RBAMS 210824 huur via snappcar, uitsluiting voor huur bij de WAM-ass; vernietiging vso met verzekerde slaagt niet, regres op ex-vriend verzekerde slaagt wél
- Meer over dit onderwerp:
RBAMS 210824 huur via snappcar, uitsluiting voor huur bij de WAM-ass; vernietiging vso met verzekerde slaagt niet, regres op ex-vriend verzekerde slaagt wél
2De feiten
2.1.
Op 9 april 2021 heeft [naam 1] bij Klaverblad een autoverzekering afgesloten voor haar Audi A5 Sportback (hierna: de auto).
2.2.
In artikel 2 lid 2 onder c van de polisvoorwaarden van Klaverblad staat dat schade die is ontstaan tijdens de verhuur van de auto niet wordt vergoed. In lid 3 staat dat deze uitsluiting van dekking geen toepassing vindt, indien de verzekerde bewijst dat zij niets kan doen aan de verhuur.
In artikel 9 van de polisvoorwaarden van Klaverblad staat dat er bij verzekeringsfraude geen recht bestaat op uitkering. Er is onder meer sprake van fraude als de verzekerde een onjuiste verklaring geeft.
2.3.
Op 29 oktober 2021 heeft midden in de nacht met de auto een aanrijding plaatsgevonden in Den Haag. De auto werd op dat moment bestuurd door [gedaagde 3] , die toen zonder rijbewijs reed. Bij de aanrijding is schade veroorzaakt aan een andere auto en een lantaarnpaal van de gemeente Den Haag en letselschade ontstaan bij de bestuurder van die andere auto.
2.4.
[naam 1] heeft op 3 november 2021 in het bijzijn van [gedaagde 2] (haar ex-vriend), die de auto ook gebruikte, aangifte gedaan bij de politie van diefstal van de auto in de periode van 28 oktober 2021 om 01.00 uur en 30 oktober 2021 om 11.00 uur. In de aangifte staat dat de auto op 28 oktober 2021 om 01.00 uur door [gedaagde 2] was geparkeerd in de Strackerstraat in Amsterdam en dat [naam 1] de diefstal ontdekte op 30 oktober 2021 omstreeks 11.00 uur.
2.5.
[naam 1] heeft op 4 november 2021 de politieaangifte en een schadeaangifteformulier verstuurd naar Klaverblad ten einde vergoeding van schade op grond van de autoverzekering van Klaverblad te verkrijgen.
2.6.
Klaverblad heeft Dekra Investigations (hierna: Dekra) ingeschakeld voor het verrichten van een technisch en tactisch onderzoek. Dekra heeft op 27 december 2021 en 9 februari 2022 onderzoeksrapporten opgesteld. In dat verband heeft zij interviews gedaan met [naam 1] en [gedaagde 2] . Op 7 december 2021 heeft [gedaagde 2] op de vraag wat hij kan vertellen over de toedracht van de diefstal, het volgende geantwoord “Ik kan me herinneren dat [naam 1] (rechtbank: [naam 1] ) mij belde en vroeg waar de Audi stond. Ik vertelde haar dat deze een straat achter mij stond. [naam 1] kon de auto echter niet vinden. (…)”. Verder heeft hij onder andere verklaard dat hij de aanrijding met de auto in Den Haag niet kon plaatsen en dat de naam [gedaagde 3] hem niets zei.
2.7.
Op 15 februari 2022 heeft Klaverblad een e-mail gestuurd aan [naam 1] . Daarin heeft zij opvallendheden opgesomd die zijn ontdekt door Klaverblad en Dekra na de schademelding door [naam 1] . Er is onderzoek gedaan naar de omstandigheden van de diefstal en de juistheid van de claim van [naam 1] . De voorlopige conclusie van Klaverblad is dat [naam 1] haar een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven én zich niet aan de polisverplichtingen heeft gehouden. Volgens Klaverblad zijn er aanwijzingen dat de auto niet is gestolen, maar verhuurd en vervolgens betrokken is geraakt bij de aanrijding in Den Haag. Aan [naam 1] wordt gevraagd om te reageren en aan haar wordt aangekondigd dat er anders maatregelen worden toegepast.
2.8.
Daarna heeft er een inhoudelijke discussie plaatsgevonden tussen de advocaat van [naam 1] en Klaverblad over de afwikkeling van de claim van [naam 1] op grond van de autoverzekering. Dit heeft op 11 maart 2022 geleid tot schikkingsafspraken tussen partijen, inhoudende dat:
1) een totaalbedrag van € 20.000 door Klaverblad wordt betaald aan [naam 1] en Klaverblad eigenaar wordt van de auto,
2) de lopende verzekeringen van [naam 1] bij Klaverblad worden ondergebracht bij een andere verzekeraar,
3) [naam 1] niet wordt opgenomen in het frauderegister,
4) de schade die met de auto aan derden is veroorzaakt door Klaverblad zal worden vergoed,
5) deze afspraak geen invloed heeft op een lopende claim van [naam 1] met betrekking tot een andere auto.
2.9.
De autoverzekering is conform de gemaakte afspraken geëindigd op 1 april 2022.
2.10.
Op 7 september 2022 is Klaverblad door de politie gebeld met de mededeling dat uit het onderzoek naar de aanrijding is gebleken dat de auto niet was gestolen op/omstreeks 28 oktober 2021, maar dat de auto toen was verhuurd en vervolgens in de nacht dus betrokken is geraakt bij het hiervoor genoemde verkeersongeval in Den Haag.
2.11.
Dekra heeft op 26 mei 2023 een interview gehad met de bestuurder van de auto tijdens het verkeersongeval in Den Haag op 29 oktober 2021, [gedaagde 3] . Uit zijn verklaring blijkt dat een vriend van hem, de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ), de auto in de nacht van 28 op 29 oktober 2021 heeft gehuurd van [gedaagde 2] . Het contact met [gedaagde 2] is gelegd via het Snappcar-account van [naam 1] . Vervolgens is er contact geweest via het mobiele nummer van [gedaagde 2] . [gedaagde 3] en [naam 2] hebben met zijn tweeën de auto van [naam 1] opgehaald bij [gedaagde 2] in Amsterdam en € 500 à € 600 contant betaald aan [gedaagde 2] voor het huren van de auto. [naam 2] heeft dit bevestigd.
2.12.
Dekra heeft ook opnieuw [naam 1] willen interviewen, maar daartoe was [naam 1] op 4 juli 2023 niet bereid. Zij gaf als reden dat dat op grond van de polisvoorwaarden niet meer van haar verlangd kon worden.
2.13.
Bij brief van 17 juli 2023 heeft Klaverblad [naam 1] laten weten dat uit onderzoek is gebleken dat de auto ten tijde van de aanrijding was verhuurd door [gedaagde 2] en dus niet was gestolen. Klaverblad heeft zich op het standpunt gesteld dat zij onjuist is geïnformeerd, dat [naam 1] zal worden geregistreerd in de daartoe bestemde registers en dat zij de schade-uitkeringen die Klaverblad in verband met de aanrijding in Den Haag heeft gedaan en de onderzoekskosten aan haar dient te vergoeden.
2.14.
Bij e-mail van 31 juli 2023 heeft Klaverblad [naam 1] laten weten dat zij de schikkingsafspraak buiten rechte vernietigt.
2.15.
Klaverblad heeft de persoonsgegevens van [gedaagde 2] geregistreerd in de frauderegisters. [gedaagde 2] is hierover per brief van 17 juli 2023 en 7 augustus 2023 geïnformeerd.
2.16.
Op 29 augustus 2023 heeft Dekra opnieuw een interview afgenomen met [gedaagde 2] . [gedaagde 2] heeft in dat interview verklaard dat hij de auto in de nacht van 28 oktober 2021, zonder medeweten van [naam 1] , heeft verhuurd aan [naam 2] . Hij is in contact gekomen met hem via het Snappcar account van [naam 1] , waar hij toegang tot had. Hij heeft verder verklaard dat hij [naam 1] nooit heeft verteld over de verhuur, de politie heeft haar daarvan op de hoogte gebracht. Toen [gedaagde 2] met [naam 1] meeging om aangifte te doen van diefstal kon hij, zo verklaarde hij, niks zeggen.
3Het geschil
in de hoofdzaak
in conventie
3.1.
Klaverblad vordert na eisvermeerdering – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [naam 1] en [gedaagde 2] zich schuldig hebben gemaakt aan opzettelijke misleiding van Klaverblad en/of wanprestatie en/of onrechtmatige daad en dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn om de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden;
II. voor recht verklaart dat de tussen Klaverblad enerzijds en [naam 1] anderzijds op 11 maart 2022 gesloten schikkingsafspraak op goede gronden is vernietigd op grond van dwaling en/of bedrog, subsidiair deze overeenkomst met terugwerkende kracht ontbindt in verband met onvoorziene omstandigheden, meer subsidiair voor recht verklaart dat [naam 1] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen beroep toekomt op de gemaakte afspraken, althans dat de rechtbank in dit vonnis de schikkingsafspraak vernietigt;
III. [naam 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan Klaverblad van € 60.320,45, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2021;
IV. [naam 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan Klaverblad van € 5.336,10 inzake de onderzoekskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente per 14 augustus 2023 over het bedrag van € 3.557,40 en per 20 oktober 2023 over het bedrag van € 1.778,70, althans vanaf 4 oktober 2023;
V. [naam 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na het vonnis.
3.2.
Klaverblad legt – samengevat – aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Na de melding van diefstal van de auto heeft Klaverblad de schade met haar verzekerde [naam 1] afgewikkeld. Achteraf is uit onderzoek van de politie en gesprekken van Dekra met [gedaagde 3] en [naam 2] gebleken dat de auto ten tijde van het verkeersongeval op 29 oktober 2021 in Den Haag niet was gestolen, maar dat de auto toen was verhuurd door [gedaagde 2] . Indien Klaverblad hiervan had geweten, had zij geen dekking verleend voor de schade omdat vergoeding van schade die is ontstaan tijdens verhuur van de auto in de polisvoorwaarden is uitgesloten. Uit de feiten en omstandigheden blijkt dat [naam 1] wist of moet hebben geweten van de verhuur van de auto. De schikking die Klaverblad met [naam 1] heeft getroffen, is dan ook vernietigbaar wegens dwaling en/of bedrog dan wel dient de schikking te worden ontbonden op grond van onvoorziene omstandigheden. [naam 1] heeft onjuist verklaard, er is sprake van verzekeringsfraude in de zin van artikel 9 van de polisvoorwaarden en artikel 7:941 lid 2 BW. Dit leidt tot algeheel verval van het recht van [naam 1] op uitkering. Het handelen van [naam 1] kwalificeert ook als onrechtmatig handelen jegens Klaverblad. [naam 1] is gehouden de schade van Klaverblad te vergoeden. Dit betreft een bedrag van € 60.320,45.
Daarnaast stelt Klaverblad zich op het standpunt dat [gedaagde 2] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld en dat ook hij aansprakelijk is voor de door Klaverblad geleden schade.
3.3.
[naam 1] en [gedaagde 2] voeren ieder afzonderlijk verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[naam 1] vordert na eiswijziging – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. voor recht verklaart dat Klaverblad en [naam 1] een vaststellingsovereenkomst (‘schikkingsafspraak’) tegen finale kwijting hebben gesloten in de periode vanaf 9 tot en met 11 maart 2022, waar Klaverblad nog steeds aan is gebonden;
subsidiair
II. voor recht verklaart dat Klaverblad en [naam 1] een overeenkomst (‘schikkingsafspraak’) hebben gesloten (in de periode vanaf 9 tot en met 11 maart 2022), waar Klaverblad aan is gebonden en Klaverblad te veroordelen aan [naam 1] een bedrag van € 3.250 inclusief btw te betalen voor het restant van de schade aan de auto (dagwaarde);
primair en subsidiair
III. voor recht verklaart dat Klaverblad toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de tussen partijen gesloten (vaststellings)overeenkomst zoals hiervoor opgenomen onder I respectievelijk onder II, althans voor recht te verklaren dat Klaverblad tegenover [naam 1] onrechtmatig heeft gehandeld en uit hoofde van deze toerekenbare tekortkoming en/of onrechtmatige daad schadeplichtig is tegenover [naam 1] ;
IV. Klaverblad veroordeelt een bedrag van € 3.327,50 inclusief btw aan [naam 1] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het instellen van de eis in reconventie;
V. Klaverblad veroordeelt om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis over te gaan tot het ongedaan maken c.q. verwijderen en verwijderd houden van de registraties in het interne en externe register, alsmede de melding bij het Verbond van Verzekeraars in te trekken en ingetrokken te houden en van deze ongedaanmaking en intrekking bewijs aan [naam 1] te verschaffen, op straffe van een dwangsom;
VI. Klaverblad veroordeelt de proceskosten van [naam 1] te voldoen;
VII. Klaverblad veroordeelt de proceskosten van [naam 1] voor de vrijwaringsprocedure te voldoen, voor zover [naam 1] tot het vergoeden van de proceskosten in de vrijwaringsprocedure wordt veroordeeld.
3.6.
[naam 1] legt – samengevat – aan haar vorderingen ten grondslag dat partijen een finale schikking hebben getroffen en dat Klaverblad zich niet aan de afspraken houdt.
3.7.
Klaverblad voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
3.9.
[naam 1] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat de rechtbank:
primair
-
voor recht verklaart dat [gedaagde 3] aansprakelijk is voor alle door [naam 1] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het verkeersongeval op 29 oktober 2021;
-
[gedaagde 3] veroordeelt om aan [naam 1] te betalen alle schade waartoe [naam 1] in de hoofdprocedure zal worden veroordeeld en [gedaagde 3] veroordeelt tot het betalen van het resterende bedrag aan schade aan de auto, te weten € 3.250, vermeerderd met wettelijke rente;
subsidiair
3. [gedaagde 3] veroordeelt om aan [naam 1] € 3.250 te betalen, indien de vorderingen van Klaverblad in de hoofdprocedure worden afgewezen, vermeerderd met wettelijke rente;
primair en subsidiair
4. [gedaagde 3] veroordeelt in de proces- en nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.10.
[naam 1] stelt dat het verkeersongeval is veroorzaakt door [gedaagde 3] . Hij reed zonder rijbewijs in de auto van [naam 1] en heeft met de auto een verkeersongeval veroorzaakt met schade tot gevolg. Dit is onrechtmatig jegens [naam 1] en [gedaagde 3] is gehouden alle schade waartoe [naam 1] in de hoofdprocedure zal worden veroordeeld aan haar te vergoeden.
3.11.
[gedaagde 3] voert verweer.
3.12.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4De beoordeling
in de hoofdzaak
in conventie
De vorderingen van Klaverblad tegen [naam 1]
4.1.
heeft aangevoerd dat partijen een schikking zijn overeengekomen met betrekking tot de verzekeringsclaim van [naam 1] , waarbij partijen de kwestie hebben afgewikkeld. Klaverblad kan daar niet van terugkomen zodat de vorderingen van Klaverblad om die reden stranden, aldus [naam 1] .
4.2.
Dit verweer slaagt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Partijen hebben met hun schikkingsafspraken (zie 2.8) een vaststellingsovereenkomst gesloten. Doel en strekking van een vaststellingsovereenkomst is dat partijen daarmee afspraken maken over de tussen hen (al dan niet) bestaande rechtsverhouding en daarmee een einde maken aan een tussen hen bestaande onzekerheid en aan hetgeen hen verdeeld houdt zodat daarmee vaststaat wat tussen hen rechtens geldt (artikel 7:900 BW). In dit geval bestond er tussen partijen onzekerheid over de vraag of de claim van [naam 1] jegens Klaverblad uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst gegrond was. [naam 1] vond van wel en maakte dus aanspraak op uitkering, maar Klaverblad zag redenen aan de gegrondheid van de claim van [naam 1] te twijfelen. Partijen hadden daarover discussie. Uiteindelijk heeft deze discussie geleid tot het maken van afspraken (die kwalificeren als een vaststellingsovereenkomst) waarmee het bestaande verschil van mening tussen partijen over de gegrondheid van de claim en de bestaande onzekerheid daarover werd beëindigd.
4.3.
De gebondenheid van Klaverblad aan die afspraken (een vaststellingsovereenkomst) kan aangetast worden als [naam 1] ten tijde van het aangaan van de vaststellingsovereenkomst bewust (een) onjuiste mededeling(en) heeft gedaan of als zij aan haar bekende informatie aan Klaverblad had moeten verschaffen, maar dat heeft nagelaten. Dit zou het geval zijn, indien [naam 1] ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst al wist dat de auto niet gestolen was, zoals haar door [gedaagde 2] was voorgespiegeld, maar door [gedaagde 2] was verhuurd en dat niet aan Klaverblad zou hebben meegedeeld. Dat zulks het geval is, is echter niet gebleken. Op Klaverblad rust de stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden, waaruit volgt dat [naam 1] bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst op de hoogte was van de verhuur van de auto door [gedaagde 2] . Klaverblad heeft in dat verband alleen aangevoerd dat [naam 1] wel moet hebben geweten dat de auto was verhuurd ten tijde van de aanrijding, omdat volgens haar aannemelijk is dat zij in haar Snappcar account heeft gekeken en er op die manier van moet hebben geweten dat de auto door [gedaagde 2] was verhuurd en dus niet was gestolen. Dit zijn echter veronderstellingen en is onvoldoende concreet.
4.4.
Dat achteraf, na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst, alsnog aan Klaverblad is gebleken dat de auto niet was gestolen, maar was verhuurd, is geen reden voor het aantasten en terzijde stellen van die overeenkomst. Het verschil van mening daarover tussen partijen was juist aanleiding om de vaststellingsovereenkomst te sluiten. De onzekerheid over de gegrondheid van de claim van [naam 1] hebben partijen dan ook juist verdisconteerd in die overeenkomst en was aanleiding voor het sluiten daarvan. De kwade kans dat later alsnog zou blijken dat de auto niet was gestolen, zoals Klaverblad vermoedde, is een risico dat Klaverblad heeft aanvaard met het aangaan van de vaststellingsovereenkomst.
4.5.
Er bestaat dus geen grond om de vaststellingsovereenkomst aan te tasten vanwege dwaling, bedrog en/of onvoorziene omstandigheden. Ook is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar dat Klaverblad door [naam 1] aan de vaststellingsovereenkomst wordt gehouden.
4.6.
De conclusie is dat in conventie alle vorderingen van Klaverblad tegen [naam 1] worden afgewezen.
De vorderingen van Klaverblad tegen [gedaagde 2]
4.7.
Volgens Klaverblad heeft [gedaagde 2] onrechtmatig jegens haar gehandeld en is hij gehouden haar de schade te vergoeden die zij daardoor heeft geleden.
4.8.
[gedaagde 2] heeft verweer gevoerd. Volgens [gedaagde 2] is het onduidelijk welke norm hij zou hebben geschonden jegens Klaverblad. Het zou netter zijn geweest als [gedaagde 2] [naam 1] had verteld dat de auto door hem was verhuurd en als hij haar dus niet zou hebben voorgespiegeld dat de auto was gestolen, maar dit is volgens [gedaagde 2] niet onrechtmatig jegens Klaverblad. Verder heeft [gedaagde 2] aangevoerd dat het causaal verband ontbreekt tussen sommige van de kosten die Klaverblad heeft gemaakt en zijn zwijgen. Ten slotte is niet aan het relativiteitsvereiste voldaan, aldus [gedaagde 2] .
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde 2] onrechtmatig jegens Klaverblad heeft gehandeld en dat hij gehouden is de schade te vergoeden die Klaverblad daardoor heeft geleden. Daartoe is het volgende redengevend.
4.10.
[gedaagde 2] heeft [naam 1] niet verteld dat hij de auto had verhuurd. Sterker nog, hij heeft haar in strijd met de waarheid verteld dat de auto was gestolen en heeft haar begeleid bij het doen van een aangifte waarvan hij wist dat het een valse aangifte was. [gedaagde 2] wist ook dat die aangifte door [naam 1] gebruikt zou gaan worden om, zoals [naam 1] niet wist maar [gedaagde 2] wél, een onjuiste en onterechte claim te doen bij Klaverblad. Daarmee heeft hij in strijd gehandeld met een norm die strekt tot bescherming van Klaverblad en onrechtmatig jegens haar.
4.11.
Klaverblad heeft als gevolg daarvan schade geleden. Omdat zij door toedoen van [gedaagde 2] op het verkeerde been was gezet, heeft Klaverblad namelijk een vaststellingsovereenkomst gesloten met [naam 1] over de afwikkeling van de schade en heeft zij de schade van [naam 1] (gedeeltelijk), de aangereden andere verkeersdeelnemer en de gemeente Den Haag vergoed. Dat staat dan ook in rechtstreeks verband met het handelen van [gedaagde 2] .
4.12.
De gevorderde verklaring voor recht onder 3.I.1. dat [gedaagde 2] onrechtmatig heeft gehandeld en dat hij aansprakelijk is om de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden zal worden toegewezen.
4.13.
[gedaagde 2] heeft geen verweer gevoerd tegen de omvang van de omvang en samenstelling van de gevorderde schadeposten. De vorderingen onder 3.I.III en 3.I.IV worden dan ook toegewezen.
Proceskosten
4.14.
Klaverblad zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [naam 1] worden veroordeeld. Deze worden tot op heden begroot op
griffierecht € 1.301
salaris advocaat € 2.428 (2 punten × tarief € 1.214)
totaal € 3.729
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.15.
[gedaagde 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Klaverblad worden veroordeeld. Deze worden tot op heden begroot op
dagvaarding € 130,57
griffierecht € 2.837
salaris advocaat € 2.428 (2 punten × tarief € 1.214)
nakosten € 178 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal € 5.395,57
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
4.16.
De primair door [naam 1] gevorderde verklaring voor recht dat partijen – kort gezegd – een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten waaraan Klaverblad nog steeds gebonden is, is niet toewijsbaar. Dat zulks het geval is, volgt uit de beoordeling in conventie. Feiten of omstandigheden waaruit volgt dat [naam 1] belang heeft bij een afzonderlijke, daartoe strekkende verklaring voor recht in reconventie zijn niet gesteld of gebleken.
4.17.
De gevorderde verklaring voor recht dat Klaverblad toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst door [naam 1] in strijd met de afspraken op te nemen in de registers, is evenmin toewijsbaar. Het opnemen van [naam 1] in die registers is weliswaar ten onrechte en in strijd met hetgeen in de vaststellingsovereenkomst is bepaald, maar van enig belang van [naam 1] bij een daarop gerichte verklaring voor recht is niets gebleken.
4.18.
Wel dient Klaverblad de registraties van [naam 1] in het interne en externe register ongedaan te maken c.q. te verwijderen en verwijderd te houden. Ook dient zij de melding bij het Verbond van Verzekeraars in te trekken en ingetrokken te houden en van deze ongedaanmaking en intrekking bewijs aan [naam 1] te verschaffen. [naam 1] heeft gevorderd dat de rechtbank een dwangsom verbindt aan de veroordeling tot verwijdering van zijn persoonsgegevens uit de registers. De rechtbank zal een dwangsom toewijzen, zij het een lagere dwangsom per dag en met een lager maximum dan gevorderd.
4.19.
De gevorderde veroordeling tot betaling van een bedrag van € 3.327,50 inclusief btw aan [naam 1] door Klaverblad wordt afgewezen. Uit de stellingen van [naam 1] blijkt dat het gaat om kosten die zij aanduidt als buitengerechtelijke kosten. Dat [naam 1] kosten heeft gemaakt ter vaststelling van schade of aansprakelijkheid dan wel ter verkrijging van voldoening buiten rechte of andere kosten die niet zijn begrepen in de proceskostenveroordeling volgens het liquidatietarief is niet gebleken.
Proceskosten
4.20.
Klaverblad zal in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [naam 1] worden veroordeeld. [naam 1] heeft een vergoeding van de daadwerkelijke proceskosten gevorderd. Voor een veroordeling in de werkelijk gemaakte kosten is slechts plaats, indien de aangesproken partij misbruik van procesrecht heeft gemaakt of onrechtmatig heeft gehandeld door een procedure aan te vangen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Van een dergelijke evidente ongegrondheid is niet gebleken. Nu bij de beantwoording van de vraag of dit zo is, ook terughoudendheid past gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM, ziet de rechtbank geen aanleiding om een daadwerkelijke kostenveroordeling uit te spreken.
4.21.
De rechtbank zal Klaverblad veroordelen in de forfaitaire proceskosten volgens het liquidatietarief. Deze worden in reconventie aan de zijde van [naam 1] tot op heden begroot op € 1.214 (0,5 × 2 punten × tarief € 1.214) aan salaris advocaat. [naam 1] stelt zich op het standpunt dat de gehele reconventionele vordering niet voortvloeit uit het verweer in conventie, zodat volgens haar de punten niet op de helft mogen worden gewaardeerd. Daarin wordt [naam 1] niet gevolgd. Het gaat erom of samenhang bestaat tussen de vorderingen in conventie en in reconventie. In dit geval is die samenhang aanwezig. Het gaat in de kern zowel in conventie als in reconventie om de gebondenheid van Klaverblad aan de vaststellingsovereenkomst.
in conventie en in reconventie
Nakosten
4.22.
Zowel in conventie als in reconventie krijgt [naam 1] grotendeels gelijk. Dat betekent dat Klaverblad ook de nakosten van in totaal € 278 moet betalen aan [naam 1] . De gevorderde wettelijke rente over de nakosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in de vrijwaringszaak
4.23.
[naam 1] vordert in de vrijwaringszaak dat [gedaagde 3] wordt veroordeeld om al datgene te betalen aan [naam 1] , waartoe [naam 1] ten behoeve van Klaverblad mocht worden veroordeeld. Omdat de vorderingen van Klaverblad jegens [naam 1] niet toewijsbaar zijn gebleken, zal de primaire vordering onder 1 en 2 in vrijwaring worden afgewezen.
4.24.
Daarnaast vordert [naam 1] betaling van [gedaagde 3] van € 3.250. Het betreft de dagwaarde van de auto die zij vanwege de met Klaverblad gesloten vaststellingsovereenkomst niet van Klaverblad vergoed heeft verkregen.
4.25.
Van bezwaren tegen het instellen van een zelfstandige vordering in vrijwaring (naast de klassieke voorwaardelijke “afwentelingsvordering”) is niet gebleken (zie ook ECLI:NL:GHARL:2017:6468, rov. 4.6). De vordering van [naam 1] is toewijsbaar op grond van het volgende.
4.26.
Een vriend van [gedaagde 3] heeft de auto gehuurd, maar [gedaagde 3] heeft de auto bestuurd zonder dat hij beschikte over een rijbewijs. Hij is met de auto bij het rechtsaf slaan uit de bocht gevlogen. Naast andere schade, is daarbij ook de auto van [naam 1] beschadigd geraakt. Het besturen van een gehuurde auto zonder te beschikken over een rijbewijs is onrechtmatig jegens de eigenaar van die auto. [naam 1] heeft haar door [gedaagde 3] veroorzaakte schade goeddeels vergoed gekregen van Klaverblad, met uitzondering van een bedrag van € 3.250 dat niet in vaststellingsovereenkomst met Klaverblad was begrepen. Dat bedrag dient [gedaagde 3] vanwege zijn onrechtmatig handelen aan [naam 1] te vergoeden. De daartoe strekkende vordering van [naam 1] is toewijsbaar.
4.27.
De vrijwaringsvordering is niet inhoudelijk behandeld (zie 4.23). [gedaagde 3] is in het ongelijk gesteld wat betreft de zelfstandige vordering en zal in de proceskosten van [naam 1] worden veroordeeld. Deze kosten worden tot op heden begroot op
dagvaarding € 129,14
salaris advocaat € 1.042,00 (2 punten × tarief € 521)
nakosten € 178,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
totaal € 1.349,14
De daarover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. ECLI:NL:RBAMS:2024:5210