Overslaan en naar de inhoud gaan

CRvB 081106 Raad volgt in beginsel ingeschakelde deskundige, serieuze heroverweging

CRvB 08-11-06: Raad volgt in beginsel ingeschakelde deskundige, serieuze heroverweging nav. andersluidend oordeel partijdeskundige
In vaste rechtspraak van de Raad ligt besloten dat de Raad het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel pleegt te volgen. Van feiten of omstandigheden op grond waarvan het aangewezen voorkomt in dit geval van dat uitgangspunt af te wijken is de Raad niet gebleken.

De Raad heeft geen aanwijzingen dat het door Van Zandvoort verrichte onderzoek onvolledig dan wel onzorgvuldig is geweest.
De Raad stelt vast dat Van Zandvoort en de door appellante respectievelijk op 21 december 2001 en in juli 2003 geraadpleegde psychologen L. Postma en J. Pasma nauwelijks van mening verschillen over de klachten en beperkingen van appellante. Anders dan appellante stelt, is de oorzaak van de klachten die zij ondervindt bij het vaststellen van de beperkingen niet bepalend. Appellantes opvatting dat zij meer beperkt is dan de verzekeringsartsen hebben aangenomen, wordt niet gesteund door de medische bevindingen. In dat verband wijst de Raad erop dat uit het belastbaarheidspatroon blijkt dat voor aspect 28B, dwingend tempo, geen beperking is aangenomen. Nu Van Zandvoort het belastbaarheidspatroon heeft onderschreven, moet er vanuit worden gegaan dat een beperking op 28B niet noodzakelijk is. De Raad leidt dit ook af uit het commentaar van Van Zandvoort op de geselecteerde functies. Daarbij komt dat de Raad er niet aan voorbij kan gaan dat niet kan worden uitgesloten dat appellante, onbewust, de resultaten van de door de psychologen afgenomen testen kan hebben beïnvloed.

Voorts doet zich hier niet de situatie voor dat uit de reactie van de deskundige op een andersluidend oordeel van een door een partij ingeschakelde medicus blijkt dat de deskundige zijn eigen oordeel niet serieus heeft heroverwogen. In een schriftelijke reactie van 3 augustus 2006 op het rapport van de klinisch psycholoog Pasma van 22 juli 2003, waarin deze concludeert tot duidelijke restverschijnselen op het gebied van tempo, aandacht, concentratie, geheugen en inspanningsvermogen, heeft Van Zandvoort zijn standpunt gemotiveerd gehandhaafd. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de (bezwaar)verzekeringsarts de beperkingen van appellante niet heeft onderschat.
LJN AZ2405