Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-NL 200814 verzekeraar had eerder vragen moeten stellen of een voorbehoud moeten maken; expertises vormen uitgangspunt schade-afwikkeling

Rb Midden-NL 200814 verzekeraar had eerder vragen moeten stellen of een voorbehoud moeten maken; expertises vormen uitgangspunt schade-afwikkeling; 
- kosten gevorderd obv 32:12 uur: € 10.944,43; begroot en toegewezen € 5.500,00 + griffierecht


De feiten

2.1.
Allianz heeft aansprakelijkheid erkend voor het verkeersongeval waarbij [verzoeker] op 5 september 2007 betrokken is geraakt. Als gevolg van het ongeval heeft [verzoeker] zijn rechter hielbeen verbrijzeld.

2.2.
Op 23 oktober 2009 heeft aangaande [verzoeker] een onderzoek plaatsgevonden door dr. J.B. van Mourik, chirurgisch-traumatologisch expertiseur. Zijn bevindingen heeft Van Mourik neergelegd in een rapport d.d. 8 januari 2010, waarvan de inhoud voor zover hier van belang als volgt luidt:
“(…)
Samenvatting en conclusie
De heer [verzoeker] is ten tijde van de medische expertise d.d. 23-10-2009 een 47-jarige man die op 05-09-2007 een calcaneusfractuur ter rechter dominante zijde oploopt waarvoor hij na een week wordt geopereerd met repositie en fixatie. Daarna is hij geleidelijk aan in de pas gekomen, echter ten tijde van deze expertise is er nog sprake van een verminderde inzet- en bruikbaarheid van het rechter onderkwadrant en krijgt hij met name na activiteiten een dikke en pijnlijke voet en is zijn loopafstand beperkt tot twee à drie kilometer. Verder is er sprake van een verminderde enkelfunctie en kan hij moeizaam over een onregelmatige onderlaag gelopen.
Verder heeft de heer [verzoeker] last van een verminderde doorbloeding van de rechter voet en nemen bij koude de klachten toe.
Bij het fysisch-diagnostisch onderzoek wordt gevonden een gering antalgisch looppatroon over rechts met de verkorte standfase, het werken is niet mogelijk, hij wikkelt de voet niet af, platvoet rechts, varices van de beide benen waarneembaar en verminderde functie van het bovenste en onderste spronggewricht, enigszins livide verkleuring van het rechter onderkwadrant ter plaatse van de enkel, hypotrofie van het rechter onderbeen, verder geen bijzonderheden.
Radiologisch: na repositie en fixatie zijn de fractuurdelen in goede stand geconsolideerd, de gewrichtsspleet tussen talus en calcaneus is vernauwd en bedraagt 1 à 2 mm.
Conclusie: status na calcaneusfractuur ter rechter zijde waarvoor operatieve behandeling is ingesteld en waarbij ten tijde van deze expertise nog klachten alsmede afwijkingen/beperkingen persisteren.
Naar aanleiding van de door u gestelde vragen met betrekking tot de heer H. [verzoeker] (…) zijn deze als volgt te beantwoorden:
(…)

3. Welke diagnose(n) stelt u op uw vakgebied?
De volgende diagnose wordt op mijn vakgebied gesteld:
- status na calcaneusfractuur van het rechter onderkwadrant, na afslanken operatief behandeld in de zin van repositie en schroeffixatie, waarna het beloop toch enigszins gecompliceerd en geprotaheerd is geweest in de zin van moeilijke in de pas komen, waarbij ten tijde van deze expertise nog klachten alsmede afwijkingen/beperkingen persisteren.

4. Kunt u gemotiveerd aangeven waaruit de rest klachten en/of restverschijnselen bestaan die op medische gronden als ongevalsgevolg moeten worden beschouwd?
Aangaande de restklachten en/of restverschijnselen verwijs ik wederom naar de rapportage hiervoor en ik denk dat al de klachten en verschijnselen geduid kunnen worden als gevolg van het letsel, de heer [verzoeker] overkomen in september 2007.

5. Welke van de huidige klachten en/of restverschijnselen bestonden naar uw mening reeds voor het ongeval of zouden op enig moment ook zijn ontstaan als het ongeval betrokkene niet was overkomen? Kunt u hierbij een indicatie geven op welke termijn en in welke mate dit dan het geval zou zijn geweest?
Het is aannemelijk dat geen van de huidige klachten en/of restverschijnselen reeds voor het ongeval bestonden of ook maar op enig moment zouden zijn ontstaan als de heer [verzoeker] het ongeval niet was overkomen.
(…)”

2.3.
Op 10 mei 2012 heeft dr. B.A. Swierstra, orthopedisch chirurg, [verzoeker] onderzocht, nadat partijen daartoe gezamenlijk opdracht hadden gegeven. Het desbetreffende rapport van 18 juli 2012 heeft, voor zover hier van belang, de volgende inhoud:
“(…)
SAMENVATTING:
Op 05-09-2007 lid betrokkene bij een auto-ongeval een calcaneusfractuur rechts op. Deze werd operatief behandeld in de vorm van repositie en percutane schroeffixatie. Het post operatief herstel was ongestoord, maar de revalidatie verliep traag. Later werd het osteosynthesemateriaal weer verwijderd.
In de actuele situatie staan stijfheid van enkel en voetwortel meer op de voorgrond dan pijnklachten, hoewel de actieradius toch wel beperkt is.
Bij onderzoek valt een milde varusdeformiteit van de rechter achtervoet op (met hyperkeratose onder metatarsale 5), en worden bewegingsbeperkingen van de rechter enkel en vooral de voetwortel gevonden. Röntgenologisch is de hoek van Böhler hersteld maar het subtalaire gewricht versmald. Het betreft directe en eenduidige ongevalsgevolgen.
(…)
Diagnose
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?
Calcaneusfractuur rechts, operatief behandeld en gevolgd door posttraumatische en degeneratieve afwijkingen.
(…)
2 De situatie zonder ongeval
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor het ongeval
a. Bestonden vóór het ongeval bij onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
Nee.
(…)”


Het deelgeschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat het expertiserapport van Van Mourik van 8 januari 2010 en het expertiserapport van Swierstra van 18 juli 2012 bindend zijn alsmede dat de bevindingen en conclusies van Van Mourik en Swierstra tot uitgangspunt dienen te worden genomen voor de verdere schaderegeling.
Daarnaast verzoekt [verzoeker] de rechtbank de kosten van rechtsbijstand van [verzoeker] te begroten op grond van hetgeen [verzoeker] heeft aangegeven bij de punten 65 en 66 (van het verzoekschrift) en te beslissen dat Allianz in de begrote kosten van dit deelgeschil wordt veroordeeld.

3.2.
[verzoeker] legt - kort gezegd - aan zijn verzoek ten grondslag dat Allianz ten onrechte volhoudt dat de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] geen ongevalsgevolg is. Door de door partijen gezamenlijk ingeschakelde deskundigen Van Mourik en Swierstra is echter geconcludeerd dat de klachten en beperkingen van [verzoeker] (en daarmee zijn arbeidsongeschiktheid) volledig ongevalsgevolg zijn. Zowel [verzoeker] als Allianz heeft zich in beginsel verbonden de rapportage van deze deskundigen als uitgangspunt te nemen voor de afwikkeling van hun geschil. Allianz heeft geen gebruik gemaakt van haar recht om aanvullende vragen aan Van Mourik en Swierstra te stellen en heeft ook geen kritiek op hun rapporten geuit. De inhoud daarvan en de gebondenheid daaraan moet thans dan ook niet meer ter discussie staan.

3.3.
Allianz voert gemotiveerd verweer waarbij zij concludeert tot afwijzing van de door [verzoeker] ingediende verzoeken. Voorts formuleert Allianz als tegenverzoek dat de rechtbank voor recht verklaart dat [verzoeker] zijn medewerking dient te verlenen aan het verzamelen en verkrijgen en vervolgens verstrekken van aanvullende medische informatie.

3.4.
Volgens Allianz zijn de door [verzoeker] in dit deelgeschil gevraagde beslissingen onnodig, omdat volgens Allianz tussen partijen niet in geschil is de bevindingen van Van Mourik en Swierstra. Van Mourik en Swierstra hebben beiden op een juiste wijze gerapporteerd over het ongevalsletsel (breuk rechterhiel). Allianz is echter van mening dat naast deze rapporten ook duidelijkheid moet worden verkregen over de medische problemen die niet in causale relatie staan tot het [verzoeker] overkomen ongeval. Beide rapportages bevatten namelijk geen informatie over de pre-existente nek- en schouderklachten (artrose) waardoor [verzoeker] volgens Allianz al voor het ongeval arbeidsongeschikt was geraakt. Dit geldt eveneens voor de medische kwesties die dateren van na het ongeval, te weten een chronische alvleesklierontsteking, spataderen en darmproblematiek.

3.5.
De rechtbank zal hierna, indien en voor zover nodig, nader ingaan op de standpunten van partijen in.


De beoordeling

4.1.
[verzoeker] heeft zijn verzoek gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade, de artikelen 1019w tot en met 1019cc van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

4.2.
De deelgeschilprocedure kan worden gevoerd over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen partijen rechtens geldt ter zake van aansprakelijkheid voor schade door dood of letsel in gevallen dat de beëindiging van dat geschil kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering zoals die zou zijn ingesteld indien de zaak ten principale aanhangig zou zijn gemaakt. Het voornaamste dat partijen verdeeld houdt, betreft - kort gezegd - de vraag of de expertiserapporten van Van Mourik en Swierstra als uitgangspunt dienen te gelden voor het afwikkelen van de schade van [verzoeker], zonder dat Allianz alsnog de gelegenheid krijgt aanvullende vragen te stellen en/of aanvullende medische informatie in te winnen. Beantwoording van de vraag of de rapporten van Van Mourik en Swierstra tot uitgangspunt dienen te worden genomen bij de verdere schaderegeling geeft antwoord op de vraag naar het causaal verband tussen het ongeval en de arbeidsongeschiktheid. De rechtbank is van oordeel dat dit binnen de omschrijving van artikel 1019w Rv valt. Met een oordeel over dit geschilpunt kán de ontstane impasse tussen partijen in beginsel worden doorbroken en zouden de onderhandelingen in principe kunnen worden voortgezet c.q. kunnen leiden tot een vaststellingsovereenkomst.

4.3.
Het geschil dat partijen in de kern verdeeld houdt komt neer op de vraag of Allianz aanvullende vragen aan Van Mourik en/of Swierstra mag stellen en/of de bevindingen en conclusies van Van Mourik en Swierstra moeten worden aangevuld met aanvullende medische informatie al dan niet voorafgegaan door medisch onderzoek op andere vakgebieden dan waarop de expertises van Van Mourik en Swierstra betrekking hadden.

4.4.
Op basis van hetgeen Allianz als verweer heeft aangevoerd constateert de rechtbank dat Allianz zich niet op het standpunt stelt dat de rapporten van Van Mourik en Swierstra terzijde moeten worden geschoven. Allianz wil dat de deskundigen nadere medische informatie met betrekking tot de periode voorafgaand aan het ongeval voorgelegd krijgen alsmede dat informatie met betrekking tot de klachten ontstaan na het ongeval in de beoordeling over [verzoeker] betrokken moeten worden, waarna opnieuw een medische beoordeling dient plaats te vinden. Dit tegen de achtergrond van de vraag of er sprake is van verlies aan verdienvermogen en pensioenschade als gevolg van het ongeval. [verzoeker] meent dat met de rapporten van Van Mourik en Swierstra is aangetoond dat de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] uitsluitend is te wijten aan het ongeval en dat Allianz het recht heeft verwerkt om nog nader medisch onderzoek te verlangen.

4.5.
De rechtbank is van oordeel dat Allianz thans, na het definitief gereedkomen van de medische rapporten, niet alsnog de door haar genoemde aanvullende medische informatie ter beoordeling aan de deskundige(n) of aan een derde deskundige kan voorleggen. Voor wat betreft het (naar de rechtbank begrijpt op verzoek van [verzoeker] eenzijdig maar wel in lijn van de opvattingen van de medisch adviseur van Allianz opgestelde) rapport van Van Mourik geldt dat Allianz kenbaar maakt dat zij van mening is dat Van Mourik op een juiste wijze heeft gerapporteerd over het ongevalsletsel en ook terecht heeft vastgesteld dat een herexpertise uitgevoerd moest worden, zoals die ook is verricht, namelijk door Swierstra. Aldus heeft de rapportage van Van Mourik mede ten grondslag gelegen aan de aan Swierstra in gezamenlijke opdracht gegeven (her)expertise. Indien en voor zover Allianz van mening was dat de eenzijdig opgestelde rapportage van Van Mourik onvolledig was, had het naar het oordeel van de rechtbank op haar weg gelegen, het daartoe te leiden dat duidelijkheid zou worden verschaft over de in haar optiek ontbrekende informatie dan wel een voorbehoud te maken met betrekking tot bedoelde informatie voordat overgegaan werd tot de expertise door Swierstra. Nu zij zich klaarblijkelijk, zij voert dit ook zelf aan, kon vinden in de expertise van Van Mourik kan Allianz zich in het stadium van de onderhandelingen waarin partijen zich thans bevinden in redelijkheid niet meer beroepen op het nodig achten van een aanvulling op dat rapport.

4.6.
Voor wat betreft het rapport van Swierstra stelt de rechtbank vast dat het in onderling overleg tot stand gekomen is waarbij is voldaan aan het beginsel van hoor en wederhoor, dat vanzelfsprekend ook geldt in het geval partijen gezamenlijk een deskundige aanzoeken. Beide partijen zijn immers in de gelegenheid geweest opmerkingen te maken en verzoeken te doen aan Swierstra. Allianz heeft, ondanks de haar ter beschikking staande medische gegevens over de nek-en schouderklachten waarmee [verzoeker] kampte en/of de na het ongeval ontstane medische problemen bij [verzoeker], kennelijk geen aanleiding gezien daarover vragen te doen stellen bij het geven van de opdracht aan de deskundige dan wel opmerkingen te maken naar aanleiding van het conceptrapport of een voorbehoud te maken ten opzichte van [verzoeker]. Dit had wel van Allianz mogen worden verwacht. Bovendien geldt ten aanzien van de nek- en schouderklachten, klachten die tot het vakgebied van Swierstra kunnen worden gerekend, dat Swierstra in zijn rapport de hem daarop betrekking hebbende voorgelegde vraag of er bij [verzoeker] voor het ongeval reeds klachten en afwijkingen op zijn vakgebied bestonden die nu nog steeds bestaan ontkennend heeft beantwoord. Voor wat betreft de medische problemen die na het ongeval zijn ontstaan bij [verzoeker] overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank leidt uit de opsomming van bijlagen in de “conceptvraagstelling orthopedisch chirurgische expertise”, door Allianz overgelegd als productie 17 bij haar verweerschrift, af dat zij ten tijde van het in gang zetten van de herexpertise bekend was met de medische kwesties zoals hier bedoeld, waaronder de alvleesklierontsteking. Zo staat op de lijst met bijlagen vermeld de voortgangsrapportage van 19 februari 2010, uit welke rapportage (productie 8 bij het verzoekschrift) valt op te maken dat sprake is (geweest) van alvleesklierproblemen. Nu op basis van het standpunt van Allianz zelf valt af te leiden dat Allianz ten tijde van het formuleren van de vraagstelling ten behoeve van de herexpertise (door Swierstra) bekend was met de medische problemen van [verzoeker] na het ongeval en zij het kennelijk niet nodig vond over deze problemen ook vragen te stellen en/of een voorbehoud te maken, kan Allianz (een jaar, namelijk voor het eerst bij brief van 5 september 2013) na het ter beschikking komen van de rapportage door Swierstra op 18 juli 2012 in redelijkheid geen beroep meer doen op de omstandigheid dat de medische kwesties ontstaan na het ongeval daarbij niet zijn betrokken en/of alsnog bij de schadeafwikkeling betrokken moeten worden. Daarbij komt dat Allianz in het licht van de gemotiveerde stellingen van [verzoeker] dat de niet in causaal verband met het ongeval staande kwesties geen invloed hebben op de mate waarin hij als gevolg van het ongeval waarvoor Allianz aansprakelijk is arbeidsongeschikt is te achten niet, althans niet gemotiveerd zijn weersproken door Allianz.

4.7.
Hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen betekent dat de door [verzoeker] gevorderde verklaringen voor recht zullen worden toegewezen, terwijl het tegenverzoek van Allianz zal worden afgewezen.

ECLI:NL:RBMNE:2014:4510