Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb A.dam 140410 deskundigenrapport is geen bindend advies doch dient door rechter ex 152 Rv gewaardeerd te worden

Rb A.dam 140410 deskundigenrapport is geen bindend advies doch dient door rechter ex 152 Rv gewaardeerd te worden
2.  De feiten
2.1.  [A], geboren in 1945, heeft in september 1998 wegens nekklachten een neuroloog geconsulteerd in het door Slotervaartziekenhuis geëxploiteerde ziekenhuis (hierna: het ziekenhuis). Hij had onder meer last van een pijnlijke nek en van tintelingen in beide armen en benen. Op 4 november 1998 is een röntgenfoto vervaardigd. Een vervolgconsult vond plaats op 18 november 1998. Op 29 december 1998 is een MRI-scan gemaakt. De MRI-scan liet een zeer grote HNP op niveau C6-C7 (nekhernia) met een forse myelumcompressie zien. Na afloop van de MRI-scan was [A] over een groot deel van zijn lichaam verlamd en is hij opgenomen in het ziekenhuis. Op 31 december 1998 in de middag heeft neurochirurg [B] een operatie uitgevoerd ter behandeling van de nekhernia (hierna: de eerste operatie). Na afloop van de operatie kon [A] zijn benen niet meer bewegen en had hij gevoelsstoornissen in beide benen. Er is een CT-scan gemaakt. Op 31 december 1998 ’s avonds is een tweede operatie verricht door een andere neurochirurg, waarbij onder meer opnieuw materiaal is verwijderd. Aansluitend aan de ziekenhuisopname heeft [A] ruim een maand verbleven in het Revalidatie Centrum Amsterdam, waarna hij nog enige tijd poliklinisch is behandeld.

2.2.  [A] heeft Slotervaartziekenhuis bij brief van 10 juni 2003 aansprakelijk gesteld voor de schade die hij stelt te lijden als gevolg van de medische behandelingen alsmede voor schade van zijn werkgever.
  
2.3.  Na overleg hebben partijen vragen voorgelegd aan prof.dr. [C], neurochirurg. Deze heeft op 8 mei 2008 gerapporteerd (hierna: het deskundigenrapport).

3.  De vordering
3.1.  [A] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat op grond van het rapport van prof.dr. [C] d.d. 8 mei 2008 Slotervaartziekenhuis volledig aansprakelijk is voor de schade die het gevolg is van de in het rapport genoemde blijvende beperkingen van [A], met veroordeling van Slotervaartziekenhuis in de kosten van het geding.

3.2.  [A] legt kort gezegd aan de vordering ten grondslag dat uit het deskundigenrapport volgt dat Slotervaartziekenhuis volledig aansprakelijk is voor de schade die het gevolg is van de in het deskundigenrapport beschreven blijvende beperkingen.

4.  Het verweer
4.1.  Slotervaartziekenhuis voert verweer. Daarop wordt hierna ingegaan voor zover nodig voor de beoordeling van het geschil van partijen.

5.  De beoordeling
5.1.  [A] stelt allereerst dat het deskundigenrapport partijen bindt, omdat door (de medisch adviseurs van) partijen is bevestigd dat de expertise zeer zorgvuldig en goed gedocumenteerd is uitgevoerd en (de medisch adviseurs van) partijen langdurig overleg hebben gepleegd over de persoon van de deskundige en de voor te leggen vraagstelling. Onder deze omstandigheden dienen de conclusies van de deskundige volgens [A] als juist te gelden. Dit zou mogelijk slechts anders zijn indien sprake is van zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen het deskundigenrapport, maar daarvan is in dit geval geen sprake, aldus steeds [A].

5.2.  Slotervaartziekenhuis betwist dat uit de visie van de deskundige blijkt dat het jegens [A] aansprakelijk is en bestrijdt daarmee kennelijk ook dat het zou zijn gebonden aan de inhoud van het deskundigenrapport.

5.3.  Tussen partijen is niet in geschil dat zij het eens waren over de persoon van de deskundige en de te stellen vragen toen aan de deskundige om het deskundigenrapport werd verzocht. Anders dan [A] kennelijk voorstaat, volgt daaruit niet dat partijen zijn overeengekomen dat het deskundigenrapport tussen hen zou gelden als bindend advies. Ook indien juist is dat partijen of hun medisch adviseurs menen dat de expertise zeer zorgvuldig en goed gedocumenteerd is uitgevoerd, volgt daaruit evenmin dat partijen zijn overeengekomen dat de inhoud van het deskundigenrapport tussen hen zou gelden als bindend advies. Nu [A] anderszins geen feiten of omstandigheden heeft gesteld waaruit is af te leiden dat partijen zijn overeengekomen dat het deskundigenrapport tussen hen zou gelden als bindend advies, wordt hij in deze stelling niet gevolgd. Aldus is de waardering van de betekenis van het deskundigenrapport voor de beslissing op het geschil van partijen gezien artikel 152 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering overgelaten aan de rechtbank.

5.4.  [A] meent dat uit het deskundigenrapport volgt dat Slotervaartziekenhuis volledig aansprakelijk is voor de schade die het gevolg is van de in het deskundigenrapport beschreven blijvende beperkingen. [A] gaat er, aan de hand van het deskundigenrapport, van uit dat hij bij een goed uitgevoerde ingreep restloos zou zijn hersteld van de hernia. [A] stelt dat in het deskundigenrapport twee mogelijke (samenwerkende) oorzaken worden vermeld voor het ontstaan van het letsel, namelijk ten eerste dat er bij de eerste ingreep onvoldoende materiaal van de tussenwervelschijf werd verwijderd, waardoor de hernia niet volledig werd opgeheven, en ten tweede de positionering van de nek gedurende de ingreep.

5.5.  Volgens [A] is de deskundige stellig in zijn oordeel dat de eerstgenoemde oorzaak als een verwijtbaar tekortschieten moet worden beschouwd en wordt eventuele onduidelijkheid over het oordeel van de deskundige in ieder geval volledig weggenomen met het addendum op p. 16 van het rapport, waarin de deskundige ingaat op de brief van de verzekeraar van Slotervaartziekenhuis van 7 april 2008. [A] meent dat de aansprakelijkheid voor de eerste mogelijke oorzaak is gegeven en niet valt in te zien op welke wijze Slotervaartziekenhuis zou kunnen bewijzen dat met betrekking tot de tweede schadeoorzaak het letsel ook zou zijn ontstaan bij een juiste positionering van de nek. Daarom dient Slotervaartziekenhuis volgens hem volledig aansprakelijk te worden gehouden voor de schade die het gevolg is van de in het deskundigenrapport genoemde blijvende beperkingen.

5.6.  Slotervaartziekenhuis voert onder meer aan dat moet worden beoordeeld of de neurochirurg die de eerste operatie heeft uitgevoerd, in negatieve zin is afgeweken van hetgeen van de redelijk handelend en redelijk bekwaam neurochirurg in 1998 onder gelijke omstandigheden mocht worden verwacht, uitgaande van de kennis en ervaring ten tijde van de behandeling in 1998 en van de professionele standaard zoals die destijds binnen de beroepsgroep van neurochirurgen gold. Volgens Slotervaartziekenhuis is het enkele feit dat de hernia bij de eerste operatie achteraf bezien niet volledig is verwijderd, onvoldoende om met toepassing van deze maatstaf te concluderen dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming. Slotervaartziekenhuis stelt ook dat in het deskundigenrapport niet is vermeld dat bij de positionering van de nek onzorgvuldig zou zijn gehandeld.

5.7.  De rechtbank overweegt als volgt over de vraag of de neurochirurg die de eerste operatie heeft verricht, heeft gehandeld in strijd met hetgeen destijds van een redelijk handelend en redelijk bekwaam neurochirurg mocht worden verlangd, door de nekhernia niet volledig te verwijderen.
5.8.  In het deskundigenrapport (p. 9-13) is hieromtrent vermeld, voor zover hier van belang:
‘Wat is de verklaring van de postoperatieve dwarslaesie bij betrokkene? Op grond van de verschillende gegevens uit het dossier en van aannames kom ik tot de volgende reconstructie. Hierbij overweeg ik dat verschillende factoren een rol kunnen hebben gespeeld.
In de eerste plaats moet worden aangenomen, dat bij de eerste operatie te weinig weefsel van de discus c.q. hernia is verwijderd. Dit kan worden afgeleid uit uitspraken die na de operatie zijn gedaan, uit het operatieverslag van de tweede ingreep alsmede uit het feit dat de CT-scan na de eerste operatie nog een massa liet zien aan de voorzijde van het ruggenmerg die bij de tweede operatie geen bloeding bleek te zijn.
(…)
Beantwoording van de vragen
Vraag 1.
Heeft de betrokken specialist op enig moment naar uw oordeel onzorgvuldig gehandeld in die zin dat hij niet heeft gehandeld, zoals van een redelijk bekwaam vakgenoot onder dezelfde omstandigheden verwacht had mogen worden?
(…)
Antwoord
(…)
In de bespreking heb ik uit de beschikbare gegevens geconcludeerd, dat de hernia in onvoldoende mate is verwijderd. Hoe moet dit worden beoordeeld? (…)
Waardoor werd deze fout veroorzaakt? Aan de fout lag een verkeerde beoordeling ten grondslag ten aanzien van de hoeveelheid verwijderd herniaweefsel en deze was dus gestoeld op een verkeerde waarneming. Gesproken kan dus worden van een menselijke fout. Deze fout wordt gemakkelijker gemaakt, wanneer het operatieterrein onvoldoende ruim wordt vrijgelegd, omdat men bijvoorbeeld te terughoudend of voorzichtig te werk gaat. (…)
Hoe het ook zij, van een gemiddeld ervaren en bekwame beroepsgenoot mag worden verwacht, dat bij een operatie voor een nekhernia deze hernia ook daadwerkelijk wordt verwijderd. In die zin kan van tekortschieten worden gesproken. Dit houdt niet noodzakelijkerwijs hetzelfde in als ‘onzorgvuldig handelen’. In het dossier heb ik geen aanwijzingen gevonden voor onzorgvuldig handelen van de betrokken neurochirurg. Daarvan zou bijvoorbeeld wel sprake kunnen zijn, indien de chirurg de operatie zou hebben ondernomen zonder over voldoende ervaring op dit gebied te beschikken. Daarvoor heb ik geen aanwijzingen. Het tekortschieten is gelegen in een menselijke beoordelingsfout. In de zin van de aangehaalde definitie en met deze uitleg acht ik de vraag bevestigend beantwoord.’

Met ‘definitie’ in de laatste zin verwijst de deskundige naar een door hem in het rapport opgenomen voetnoot, die inhoudt:
‘Definitie van verwijtbaar (Wagner en Van der Wal, 205): Een incident, complicatie of ‘adverse event’ is in retrospectie verwijtbaar als na systematische analyse van de gebeurtenis(sen) blijkt dat de zorgverlener is tekortgeschoten en/of onzorgvuldig is geweest in vergelijking met wat van een gemiddeld ervaren en bekwame beroepsgenoot in gelijke omstandigheden had mogen worden verwacht.’

5.9.  In een ‘Addendum’ (p. 16 van het deskundigenrapport) heeft de deskundige onder meer als volgt gereageerd op een brief van de verzekeraar van Slotervaartziekenhuis van 7 april 2006:
‘Ik maak onderscheid tussen de begrippen ‘fout’ en ‘onzorgvuldig handelen’. De definitie van het begrip ‘fout’ ontleen ik aan het artikel van Wagner en Van de Wal in Medisch Contact (2005): “Het niet uitvoeren van een geplande actie (fout in de uitvoering) of het toepassen van een verkeerd plan om het doel te bereiken (fout in de planning).” In deze casus betreft het een fout in de uitvoering van de operatie. De oorzaak, zo heb ik gesteld, is gelegen in de menselijke factor: een verkeerde beoordeling of waarneming t.a.v. de hoeveelheid herniaweefsel was verwijderd c.q. was achtergebleven. Een fout is per definitie vermijdbaar maar niet noodzakelijkerwijs verwijtbaar (Schulpen, 2005).
Het begrip ‘onzorgvuldig handelen’ verwijst naar de verwijtbaarheid van de fout. Voor de definitie van ‘verwijtbaar’ verwijs ik naar de voetnoot onderaan pagina 13 (…). In deze definitie is sprake van tekortschieten (een milde uitdrukking voor het begrip ‘fout’) en/of onzorgvuldig zijn. Hieruit blijkt dat ‘tekortschieten’ en ‘onzorgvuldig zijn’ twee verschillende begrippen zijn en dat iets verwijtbaar kan zijn door tekortschieten zonder dat sprake is van onzorgvuldigheid. Met andere woorden: ook als men zorgvuldig handelt kan men een fout maken. Ik heb gesteld, dat in deze casus van tekortschieten kan worden gesproken, omdat van een gemiddeld bekwame chirurg mag worden verwacht dat bij een hernia-operatie de hernia ook daadwerkelijk wordt verwijderd. Hierover zou nog kunnen worden getwist, omdat een totale verwijdering een relatief begrip is en er altijd was discusweefsel kan achterblijven. In deze casus echter leek op de postoperatieve CT-scan het restant hernia nog bijzonder groot te zijn. Van onzorgvuldigheid is mijns inziens sprake als men bijvoorbeeld slordig of gehaast te werk gaat, zich onvoldoende rekenschap geeft van de preoperatieve beeldvorming of, zoals ik bovenaan pagina 13 heb aangegeven, men een operatie onderneemt zonder over voldoende ervaring te beschikken. Van onzorgvuldig handelen in deze zin is mij in het dossier niets gebleken.’

5.10.  Volgens Slotervaartziekenhuis is de opvatting van de deskundige dat van een gemiddeld ervaren en bekwaam vakgenoot mocht worden verwacht dat de nekhernia daadwerkelijk werd verwijderd, onjuist. Ook heeft Slotervaartziekenhuis aangevoerd dat de deskundige zijn stelling dat sprake is van tekortschieten koppelt aan een retrospectieve beoordeling, dat de deskundige niet spreekt van verwijtbaar tekortschieten en van oordeel is dat van onzorgvuldig handelen geen sprake is. Volgens Slotervaartziekenhuis kan het feit dat de tweede operatie nodig bleek ‘omdat’ restmateriaal is achtergebleven niet leiden tot aansprakelijkheid van het ziekenhuis. Ter comparitie heeft Slotervaartziekenhuis naar voren gebracht dat tijdens de tweede operatie niet uitsluitend materiaal van de nekhernia is verwijderd, maar ook ander materiaal.

5.11.  Bij de waardering van de betekenis van de aangehaalde passages van het deskundigenrapport voor het geschil van partijen constateert de rechtbank essentiële beletselen om met [A] aan te nemen dat de neurochirurg bij de eerste operatie heeft gehandeld in strijd met hetgeen ten tijde van die operatie van een redelijk handelend en redelijk bekwaam neurochirurg mocht worden verlangd. Deze beletselen betreffen de feitelijke grondslag van de aanname van de deskundige dat bij de eerste operatie te weinig weefsel van de discus c.q. hernia is verwijderd en het daarop gebaseerde oordeel van de deskundige dat sprake is van een tekortkoming doordat de nekhernia bij de eerste operatie niet volledig is verwijderd.

5.12.  De deskundige heeft met kennis van na de eerste operatie vastgesteld dat de nekhernia bij de eerste operatie niet volledig was verwijderd, te weten met kennis van mededelingen van [A] tijdens het deskundigenonderzoek, van de CT-scan die na de eerste operatie is vervaardigd en van het operatieverslag van de tweede operatie. Uit het deskundigenrapport blijkt onvoldoende waarom die kennis achteraf in dit geval volstaat om te oordelen dat de neurochirurg ten tijde van de eerste operatie heeft gehandeld in strijd met hetgeen destijds van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot mocht worden verwacht. Slotervaartziekenhuis heeft erop gewezen dat er ook andere oorzaken kunnen zijn voor het niet volledig verwijderen van de hernia, zoals het voorzichtig manipuleren in het wervelkanaal ter beperking van het risico dat bij de operatie schade aan de patiënt wordt toegebracht. Dit heeft [A] onvoldoende gemotiveerd bestreden. Aldus is niet in te zien dat de neurochirurg de eerste operatie heeft verricht in strijd met de destijds geldende professionele standaard op de enkele grond dat na de eerste operatie bleek dat de nekhernia bij de eerste operatie niet volledig was verwijderd, hoezeer ook met de eerste operatie zal zijn beoogd de nekhernia zo goed mogelijk te verwijderen. Hierbij is mede van belang dat in het deskundigenrapport is beschreven dat een onderzoek naar hernia’s op een lager niveau heeft laten zien dat het geregeld voorkomt dat een hernia niet volledig wordt verwijderd bij een operatie. Verder heeft de deskundige in het addendum zijn oordeel gerelativeerd dat verwacht mag worden dat een nekhernia bij een operatie volledig wordt verwijderd. Tot slot weegt de onderbouwing mee van het bevestigend antwoord van de deskundige op de eerste vraag van partijen, erop neer komend dat de eerste operatie naar zijn medisch inzicht verkeerd is uitgevoerd. Zoals hiervoor is weergegeven, is de deskundige van mening dat in dit geval sprake is van een menselijke beoordelingsfout, dat een fout verwijtbaar en vermijdbaar kan zijn en dat van onzorgvuldig handelen in dit geval geen sprake is. De door hem geconstateerde fout duidt hij aan als tekortschieten, wat hij een milde aanduiding noemt voor een fout. Wat hiervan ook zij, wanneer de gedachtegang van de deskundige wordt gevolgd, dient voor de vertaalslag van het medisch oordeel van de deskundige naar het juridisch oordeel van de rechtbank tenminste helder te zijn of het in de visie van de deskundige om een verwijtbare fout gaat. Dat is in het rapport of het addendum niet nader geëxpliciteerd. [A] heeft zijn stelling dat de aansprakelijkheid van Slotervaartziekenhuis volgt uit het deskundigenrapport na de betwisting van Slotervaartziekenhuis op dit punt onvoldoende toegelicht.

5.13.  Naar het oordeel van de rechtbank biedt het deskundigenrapport dan ook onvoldoende eenduidige aanknopingspunten voor het oordeel dat de neurochirurg door de nekhernia bij de eerste operatie niet volledig te verwijderen, heeft gehandeld in strijd met hetgeen in 1998 van een redelijk handelend en redelijk bekwaam neurochirurg bij deze operatie mocht worden verlangd. Dit betekent dat in zoverre niet kan worden geoordeeld dat Slotervaartziekenhuis bij de eerste operatie toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de geneeskundige behandelingsovereenkomst met [A].

5.14.  Het voorgaande wordt niet anders indien het deskundigenrapport wordt bezien in onderlinge samenhang met de door [A] overgelegde informatie van zijn medisch adviseur. Daarin is onder meer vermeld dat de medisch adviseur zich kan vinden in het deskundigenrapport. Dat is onvoldoende om anders over de betekenis van het deskundigenrapport te oordelen dan hiervoor is geschied.

5.15.  Het volgende geschilpunt in het kader van de aansprakelijkheidsvraag betreft de positionering van de nek tijdens de ingreep. Zoals hiervoor vermeld onder 5.4, stelt [A] met een beroep op het deskundigenrapport dat het letsel mogelijk het gevolg is van de positionering van de nek gedurende de ingreep en dat Slotervaartziekenhuis ook op die grond aansprakelijk is voor zijn schade en de schade van zijn werkgever. Dit is door Slotervaartziekenhuis betwist.

5.16.  In het deskundigenrapport (p. 11-12) is in antwoord op de hiervoor onder 5.8 reeds aangehaalde eerste vraag van partijen onder meer vermeld:
‘In het voorgaande heb ik gesteld, dat de dwarslaesie mogelijk is ontstaan door (over)strekking van de nek bij een vernauwing van het cervicale wervelkanaal. Indien dit mechanisme een rol heeft gespeeld in het begin van de operatie, bij de intubatie of/en de positionering, dan werd de vernauwing veroorzaakt door de aanwezige hernia. In dat geval is een eventuele verwijtbaarheid met betrekking tot het niet volledig verwijderen van de hernia niet aan de orde. Dit is wel het geval, indien de dwarslaesie later tijdens de operatie of in de postoperatieve fase is ontstaan, omdat dan de vernauwing werd veroorzaakt door het restant van de hernia. Tenslotte is het ook denkbaar, dat er sprake is geweest van een cumulatie van deze gebeurtenissen, hetgeen de beoordeling van deze zaak complex maakt.
In verband met de voorgeschiedenis van betrokkene diende men extra voorzichtig te zijn bij de intubatie (…) en het positioneren. De neurochirurg was van deze voorgeschiedenis op de hoogte en waarschijnlijk ook de anesthesioloog, want betrokkene had verzocht om twee kussens in de uitslaapkamer. De neurochirurg (of de anesthesioloog) had ook een kussentje onder zijn hoofd geplaatst, zoals uit het OK-verslag blijkt. (…) Er is voor mij geen aanleiding om onzorgvuldig handelen van de kant van de anesthesiologen aan te nemen.
Het mogelijke aandeel van de nekpositie tijdens de operatie in het ontstaansmechanisme van de dwarslaesie acht ik groter dan dat van de intubatie. (…) Voor wat betreft het hier besproken, mogelijke, mechanisme van het ontstaan van de dwarslaesie kan de neurochirurg geen onzorgvuldigheid worden verweten. Uit het onvoldoende verwijderen van de hernia (…) zou kunnen worden afgeleid dat de chirurg juist (te) voorzichtig te werk is gegaan.’

5.17.  Slotervaartziekenhuis heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat [A] niet stelt dat onzorgvuldig is gehandeld bij de positionering van de nek gedurende de ingreep. Uit het hiervoor aangehaalde deskundigenrapport volgt weliswaar dat de deskundige de positionering van de nek als een mogelijke oorzaak voor de dwarslaesie beschouwt, maar niet dat bij de positionering van de nek is gehandeld in strijd met hetgeen destijds mocht worden verlangd van degene die verantwoordelijk was voor de positionering van de nek tijdens de eerste operatie. [A] heeft geen andere feiten of omstandigheden gesteld waaruit is af te leiden dat op dit punt sprake is van een toerekenbare tekortkoming. Dit kan dan ook niet komen vast te staan.

5.18.  Ter comparitie heeft [A] gesteld dat, indien de rechtbank van oordeel is het deskundigenrapport onvoldoende aanknopingspunten bevat om te oordelen dat de positionering van de nek gedurende de ingreep een toerekenbare tekortkoming oplevert, dit het gevolg is van het feit dat er in het medisch dossier geen nadere gegevens zijn te vinden met betrekking tot de vraag of de chirurg en de anesthesist aandacht hebben besteed aan de positionering van de nek tijdens de intubatie en de operatie. Daarmee verschuift de bewijslast volgens [A] naar Slotervaartziekenhuis. Dit is door Slotervaartziekenhuis ter comparitie bestreden.

5.19.  Deze stelling baat [A] niet. Tegenover de betwisting van Slotervaartziekenhuis rusten op hem de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de door hem gestelde toerekenbare tekortkoming, op de rechtsgevolgen waarvan hij zich beroept. Voor zover hij beoogt te stellen dat Slotervaartziekenhuis niet heeft voldaan aan een verzwaarde stelplicht, wordt hij daarin niet gevolgd. De deskundige heeft informatie over de positionering van de nek tijdens de eerste operatie aangetroffen in het medisch dossier en daarvan gebruik gemaakt in zijn rapport, zoals hiervoor is aangehaald. Hij heeft daarbij niet aangegeven dat in het medisch dossier informatie ontbrak om tot een oordeel te kunnen komen. Zonder toelichting van [A], die ontbreekt, is niet in te zien dat Slotervaartziekenhuis met de thans beschikbare gegevens onvoldoende aanknopingspunten heeft verschaft aan [A] om zijn stellingen over de positionering van de nek tijdens de operatie te onderbouwen.

5.20.  Op grond van het voorgaande is de gevorderde verklaring voor recht niet toewijsbaar voor zover [A] wenst dat deze wordt gegrond op het deskundigenrapport.

5.21.  Voor dit geval heeft [A] de rechtbank ter comparitie verzocht het petitum zo te lezen dat de verklaring voor recht niet uitsluitend wordt gegrond op het deskundigenrapport. Slotervaartziekenhuis heeft in de conclusie van antwoord gemotiveerd betwist dat de vordering anders dan op grond van het deskundigenrapport toewijsbaar is en heeft zich ter comparitie desgevraagd niet verzet tegen voormelde lezing van het petitum.

5.22.  [A] heeft na die betwisting van Slotervaartziekenhuis geen andere feiten of omstandigheden aan de vordering ten grondslag gelegd dan de in het deskundigenrapport gestelde feiten en omstandigheden waarnaar hij in de dagvaarding heeft verwezen en ten aanzien waarvan de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld dat zij niet tot toewijzing van de vordering kunnen leiden. Dit betekent dat de vordering, voor zover niet gestoeld op het deskundigenrapport, na betwisting onvoldoende is toegelicht. Ook in zoverre is de vordering dus niet toewijsbaar.

5.23.  [A] heeft aangeboden zijn stellingen te bewijzen door alle middelen rechtens, met name door getuigen en deskundigen. Nu hij geen feiten of omstandigheden heeft gesteld en te bewijzen aangeboden die tot een ander oordeel kunnen leiden dan hiervoor is gegeven, heeft het bewijsaanbod geen betrekking op feiten die in geschil zijn en tot de beslissing van de zaak kunnen leiden.
Verder heeft [A] ter comparitie de rechtbank gevraagd aanvullende vragen aan de deskundige voor te leggen indien de vordering niet toewijsbaar wordt geacht. De rechtbank heeft echter geen behoefte aan nadere voorlichting door de deskundige.
Gelet op een en ander is er geen aanleiding [A] tot bewijslevering toe te laten.

5.24.  De slotsom is dat een toerekenbare tekortkoming van Slotervaartziekenhuis niet komt vast te staan. Hetgeen partijen verder verdeeld houdt, behoeft dan ook geen bespreking. De vordering moet worden afgewezen.
LJN BN0327