advocaat dient te vermijden, dat zijn vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van het beroep in gevaar zouden kunnen komen. Immers, zoals ter zitting gebleken was een financieel levensvatbare praktijk van verweerder zonder de overdracht van die vorderingen niet mogelijk, was een daadwerkelijke incasso van (een deel van) de vorderingen geboden en heeft verweerder zich in een positie gebracht dat zijn beroepsuitoefening goeddeels valt of staat bij die incasso door en ten behoeve van zichzelf.

               4.3  Ook met betrekking tot het derde onderdeel van het dekenbezwaar heeft verweerder volmondig erkend dat de aldaar bedoelde transactie heeft plaatsgevonden. De raad is van oordeel dat verweerder ook hiermede zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en meer in het bijzonder gedragregel 5 heeft overtreden. De raad heeft hier bij het oog op de regel, dat het belang van de cliënt en niet enig eigen belang van de advocaat, bepalend is voor de wijze waarop de advocaat zijn zaken moet behandelen.

              4.4 Deze omstandigheden rechtvaardigen de conclusie dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 60 b lid 1 Advocatenwet. Daar komt bij dat verweerder zelf aangeeft momenteel niet aan zijn financiële verplichtingen te kunnen voldoen, terwijl in de naaste toekomst wellicht ook nog niet onaanzienlijke fiscale claims te verwachten zijn. Ook ontbreekt een deugdelijk onderbouwd financieel plan en moet rekening gehouden worden met het feit dat verweerder momenteel nog 100% arbeidsongeschikt is.

               4.5  Een bevestiging hiervan is terug te vinden enerzijds in het rapport van de rapporteur mr drs P van 10 februari 2012 en anderzijds in het rapport van waarnemer mr M van 24 januari 2012. In dit laatste rapport concludeert mr M dat de situatie op het kantoor van verweerder zorgwekkend en onhoudbaar is, dat verweerder er onvoldoende blijk van geeft de ernst van de tegenwoordige situatie c.q. zijn geestelijke gezondheid te onderkennen, dat gevreesd moet worden dat de belangen van de cliënten niet meer voldoende zijn gewaarborgd en dat deze daardoor dus in het gedrang komen. Afhankelijk van de ontwikkeling van het ziektebeeld en de duur van het herstel vreest mr M voor de continuïteit van het kantoor.

            4.6 De raad zal bij zijn beoordeling ook betrekken de gedragingen van verweerder in het verleden, waaruit is gebleken dat verweerder zijn hoofd op financieel gebied slechts boven water heeft kunnen houden door middel van leningen van en transacties met cliënten die zich niet verdragen met de gedragsregels. Een en ander leidt tot de hierna genoemde beslissing, zulks met bepaling van openbaarmaking ex artikel 48 lid 3 Advocatenwet.

4.7    De kosten van de rapporteur mr drs P. zal de raad ten laste van verweerder brengen.

BESLISSING

De raad van discipline:

schorst verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk en bepaalt dat de kosten van de rapporteur mr drs P voor rekening van verweerder dienen te komen,

bepaalt dat deze maatregel openbaar wordt gemaakt door de deken in het arrondissement Roermond op de aldaar gebruikelijke wijze. LJN YA2748