Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 221223 KG; stopzetting samenwerking met letselschadebureau gedurende 3 jaar vanwege dubbel claimen; registratie in intern en extern register

RBDHA 221223 KG; stopzetting samenwerking met letselschadebureau gedurende 3 jaar vanwege dubbel claimen; registratie in intern en extern register

 

zie ook https://www.letselschade.nu/verzekeraars/verzekeraar-verbreekt-banden-met-rotterdams-letselschadebureau-wegens-geconstateerde-onregelmatigheden/#google_vignette

2De feiten

Op grond van de stukken en op grond van wat er tijdens de zitting is besproken gaat de voorzieningenrechter in dit kort geding van de volgende feiten uit.

2.1.

[eiser 2] exploiteert een expertisebureau op het gebied van letselschade. Bestuurders van [eiser 2] zijn [de B.V. 1] en [de B.V. 2] [eiser 2] heeft twee werknemers: [eiser 1] en de heer [werknemer 2] (hierna: [werknemer 2] ). Beiden zijn er werkzaam als belangenbehartiger/schade-expert.

2.2.

De heer [Naam] (hierna: [Naam] ) is eigenaar van een autorijschool en werkzaam als rijinstructeur. Daarnaast heeft [Naam] nog een dienstverband van 32 uur per week. [Naam] heeft in 2016 een autoverzekering bij Klaverblad afgesloten met zogenoemde Schade Verzekering Inzittenden-dekking (SVI-dekking).

2.3.

Op 29 maart 2022 is [Naam] betrokken geraakt bij een verkeersongeval (Ongeval 1). [Naam] heeft zijn schade geclaimd onder zijn autoverzekering bij Klaverblad, en daarvoor [eiser 2] , ingeschakeld als zijn belangenbehartiger. [werknemer 2] heeft de schade aan Klaverblad gemeld, waarna [eiser 1] de verdere behandeling van de claim heeft verzorgd.

2.4.

Op 6 juli 2022 is [Naam] nogmaals betrokken geraakt bij een verkeersongeval (Ongeval 2). Ook voor de claim van de schade ten gevolge van dit ongeval heeft [Naam] [eiser 2] ingeschakeld. [eiser 1] heeft ook deze schade voor hem behandeld.

2.5.

Op 11 juli 2022 heeft [Naam] telefonisch contact opgenomen met de klantenservice van Klaverblad. Van het gesprek is door de betreffende medewerker van Klaverblad een telefoonnotitie gemaakt waarin, voor zover relevant, het volgende staat vermeld:

“(…)

hij: ik heb een rijschool en ik had woensdag schade. De expert is vanochtend geweest. Hij wil van mij een factuur van het herstel van de vorige schade in maart. Ik vind dat echt belachelijk Ik heb dat echt niet meer hoor. Maar ik moest de auto wel herstellen, want ik geeft er rijlessen in en ik had geen examens kunnen doen als ik deze schade niet hersteld had.

(…)”

2.6.

Op 12 juli 2022 heeft [Naam] een e-mail gestuurd aan de [schade-expert] , schade-expert bij Diemex expertise, met daarin, voor zover relevant, de volgende tekst:

“(…)

Hierbij stuur ik de factuur en foto’s op die ik heb van de reparatie van de auto. De vorige schade was op 31 maart 2023, dus 3 maanden geleden. (…) Mijn auto is toen begin april gerepareerd. (…)

Verder stuur ik een aantal foto’s van mijn rijschool met leerlingen en data. U kunt duidelijk zien dat er na die schade nog lessen zijn gegeven en examens zijn afgenomen. (…) Aangezien dit alles ten koste gaat van mijn werktijd als rij-instructeur, hoop ik op een spoedige afhandeling.

(…)”

2.7.

Op 15 juli 2023 heeft [eiser 1] telefonisch contact gehad met de heer [schadebehandelaar] , destijds schadebehandelaar bij Klaverblad (hierna: [schadebehandelaar] ). Van dit telefoongesprek heeft [eiser 1] de volgende twee notities gemaakt:

“Ik gaf aan dat hij eigenlijk vanaf 1 juli 2022 weer was begonnen met werken. direct daarna heeft hij een tweede ongeval gehad.

Wilt kijken of we de eerste zaak kunnen afwikkelen en daarna doorgaan met de tweede zaak.

maakt nu 5000 voorschot over.

Vanaf 15 augustus is hij weer terug van vakantie.”

en

“Ik heb gebeld met de [schadebehandelaar] . Ik gaf aan dat cl nu wel een reactie wenst in verband met de looptijd en de reactietermijn. Ook aangegeven dat cl financieel achteruitgaat omdat hij niet kan werken in zijn eigen bedrijf, maar wel doorgewerkt heeft in loondienst. We hebben de stand van zaken en de klachten van cl besproken. tp wil dat ik de schade aannemelijk maak. Wellicht is een regeling mogelijk? Ik zal overleggen met cl en vervolgens een schadestaat sturen. Voor nu maakt de [schadebehandelaar] een voorschot over van € 5.000. Tijdens het gesprek stelde tp voor om overleg te voeren over de afsluiting van de eerste zaak.”

2.8.

Op diezelfde dag heeft [schadebehandelaar] een e-mail gestuurd aan [eiser 1] waarin de betaalbaarstelling van een voorschot van € 5.000,-- wordt gecommuniceerd. De e-mail bevat, voor zover relevant, de volgende tekst:

“(…) Zojuist bespraken wij de letselschade van de heer [Naam] . De heer [Naam] is bij een tweetal verkeersongevallen betrokken geweest, waarbij letsel is opgelopen. Ik heb de (letsel)schade naar aanleiding van het eerste ongeval in behandeling. Ik begreep dat de heer [Naam] ten tijde van het tweede ongeval zijn werkzaamheden weer had hervat. Ik sprak zojuist met u af dat u de schade als gevolg van het eerste ongeval inventariseert, waarna wij mogelijk aankomende week tot een regeling van de eerste schade over kunnen gaan. Hierop vooruitlopend heb ik zojuist een voorschot ter grootte van € 5.000,00 betaalbaar gesteld. Dit bedrag staat naar verwachting binnen enkele dagen op de rekening. (…)”

2.9.

Op 15 juli 2022 heeft Klaverblad een voorschot van € 5.000,- aan [Naam] uitbetaald in verband met de schade als gevolg van Ongeval 1.

2.10.

[eiser 1] heeft naar aanleiding van Ongeval 1 namens [Naam] een schadestaat, gedateerd 22 juli 2022, ingediend bij Klaverblad met daarop, voor zover relevant, de volgende schadeposten:

“(…)

Verlies van arbeidsvermogen

€ 6.258 / 3 maanden = € 2086,- gemiddeld x 3 maanden € 6.258,00

aftrek door verhaalbaarheid 86% € - 876,12

€ 5.381,88

Gemiddeld zwartwerk per maand € 1.250,- x 3 maanden € 3.750,00

aftrek door verhaalbaarheid 70% €-1.125,00

€ 2.625,00

subtotaal € 8.006,88

Verlies zelfwerkzaamheid

Uitbesteden van werkzaamheden veranda € 1.750,00

-Materiaal voor het plaatsen van een Douglas overkapping was al aangeschaft

(zie factuur). Bedoeling was dat cliënt dit zelf zou plaatsen, na het ongeval is

dit uitbesteed aan derden

P.M.

subtotaal € 1.750,00

(…)”

2.11.

Op 22 juli 2022 hebben [eiser 1] en [schadebehandelaar] telefonisch overleg gehad over deze schadestaat. [schadebehandelaar] heeft van dit gesprek de volgende gespreksnotitie gemaakt:

“Gebeld met de bbh, zijnde de heer [eiser 1] .

Heb moeite mijn zijn schadestaat.

De aanloopkosten vind ik te fors, wil €50,00 accorderen

De kosten voor medicatie € 20,00 kan ik accorderen

De reis- en parkeerkosten € 150,00 vind ik te fors. Ik accordeer € 75,00.

De post zelfwerkzaamheid heb ik wat moeite mee.

1 uitstel lijkt mij mogelijk

2 v’de werkt 32 uur in loondienst, 25 uur als zelfstandig rijschoolhouder en ook nog eens zwartwerk.

3 het is redelijk specialistisch werk

4 het is een klus voor 2 man

5 zie geen betaalbewijs

Ik heb een vergoeding van €500,00 aangeboden.

Met de post huishoudelijk hulp heb ik moeite.

1 de verdeling vind ik niet reëel. Dit gezien alle werkzaamheden van v’de

2 ga niet uit van zware beperkingen.

Wil 25% aanhouden gedurende max 13 weken cat. licht matig beperkt. Komt op € 598,00

De smartengeldvergoeding van €3.500,00 vind ik veel te fors. Ik zie smartengeld op €1.500,00

Vav. Voor zwartwerk zie ik geen enkele onderbouwing.

Voor de rijschool zie ontbreekt veel info. Vind de aftrek voor kosten en belastingdruk erg mager. Ik wil omwille van een hele snelle regeling €4.500,00 opnemen voor VAV.

Dit betekent een slot van € 2.500,00. Dit vindt de heer [eiser 1] te weinig. Zoekt naar een slot van € 7.500,00. Kan ik niet mee instemmen. Wil gaat tot een slot van €4.000,00. Het alternatief is

uitzoeken. Zowel medisch als-schade-technisch.

Hij bespreekt het voorstel met de heer [Naam] en komt er bij mij op terug.”

[eiser 1] heeft van dit gesprek de volgende notitie gemaakt:

“Naar aanleiding van onze telefonische afspraak heb ik met de [schadebehandelaar] gesproken. We hebben op zijn verzoek de mogelijkheid besproken om de eerste zaak met een open einde af te sluiten, zonder medisch advies. De [schadebehandelaar] is momenteel bereid een totaalbedrag van € 7.000 te betalen. Ik gaf aan dat ik dit aan de lage kant vond, waarop hij zijn voorstel verhoogde naar € 9.000. we hebben ook het aspect van zwartwerk besproken en een gedeelte daarvan is geaccordeerd, uit pragmatisch oogpunt. De discussie loopt over de veranda, omdat er geen medische onderbouwing hiervan is. Het is afgesproken dit mee te nemen in de tweede zaak. Ik heb aangegeven dat ik dit voorstel met de heer [Naam] zal bespreken en hierop zal terugkomen. Ik gaf aan dat ik me in bepaalde bevindingen, zoals het smartengeld en de huishoudelijke hulp, kan vinden, omdat er nog geen medische informatie beschikbaar was.

Kanttekening: Deze zaak is pragmatisch geregeld om de weg vrij te maken voor het aanpakken van de tweede zaak.”

2.12.

Op 22 juli 2022 heeft [eiser 1] een brief aan [schadebehandelaar] gestuurd met daarin, voor zover in deze zaak relevant, de volgende tekst:

“Geachte [schadebehandelaar] ,

Met deze brief kom ik bij u terug op de bovengenoemde zaak.

Zojuist sprak ik u telefonisch. Wij bespraken een regeling voor het eerste ongeval. Uiteindelijk hebben wij de schade van het eerste ongeval gewaardeerd op € 9.000,00. Dit voorstel diende ik eerst te overleggen met cliënt alvorens ik u een akkoord kan geven.

Inmiddels heb ik overleg gehad met cliënt. Hij benoemde expliciet dat hij enkel en alleen akkoord wil gaan met een regeling, indien gecommuniceerd wordt dat de huidige klachten een verergering zijn van het eerste ongeval. Dat heb ik u tijdens het telefoongesprek ook aangegeven. Echter, om transparant te werk te gaan dien ik dit uiteraard ook namens cliënt nogmaals te melden.

Op 1 juli 2022 was cliënt gestart met zijn werkzaamheden. Een aantal dagen later vond het tweede ongeval plaats. Daardoor is hij weer volledig uitgevallen voor zijn werkzaamheden. De klachten zijn namelijk verergerd. Hij is helaas terug bij af en dient opnieuw onder behandeling te gaan. De ontwikkelingen rondom de klachten van cliënt zullen wij nauwlettend volgen en u hierover informeren.

Indien akkoord op bovenstaande ziet u cliënt bereid akkoord te gaan met een totaalbedrag van € 9.000,00. Deze regeling is gerealiseerd zonder vaststellingsovereenkomst. U kunt het slotbedrag van € 4.000,00 betaalbaar stellen op het IBAN nummer [rekeningnummer] t.n.v. [Naam] .

Tevens dienen wij de buitengerechtelijke kosten vast te stellen. Ik stel voor om de kosten conform PIV-staffel bij u in te dienen. De staffel hanteren wij vaker met uw collega's en lijkt mij daarom een eerlijke waardering. Tevens kunt u ervan uitgaan dat dit ook geldt voor het tweede ongeval.

(…)”

2.13.

Op 18 oktober 2022 heeft [werknemer 2] namens [Naam] een brief aan Klaverblad gestuurd met daarin, onder andere, een verzoek om een voorschot van € 3.000,--betaalbaar te stellen voor Ongeval 2.

2.14.

[eiser 1] heeft namens [Naam] een op 1 februari 2023 gedateerde schadestaat ingediend voor Ongeval 2 met daarin, voor zover in deze zaak relevant, de volgende schadeposten:

“(…)

Verlies van arbeidsvermogen

Loondienst:

Januari t/m juni 2022 gemiddeld : € 14.746,84 / 6 = € 2.457,81 voor ongeval € 1.867,54

Eenmanszaak: Gemiddeld € 2.250,- winst per maand x 14 maanden € 31.500,00

subtotaal € 33.367,54

Verlies zelfwerkzaamheid

Uitbesteden: plaatsen van de veranda € 1.750,00

(…)”

2.15.

Klaverblad heeft de twee schadestaten vergeleken en heeft naar aanleiding daarvan DEKRA Investigations (hierna: DEKRA) opdracht gegeven tot het instellen van onderzoek en het horen van [Naam] . Op 28 februari 2023 heeft DEKRA [Naam] tweemaal geïnterviewd, in het bijzijn van [eiser 1] . In het eerste interview heeft Dekra vragen gesteld, voornamelijk over de door [eiser 1] opgestelde schadestaat met de geclaimde schade voor Ongeval 2. In het tweede interview heeft Dekra [Naam] (en [eiser 1] ) geconfronteerd met inconsistenties. DEKRA heeft van dit interview twee gespreksverslagen gemaakt, die beide door [Naam] zijn ondertekend.

In het eerste interview heeft [Naam] verklaard dat het hout voor de veranda is gekocht op 29 maart 2022, dat de veranda in augustus of september 2022 door een derde is geplaatst en dat hij die derde daarvoor € 1.750,- contant heeft betaald. Als toevoeging van de zijde van [Naam] , is aan het einde van het interview opgenomen:

”Er is een eerdere letselschade en die is besproken en geregeld met de [schadebehandelaar] (…) Op 22 juli 2022 heb ik aan [schadebehandelaar] bevestigd dat ik en mijn cliënt akkoord zijn uitkering van EUR 9.000,00 totaal. Met daarbij de vermelding dat indien de huidige klachten worden gelinkt aan het eerdere ongeval van 29 maart 2022 dat we dan die eerste afwikkeling openbreken.”

In het daaropvolgende tweede interview staat vermeld als antwoord op de vraag wat hij kan verklaren over het uitbestede veranda werk:

“Die staat ook in de schadestaat van de aanrijding van 6 juli 2022 omdat die kosten bij de claim van 29 maart 2022 niet vergoed werden door Klaverblad. Ik hoor van de heer [eiser 1] dat hij op 22 juli 2022 al een mail naar Klaverblad heeft gestuurd om de beide claims samen te voegen, maar Klaverblad wilde beide zaken apart regelen. U hoort de heer [eiser 1] zeggen dat het bij Klaverblad bekend moet zijn dat kosten van de eerdere schade 29 maart 2022 die niet in de regeling zijn opgenomen (door het ontbreken van medische informatie) bij de tweede claim van 6 juli 2022 alsnog zijn opgenomen. Indien de schade rechtstreeks bij Achmea geclaimd zou zijn dan waren de kosten van de veranda niet in de schadestaat van 6 juli 2022 opgenomen. Dan zou de heer [eiser 1] de eerste letselschade bij Klaverblad weer heropenen om de in de regeling van 22 juli 2022 ontbrekende vergoedingen alsnog te kunnen claimen.”

2.16.

Op 2 maart 2023 heeft DEKRA een onderzoeksrapport opgeleverd, waarin de uitkomsten als volgt worden samengevat:

“(…) 2. SAMENVATTING

Uit onderzoek is gebleken dat:

  • -

    Bij het opstellen van de schadestaten geen eenduidige kosten voor verlies van arbeidsvermogen van de autorijschool zijn gehanteerd.

  • -

    [Naam] als gevolg van de schade op 29 maart 2022 wel zijn werkzaamheden in loondienst kon blijven uitoefenen.

  • -

    Ten onrechte de kosten van het uitbestede werk van de veranda bij de woning in beide schadestaten zijn opgenomen.

  • -

    Het opmerkelijk is dat [Naam] in zijn eerste interview stelt dat de veranda in augustus/september 2022 is geplaatst terwijl bij de behandeling van de schade van 29 maart 2022 fotos zijn overgelegd waaruit duidelijk is dat de veranda in mei 2022 al gereed was.

In deze kwestie is het de overweging waard het onderzoek verder uit te laten voeren in een

persoonlijk onderzoek, waarbij de gedragingen van [Naam] ten aanzien van het geven van rijlessen na de eerste aanrijding van 29 maart 2022 onder de loep worden genomen. Hierdoor kan mogelijk een beter zicht verkregen worden op het werkelijke verlies van arbeidsvermogen in zijn hoedanigheid als rijinstructeur van autorijschool [Naam] . (…)”

2.17.

Bij brief van 9 maart 2023 heeft Klaverblad [Naam] aangeschreven met het bericht dat zij heeft geconstateerd dat [Naam] onjuiste informatie aan haar heeft verstrekt. Daarop heeft [eiser 1] , namens [Naam] , nog diezelfde dag bij brief gereageerd en de stellingen van Klaverblad weersproken.

2.18.

Op 10 maart 2023 heeft Klaverblad een brief aan [eiser 1] gestuurd, waarin zij vaststelt dat [eiser 1] haar onjuist heeft geïnformeerd. In de brief aan [eiser 1] is, voor zover relevant, de volgende tekst opgenomen:

“(…)

Wat is er gebeurd?

Bij de behandeling van genoemde claims werd duidelijk dat u ons onjuiste informatie heeft gegeven.

Er zijn vorig jaar twee aanrijdingen geweest waarbij u letselschade heeft geclaimd voor de heer [Naam] . De eerste was op 29 maart en de tweede op 6 juli 2022. De laatste aanrijding was 5 dagen nadat [Naam] zijn werkzaamheden weer had hervat na het eerste ongeval.

Claim 29-03-2022 – dossier [nummer 1]

In deze claim is gesteld dat [Naam] ten gevolge van de aanrijding arbeidsongeschikt was en niet in staat was om rijlessen te geven. U heeft bij afronding van het dossier aangegeven dat hij op 1-7-2022 weer is gestart met zijn werkzaamheden.

Wij stelden vast dat u ons op dit punt onjuist heeft geïnformeerd. De heer [Naam] heeft namelijk in juli 2022 zowel telefonisch als per mail bevestigd dat hij na de genoemde aanrijding rijlessen heeft gegeven en er examens zijn afgenomen. Dat is ook gebleken uit berichten op social media.

Claim 6-7-2022 – dossier [nummer 2]

In deze claim is opnieuw door u gesteld dat de heer [Naam] ten gevolge van de aanrijding arbeidsongeschikt is en niet in staat is om rijlessen te geven of zijn werk in loondienst uit te voeren. Verder claimt u namens [Naam] € 1.750,- voor het uitbesteden van het plaatsen van een overkapping in zijn tuin. [Naam] verklaarde aan Dekra dat de overkapping is augustus of september 2022 is geplaatst.

Wij stelden vast dat u ons op deze punten opnieuw onjuist heeft geïnformeerd.

De veranda is al geplaatst in april 2022. U wist dat. De kosten heeft u ook al geclaimd in dossier [nummer 1] en zijn ook gedeeltelijk meegenomen in de regeling die door de [schadebehandelaar] met u is besproken. U claimt dus dubbel en bevestigt dat ook aan Dekra.

Daarnaast is uit social media gebleken dat [Naam] ook na dit tweede ongeval nog rijlessen en/of examens heeft afgenomen. Dit is eveneens per mail door hem bevestigd aan de schade-expert, toen hij op 12 juli 2022 aangaf dat de vertraging in de schade-afwikkeling ten koste gaat van zijn werktijd als rij-instructeur.

Tot slot heeft u bewust onjuist verklaard over het inkomen van [Naam] als rij-instructeur, door in het geclaimde bedrag verdiensten uit zwart werk op te nemen zonder hiervan melding te maken.

Voorlopige conclusie

Op basis van de feiten lijkt het erop dat u ons opzettelijk onjuist heeft geïnformeerd om zo een (hogere) schadevergoeding te krijgen voor de heer [Naam] . Mocht deze conclusie juist zijn, zijn er diverse maatregelen mogelijk.

Reactie

Het is van groot belang dat u reageert op de door ons geconstateerde feiten. Als u niet reageert of als uw reactie niet tot nieuwe bewijzen of inzichten leidt, wordt onze voorlopige conclusie definitief. Wij stellen dan vast welke maatregelen toegepast worden.

(…)”

2.19.

Op diezelfde dag heeft [eiser 1] gereageerd op de brief van 10 maart 2023. Samengevat heeft [eiser 1] het standpunt van Klaverblad weersproken en voorgesteld de behandeling van de schadeclaim weer op te pakken en in overleg te treden.

2.20.

Klaverblad heeft daarop bij brief van 15 maart 2023 gereageerd. Zij heeft de stellingen van [eiser 1] weersproken en aangegeven dat zij geen reden ziet om de schadeclaim verder op te pakken en/of naar een regeling toe te werken. Klaverblad concludeert dat zowel [Naam] als [eiser 1] haar opzettelijk onjuist heeft geïnformeerd om een hogere schadevergoeding te krijgen voor [Naam] . Verder kondigt zij aan dat zowel [Naam] als [eiser 1] nog ieder afzonderlijk bericht zullen ontvangen over de maatregelen die Klaverblad ten aanzien van hen zal treffen.

2.21.

Bij brief van 23 maart 2023 heeft Klaverblad aan [eiser 1] bericht dat zij zijn persoonsgegevens intern heeft opgenomen in haar Incidentenregister, dat zij het Verbond van Verzekeraars heeft verteld dat zijn persoonsgegevens zijn opgenomen in het Incidentenregister, dat zijn gegevens zijn opgenomen in het Extern Verwijzingsregister van de stichting CIS voor de duur van drie jaar en dat zij een melding maakt van zijn handelen bij het klachtenloket van het NIVRE. Tot slot heeft Klaverblad aangegeven dat zij nog intern overleg voert over de gevolgen van de samenwerking met [eiser 1] en zijn kantoor en dat hij daarover zo spoedig mogelijk bericht ontvangt.

2.22.

Op 24 maart 2023 heeft een telefonisch gesprek plaatsgevonden tussen [eiser 1] en [fraudecoördinator] , fraudecoördinator bij Klaverblad.

2.23.

Op 30 maart 2023 heeft Klaverblad de volgende e-mail aan [eiser 1] gestuurd:

“(…)

Zoals aangekondigd in onze brief van 23 maart, zullen wij u hierbij informeren over ons standpunt met betrekking tot de samenwerking met uw kantoor.

Nieuwe zaken

De komende drie jaar, tot 1-4-2026, nemen wij geen nieuwe zaken aan van uw kantoor [eiser 2] . Dat wil zeggen dat wij uw declaraties niet vergoeden. Bij een nieuwe zaak zullen wij ook uw cliënt informeren dat wij vanwege een integriteitskwestie de samenwerking met uw kantoor hebben stopgezet en uw kosten niet vergoeden.

Lopende zaken

De lopende zaken worden verder afgewikkeld. Hierbij zullen wij extra kritisch zijn en zo nodig nadere onderbouwing vragen.

(…)”

2.24.

Vervolgens hebben de advocaten van [eiser 1 c.s.] contact opgenomen met Klaverblad om in overleg te treden. Klaverblad heeft aangegeven dat zij geen aanleiding ziet om opnieuw het gesprek met [eiser 1 c.s.] aan te gaan.

3Het geschil

3.1.

[eiser 1 c.s.] vorderen – zakelijk weergegeven en na eisvermindering ter zitting – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

I. Klaverblad te bevelen binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de inschrijvingen van [eiser 1 c.s.] in het interne verwijzingsregister en het extern verwijzingsregister ongedaan te maken en geen nieuwe registratie in te schrijven op basis van de feiten die in het lichaam van deze dagvaarding zijn beschreven;

II. Klaverblad te verbieden schadezaken waarbij [eiser 1] dan wel een andere aan [eiser 2] verbonden persoon als belangenbehartiger optreedt, te weigeren als gevolg van de in deze dagvaarding beschreven feiten en/of de persoon van de belangenbehartiger en/of hun inschrijving in het intern verwijzingsregister of extern verwijzingsregister;

III. Klaverblad te veroordelen tot het betalen van een dwangsom van € 5.000,-- per dag dat Klaverblad in gebreke blijft met hetgeen onder I. en II. is gevorderd, te betalen aan ieder van [eiser 1 c.s.] ten opzichte van wie Klaverblad daarmee in gebreke blijft;

IV. Klaverblad te veroordelen tot betaling aan [eiser 2] van € 69.108,16, bij wijze van voorschot op de vergoeding van schade die [eiser 2] heeft geleden als gevolg van de onterechte registraties in het intern en extern verwijzingsregister;

V. Klaverblad te veroordelen in de proceskosten en nakosten van dit geding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.

3.2.

[eiser 1 c.s.] voeren aan dat Klaverblad onrechtmatig handelt door hen te registreren in het Incidentenregister en het Externe Verwijzingsregister en door zaken te weigeren waarbij [eiser 1 c.s.] als belangenbehartiger optreden. De beschuldigingen van Klaverblad aan het adres van [eiser 1 c.s.] zijn zonder grondslag althans onterecht en kunnen geen bewezenverklaring in de zin van artikel 35 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dragen. Klaverblad heeft niet aangetoond dat [eiser 1 c.s.] onjuiste informatie aan haar hebben verstrekt. Indien en voor zover sprake zou zijn van onvolledige of onvolkomen informatie richting Klaverblad, dan is het een kwestie van miscommunicatie die meermaals is rechtgezet. Van opzet is geen sprake geweest en ook niet van het oogmerk om financieel voordeel te behalen. Bovendien kan [eiser 1] als gevolmachtigde van [Naam] niet in persoon aansprakelijk worden gehouden voor vermeende onjuistheden waarnaar hij voldoende navraag naar heeft gedaan. Verder zijn de maatregelen tegen [eiser 2] niet gerechtvaardigd, omdat Klaverblad niet heeft toegelicht bij welke activiteiten van [eiser 2] zij vraagtekens plaatst en welk risico zich ten aanzien van [eiser 2] voordoet. Ook is de opzegging van de samenwerking met [eiser 1 c.s.] onbegrijpelijk en naar maatstaven van redelijkheid onaanvaardbaar.

Klaverblad heeft verder niet de nodige zorgvuldigheid betracht bij de aankondiging en het direct doorzetten van de maatregelen. Er is onvoldoende hoor en wederhoor toegepast en er heeft geen gefundeerde belangenafweging plaatsgevonden, die bovendien anders had moeten uitvallen. De gevolgen van de registraties in het interne en externe verwijzingsregister zijn onevenredig schadelijk en hebben verregaande gevolgen voor [eiser 1 c.s.] , zowel op professioneel als persoonlijk vlak. Als gevolg van de registraties lijdt [eiser 2] reputatieschade en verliest zij een groot deel van haar omzet, waardoor haar bedrijfsvoering in gevaar komt. [eiser 1] kan zijn eigendommen niet meer verzekeren, met financiële risico’s dan wel schade tot gevolg. Daarnaast bezorgt dit hem stress op professioneel en persoonlijk vlak.

[eiser 1 c.s.] hebben er daarom spoedeisend belang bij dat de registraties worden verwijderd en dat zij een voorschot ontvangen van de door hen geleden schade, bestaande uit misgelopen inkomsten en extra kosten.

3.3.

Klaverblad voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4De beoordeling van het geschil

4.1.

In dit kort geding moet eerst worden beoordeeld of Klaverblad de registratie van de persoonsgegevens van [eiser 1 c.s.] in het Incidentenregister en het Externe Verwijzingsregister (hierna: EVR) moet verwijderen en de samenwerking met [eiser 1 c.s.] moet hervatten. Het spoedeisend belang van [eiser 1 c.s.] bij deze vorderingen vloeit voort uit de aard ervan en is door Klaverblad ook niet weersproken.

4.2.

Voor de beoordeling van de vraag of de registraties van [eiser 1 c.s.] ongedaan moeten worden gemaakt geldt het volgende. Voor een registratie in het Incidentenregister is voldoende dat sprake is van een redelijk vermoeden van een incident. Onder een incident wordt in dit geval verstaan een gebeurtenis die als gevolg kan hebben/heeft of heeft gehad dat belangen, integriteit en veiligheid in het geding zijn van de verzekeraar. Uit de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Verzekeraars volgt dat persoonsgegevens kunnen worden opgenomen in een IVR voor zover die (rechts)personen een risico vormen voor de veiligheid en/of integriteit van de verzekeraar. Voor registratie in het EVR gelden de regels zoals opgenomen in het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (PIFI). Op grond daarvan kan registratie plaatsvinden als de gedraging van de betrokken (rechts)persoon - in dit geval [eiser 1] en [eiser 2] – een bedreiging vormt of kan vormen voor de verzekeraar, de gedraging in voldoende mate vaststaat en het proportionaliteitsbeginsel in acht is genomen. Voor verwerking van persoonsgegevens in het Incidentenregister en het EVR moet sprake zijn van zodanige concrete feiten en omstandigheden dat zij een als strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring in de zin van artikel 350 Wetboek van Strafvordering (Sv) kunnen dragen. Een veroordeling door de strafrechter is echter niet vereist. Als maatstaf geldt dat de vastgestelde gedragingen een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld moeten opleveren, in die zin dat de te verwerken strafrechtelijke persoonsgegevens in voldoende mate moeten vaststaan. Uitgangspunt is verder dat het aan de verzekeraar is te onderbouwen en te concretiseren waarom zij tot registratie is overgegaan.

4.3.

Omdat voor opname in het EVR een hogere drempel geldt voor opname dan in de andere (interne) registraties, zal de voorzieningenrechter allereerst beoordelen of Klaverblad heeft mogen overgaan tot registratie van de (persoons) gegevens van [eiser 1] en [eiser 2] in het EVR. Op grond van artikel 5.2.1 van het Protocol gelden er drie criteria voor opname van persoonsgegevens in het EVR. Aan alle drie de criteria moet worden voldaan.

Allereerst (a) moet er sprake zijn van gedragingen van een persoon die een bedreiging (kunnen) vormen voor de (financiële) belangen van klanten en/of medewerkers van een financiële instelling (zoals een bank of verzekeraar) of de integriteit van de financiële sector. Ten tweede (b) moet in voldoende mate staat vaststaan dat de betreffende persoon betrokken is bij de onder a bedoelde gedragingen. Ten derde (c) moet het belang van de opname van de persoonsgegevens in het register zwaarder wegen dan de mogelijke nadelige gevolgen voor de persoon als gevolg van deze opname (proportionaliteit).

4.4.

Naar voorlopig oordeel is voor wat betreft [eiser 1] sprake van zodanige concrete feiten en omstandigheden dat zij een als strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring in de zin van artikel 350 Sv kunnen dragen (zoals vereist voor opname in het EVR) en daarmee ook van een (mogelijk) incident als bedoeld in de artikelen 3.1.1 en 2 van het Protocol (zoals vereist voor opname in het Incidentenregister). Daartoe is het volgende redengevend.

4.5.

Klaverblad legt aan de registratie van [eiser 1] in het EVR ten grondslag dat [eiser 1] haar onjuiste informatie heeft verstrekt bij de claims die hij namens [Naam] bij Klaverblad heeft ingediend. Klaverblad verwijt [eiser 1] ten eerste dat hij ten aanzien van de veranda een dubbele schadeclaim heeft ingediend en onjuiste informatie heeft verstrekt over de datum van plaatsing van die veranda. Daarnaast verwijt Klaverblad [eiser 1] dat [Naam] na beide ongevallen nog rijlessen en/of rijexamens heeft afgenomen, terwijl er namens [Naam] aanspraak is gemaakt op gederfde inkomsten wegens arbeidsongeschiktheid als rijinstructeur. Tot slot stelt Klaverblad dat [eiser 1] onjuist heeft verklaard over het inkomen van [Naam] als rijinstructeur, door in het geclaimde bedrag verdiensten uit zwart werk op te nemen zonder daarvan melding te maken. [eiser 1] stelt dat deze beschuldigingen onterecht zijn.

4.6.

De voorzieningenrechter zal eerst ingaan op de schadeclaim met betrekking tot de veranda. Vast staat dat in zowel de schadestaat van Ongeval 1 als de schadestaat van Ongeval 2 een schadepost van € 1.750,-- is opgenomen voor het uitbesteden van werkzaamheden aan de veranda van [Naam] . Vast staat verder dat de werkzaamheden aan de veranda waren afgerond voordat Ongeval 2 plaatsvond. Niet in geschil is dat beide schadestaten door [eiser 1] zijn ingediend en dat het feitelijk om dezelfde schadepost gaat. De kosten voor de werkzaamheden aan de veranda zijn dus twee keer ter vergoeding bij Klaverblad ingediend. [eiser 1] heeft daar tegenin gebracht dat geen sprake is van een dubbele claim, omdat de kosten voor de veranda niet onder de eerste schadestaat zouden zijn uitgekeerd. Volgens hem heeft [schadebehandelaar] , destijds schadebehandelaar bij Klaverblad, voorgesteld om de kosten voor de veranda niet onder de eerste schadestaat uit te keren, maar om deze mee te nemen in de tweede schadestaat. [eiser 1] stelt dat hij met [schadebehandelaar] een zogenoemde ‘open einde-regeling’ is overeengekomen, waarbij, zo begrijpt de voorzieningenrechter, de schadepost van de veranda zou worden overgeheveld naar de tweede schadestaat. Ter onderbouwing heeft [eiser 1] gewezen op zijn e-mail van 22 juli 2022 aan [schadebehandelaar] , waarin hij namens [Naam] akkoord gaat met een regeling en een totaalbedrag van € 9.000,-- zonder vaststellingsovereenkomst en daarbij uitdrukkelijk vermeldt dat “de huidige klachten (van [Naam] , vzr.) een verergering zijn van het eerste ongeval.” Volgens [eiser 1] volgt daaruit logischerwijs dat partijen niet de bedoeling hadden om de schade van het eerste ongeval volledig af te sluiten. Met die afspraak kon een latere medische verklaring nog als onderbouwing voor de veranda dienen, aldus [eiser 1] . Dit een en ander zou is volgens hem (ook) telefonisch afgestemd met [schadebehandelaar] en hij verwijst daarbij naar de door hem opgestelde telefoonnotities van 15 en 22 juli 2022.

4.7.

Deze stellingen van [eiser 1] overtuigen voorshands niet. Uit de brief van [eiser 1] van 22 juli 2022 kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet anders worden afgeleid dan dat [eiser 1] namens [Naam] akkoord is gegaan met een (eind)uitkering van € 9.000,-- als vergoeding voor het eerste ongeval. In die brief staat immers expliciet vermeld dat partijen de schade van het eerste ongeval hebben “gewaardeerd op € 9.000,00” en dat [Naam] bereid is om akkoord te gaan met “een totaalbedrag van € 9.000,00.” De inhoud van de brief van [eiser 1] sluit ook aan bij de gespreksnotitie van [schadebehandelaar] van 22 juli 2022, waarin staat dat hij een vergoeding van € 500,-- heeft aangeboden voor de post zelfwerkzaamheid (de kosten voor de veranda) en dat hij bereid is om nog een (slot)bedrag van € 4.000,-- uit te keren. Daarmee komt de totale uitkering voor de eerste schadestaat uit op € 9.000,--, welk bedrag overeenstemt met het bedrag waarmee [eiser 1] namens [Naam] akkoord is gegaan.

4.8.

Dat er een aparte afspraak zou zijn gemaakt voor de kosten van de veranda, zoals [eiser 1] betoogt, is niet gebleken. Een dergelijke afspraak valt ten eerste niet af te leiden uit de opmerking in de brief van [eiser 1] dat “de huidige klachten een verergering zijn van het eerste ongeval”. Over een dergelijke afspraak wordt bovendien ook niet gerept in de correspondentie die partijen na 22 juli 2022 ter afhandeling van de tweede schadestaat hebben gevoerd. Ook de – daags voor de zitting ingediende – door [eiser 1] opgestelde gespreksnotitie van 22 juli 2022 maakt het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders. Hoewel die notitie het bestaan van een dergelijke afspraak suggereert, valt die gespreksnotitie niet te rijmen met de inhoud van de brief die [eiser 1] diezelfde dag nog aan [schadebehandelaar] heeft verstuurd, noch met de telefoonnotitie die [schadebehandelaar] van het gesprek van 22 juli 2022 heeft gemaakt. Indien daadwerkelijk een andersluidende afspraak was gemaakt, had het bovendien voor de hand gelegen dat een professioneel belangenbehartiger als [eiser 1] – die als kandidaat bij het NIVRE is geregistreerd – deze had vermeld in de communicatie richting de verzekeraar. Daarvan is niet gebleken. Bovendien neemt alles wat [eiser 1] heeft aangevoerd niet weg dat hij in verband met Ongeval 2 een schade heeft geclaimd die daarvóór had plaatsgevonden en al was geclaimd in verband met Ongeval 1. Zijn stelling dat hij dat zo had afgesproken is door [schadebehandelaar] in zijn schriftelijke verklaring van 17 november 2023 uitdrukkelijk weersproken en ligt ook niet voor de hand omdat, in de woorden van [schadebehandelaar] , dit een aanzet tot fraude zou zijn. De voorzieningenrechter acht het volstrekt onaannemelijk dat een medewerker van Klaverblad hieraan medewerking verleent.

Al het voorgaande, in samenhang bezien, leidt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat Klaverblad voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [eiser 1] namens [Naam] de kosten voor de veranda dubbel heeft geclaimd.

4.9.

Aangezien [eiser 1] verantwoordelijk was voor het indienen van beide schadestaten en hij voor het dubbel claimen van dezelfde schadepost geen plausibele verklaring heeft gegeven, is voor dit handelen geen andere verklaring aannemelijk dan dat hij dit heeft gedaan met het opzet om Klaverblad te misleiden Zijn stelling dat hij als gevolmachtigde van [Naam] niet in persoon aansprakelijk kan worden gehouden voor vermeende onjuistheden waar hij voldoende navraag naar heeft gedaan, kan [eiser 1] niet baten. Vast staat dat [eiser 1] de schadepost ook in de tweede schadestaat heeft opgenomen, terwijl hij ervan op de hoogte was dat deze al voor Ongeval 1 was geclaimd en er bovendien reeds een uitkering was gedaan. Op [eiser 1] rust ter zake een eigen verantwoordelijkheid om Klaverblad van juiste informatie te voorzien.

4.10.

Genoemde gedragingen, die [eiser 1] te verwijten zijn, vormen in beginsel een bedreiging voor de (financiële) belangen van cliënten van Klaverblad en voor Klaverblad zelf en voor de integriteit en (afhankelijk van de schaal zelfs) voor de continuïteit van de financiële sector. Met het tweemaal opvoeren van dezelfde schadepost heeft hij de financiële belangen van Klaverblad in gevaar gebracht. Daarmee is dus ook voldaan aan artikel 5.2.1. onder a van het Protocol. De gedragingen hebben verder tot gevolg dat de belangen, integriteit of veiligheid van de cliënten van een financiële instelling, de financiële instelling zelf of de financiële sector als geheel in het geding (kunnen) zijn zoals vereist in artikel 3.1.1. van het Protocol.

4.11.

Dan rest de vraag of opname van de persoonsgegevens van [eiser 1] in het EVR proportioneel is (in de zin van artikel 5.2.1. onder c en artikel 4.1.2 van het Protocol). De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan het proportionaliteitsvereiste is voldaan. Het is van elementair belang voor het verzekeringswezen dat verzekeraars kunnen vertrouwen op informatie die aan hen door tussenpersonen is verstrekt en [eiser 1] heeft dat vertrouwen ernstig geschonden door namens [Naam] dubbel schade te claimen. Bovendien heeft Klaverblad toegelicht dat zij bij het bepalen van de duur van de registratie van [eiser 1] in het EVR, aan de hand van een checklist met daarop verzwarende en verlichtende omstandigheden, gelet op de omstandigheden van dit concrete geval heeft besloten tot registratie van [eiser 1] in het EVR voor de duur van drie jaar (terwijl de maximale termijn voor opname in het EVR acht jaar is). Daarmee heeft Klaverblad voldoende rekening gehouden met de belangen van [eiser 1] . Voor zover [eiser 1] nog betoogt dat hij zich door opname in de registers niet kan laten verzekeren, merkt de voorzieningenrechter op dat ook dit betoog hem niet baat. Het belang van [eiser 1] om zich bij een reguliere verzekeraar te kunnen verzekeren, weegt niet op tegen het belang van Klaverblad en de verzekeringsbranche om zich te kunnen beschermen tegen frauduleus handelen.

4.12.

Dat Klaverblad overigens onzorgvuldig te werk is gegaan en te lichtvaardig is overgegaan tot opname van [eiser 1] in de registers, zoals [eiser 1] verder stelt, is ook niet gebleken. Uit de door partijen overgelegde correspondentie blijkt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter genoegzaam dat Klaverblad [eiser 1] in voldoende mate op de hoogte heeft gesteld van de door haar geconstateerde onregelmatigheden en [eiser 1] in de heeft gelegenheid gesteld daarop te reageren alvorens zij heeft besloten om tot registratie over te gaan.

4.13.

Slotsom is dat het hiervoor besproken opzettelijk dubbel claimen van de kosten voor de veranda naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende grondslag biedt voor de registratie in het EVR, en daarmee ook voor de registratie in het Incidentenregister. De vordering tot verwijdering van [eiser 1] uit het EVR en het Incidentenregister zal daarom worden afgewezen.

4.14.

Gelet op het voorgaande behoeven de overige door Klaverblad aan de registratie ten grondslag gelegde verwijten aan het adres van [eiser 1] geen bespreking meer.

4.15.

De voorzieningenrechter is met [eiser 2] van oordeel dat Klaverblad onvoldoende heeft onderbouwd dat ook registratie van [eiser 2] in de registers gerechtvaardigd is. Klaverblad heeft niet onderbouwd op welke gronden zij heeft besloten om ook [eiser 2] te registreren in het EVR en het Incidentenregister. Klaverblad heeft ook niet toegelicht dat ten aanzien van [eiser 2] is voldaan aan de vereisten voor registratie van [eiser 2] . Dit brengt mee dat de vordering om de inschrijving van [eiser 2] in het EVR en het IVR ongedaan te maken toewijsbaar is. Voor oplegging van een dwangsom ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.

4.16.

Voor toewijzing van het gebod [eiser 2] niet opnieuw te registreren op basis van de feiten die in de dagvaarding staan beschreven, bestaat geen grond. Gelet op de omstandigheid dat [eiser 1] ten onrechte dubbel heeft geclaimd en hij één van de twee werknemers van [eiser 2] is, is niet ondenkbaar dat Klaverblad alsnog voldoende onderbouwt dat de gang van zaken rond beide claims van [Naam] deze registratie rechtvaardigen.

4.17.

Naast de registratie van [eiser 1 c.s.] in het EVR en het Incidentenregister, heeft Klaverblad besloten tot beëindiging van de samenwerking met [eiser 1 c.s.] , in die zin dat zij de lopende zaken zal voortzetten – zij het met een kritische houding ten aanzien van de geclaimde schadeposten – en de komende drie jaar geen nieuwe zaken meer aanneemt. [eiser 1 c.s.] stellen dat de beëindiging van de samenwerking in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en onrechtmatig is. Zij vorderen daarom, kort gezegd, een verbod voor Klaverblad om schadezaken te weigeren waarbij [eiser 1 c.s.] als belangenbehartiger optreden. De voorzieningenrechter zal bij de beoordeling van deze vordering ook onderscheid maken tussen [eiser 1] en [eiser 2] .

4.18.

Ten aanzien van de stopzetting van de samenwerking met [eiser 1] op basis van de gang van zaken rond de claims van Ongevallen 1 en 2 is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat deze maatregel in het licht van de omstandigheden een redelijke en gerechtvaardigde maatregel is. Voorshands is, zoals hiervoor is overwogen, voldoende aannemelijk dat [eiser 1] opzettelijk schade dubbel heeft geclaimd en dergelijk gedrag vormt in het algemeen een bedreiging voor Klaverblad. Bovendien is deze maatregel ook in tijd begrensd: Klaverblad heeft aangegeven dat zij de komende drie jaar geen (dus gedurende de registratie van [eiser 1] ) geen nieuwe zaken meer aanneemt. Tegen die achtergrond kan voorshands niet worden aangenomen dat deze maatregel onrechtmatig is. Dit brengt mee dat de vordering van [eiser 1] om Klaverblad te verbieden schadezaken waarbij [eiser 1] als belangenbehartiger optreedt, te weigeren als gevolg van de in de dagvaarding beschreven feiten/ zijn persoon/zijn inschrijving in de registers zal worden afgewezen.

4.19.

Klaverblad heeft in de conclusie van antwoord diverse redenen aangevoerd waarom de voorlopige beëindiging van de samenwerking ook met andere aan [eiser 2] verbonden personen, in concreto: de heer [werknemer 2] , volgens haar gerechtvaardigd is. Zij noemt onder meer het feit dat een andere werknemer van [eiser 2] werkzaamheden heeft verricht in de dossiers van [eiser 1] , het kleine personeelsbestand van [eiser 2] en de nauwe relatie tussen [eiser 2] en [eiser 1] (algemeen directeur van [eiser 2] ). Gelet op het feit dat [eiser 2] wordt gerund door en uitsluitend bestaat uit de heren [eiser 1] en [werknemer 2] , ligt het voor de hand dat [eiser 1] zich ook in de toekomst bezig zal blijven houden met de behandeling van claims. Op voorhand is niet uit te sluiten, gelet op de beperkte omvang van de onderneming en de positie van [eiser 1] daarin, dat [eiser 1] zich in de toekomst ook zal bezighouden met dossiers van verzekerden van Klaverblad die officieel in behandeling zijn bij [werknemer 2] , bijvoorbeeld in geval van ziekte/vakantie. [eiser 2] heeft niet toegelicht dat er geen risico bestaat dat [eiser 1] zich nog inhoudelijk zal bezighouden met claims van Klaverblad zonder dat dit voor Klaverblad duidelijk is, terwijl dit gezien het voorgaande wel op haar weg lag. Stopzetting van de samenwerking met [eiser 2] in zijn geheel is onder die omstandigheden een redelijke en gerechtvaardigde maatregel. Het standpunt van Klaverblad dat er naar aanleiding van deze procedure ook twijfels zijn gerezen over de andere algemeen directeur van [eiser 2] (de heer [werknemer 2] ) en [eiser 2] in algemene zin en dat ook die omstandigheden grond voor de beëindiging zijn, behoeft gelet op dit oordeel geen bespreking meer.

4.20.

Voor een voorschot op schade ter zake van gederfde inkomsten en bijkomende kosten bestaat gezien het voorgaande voor [eiser 1] geen grond.

4.21.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de hoge lat die geldt voor geldvorderingen in kort geding ook door [eiser 2] niet is gehaald, nu niet met een grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat de bodemrechter de schadevergoedingsvordering van [eiser 2] zal toewijzen. Klaverblad heeft de vordering gemotiveerd betwist en in het bestek van dit kort geding kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat [eiser 2] als gevolg van de registratie (de gestelde) schade heeft geleden. Daarom wordt ook de vordering van [eiser 2] om Klaverblad te veroordelen tot een voorschot op haar schadevergoeding afgewezen.ECLI:NL:RBDHA:2023:21360