Rb. Utrecht 131010 Rb. bepaalt dat partijen de bevindingen van de gezamenlijk ingeschakelde deskundige tot uitgangspunt dienen te nemen
- Meer over dit onderwerp:
Rb. Utrecht 131010 Rb. bepaalt dat partijen de bevindingen van de gezamenlijk ingeschakelde deskundige tot uitgangspunt dienen te nemen
2.1. Op 20 juli 2005 is [verzoeker] betrokken geweest bij een aanrijding. Terwijl hij gezeten in zijn personenauto stilstond voor een links afslaande voorganger, is zijn personenauto met een snelheid van circa 50 à 60 km per uur door een andere personenauto van achteren aangereden. Veroorzaker van het ongeval was een verzekerde van Allianz. Allianz heeft de aansprakelijkheid van haar verzekerde voor de gevolgen van het ongeval erkend.
2.2. Ten tijde van het ongeval was [verzoeker] tegen arbeidsongeschiktheid verzekerd bij Aegon Schadeverzekering N.V. Binnen het kader van deze verzekering heeft de neuroloog dr. P.L.I. Dellemijn (hierna: Dellemijn) bij [verzoeker] een medisch onderzoek verricht. Dellemijn heeft op 5 juli 2007 een rapportage uitgebracht. In zijn rapportage heeft hij onder meer vermeld dat hij geen beperkingen bij [verzoeker] kan vaststellen.
2.3. In oktober 2008 zijn [verzoeker] en Allianz met elkaar in overleg getreden over een te verrichten medische expertise om de restklachten van [verzoeker] als gevolg van het ongeval vast te stellen. Op 6 juli 2009 zijn partijen overeengekomen een expertise te laten verrichten door prof. dr. E.A.M. Beuls (hierna: Beuls), verbonden aan het academisch ziekenhuis Maastricht. Partijen zijn toen eveneens overeengekomen dat het rapport van Dellemijn niet als onderdeel van het medisch dossier aan Beuls zou worden gestuurd.
2.4. In november 2009 heeft Beuls een conceptrapportage uitgebracht. Nadat de medisch adviseurs van partijen in de gelegenheid zijn gesteld om op het conceptrapport te reageren, heeft Beuls op 13 januari 2010 zijn definitieve rapport uitgebracht. Beuls heeft in zijn rapportage onder meer de diagnose postwhiplash syndroom WAD II-(III) gesteld.
2.5. Tussen (de medisch adviseurs van) partijen is in geschil of het rapport van Beuls als uitgangspunt kan dienen voor de verdere schadeafwikkeling tussen partijen. De medisch adviseur van [verzoeker] gaat uit van een WAD II tot III en schat het percentage functieverlies op 15-18. De medisch adviseur van Allianz stelt zich op het standpunt dat hooguit gesproken kan worden van een WAD II, waarbij geen blijvende invaliditeit en beperkingen passen.
3. Het verzoek en het verweer
3.1. [verzoeker] verzoekt de rechtbank te bepalen dat de rapportage van Beuls van 13 januari 2010 en de daarin opgenomen conclusies dienen als bindend uitgangspunt voor de verdere schaderegeling tussen [verzoeker] en Allianz, met veroordeling van Allianz in de kosten van deze procedure. (...)
3.2. [verzoeker] voert daartoe aan dat het rapport in gezamenlijk overleg tot stand is gekomen, er overeenstemming is bereikt over de vraagstelling en beide medisch adviseurs in de gelegenheid zijn gesteld op de conceptrapportage te reageren. Voorts wijst [verzoeker] erop dat Allianz de Gedragscode Behandeling Letselschade heeft onderschreven en dat Beginsel 12 van deze gedragscode beschrijft dat partijen dienen te komen tot inschakeling van één gezamenlijke expert. Op basis van de rapportage van Beuls dient (vervolg)onderzoek te worden gedaan naar (de mate van) zijn arbeidsongeschiktheid als zelfstandig ondernemer, aldus [verzoeker].
3.3. Allianz concludeert tot afwijzing van het verzoek. Zij voert primair aan dat het geen verzoek betreft in de zin van artikel 1019w Rv en subsidiair dat de inhoud van het rapport van Beuls niet als bindend tussen partijen kan worden verklaard. Meer subsidiair verzoekt zij de neuroloog dr. Verhagen als deskundige te benoemen die het volledig medische dossier, inclusief de rapportages van Beuls en Dellemijn dient te beoordelen aan de hand van de IWMD-vraagstelling. Voor zover nodig verzoekt zij haar meer subsidiaire verweer als tegenverzoek te beschouwen. Voorts verzoekt Allianz te bepalen dat het door [verzoeker] genoemde uurtarief ter zake van de kosten van deze procedure heeft te gelden als een onredelijk uurtarief.
3.4. Op de stellingen van partijen zal, voor zover voor de beoordeling van belang, hierna worden ingegaan.
4. De beoordeling
(...)
4.6. Het geschil dat is voorgelegd betreft de vraag of het rapport van Beuls als uitgangspunt kan dienen voor de verdere schadeafwikkeling. De beslechting van dit geschil, aan het begin van het traject van de schadevaststelling, kan naar het oordeel van de rechtbank bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het stelt partijen in elk geval in staat een (efficiënte) vervolgstap te zetten, mogelijk in de richting van een vaststellingsovereenkomst. Of de beslissing direct tot een vaststellingsovereenkomst leidt, is niet doorslaggevend. Voldoende is dat de beslissing een bijdrage kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst en dat is hier het geval. Dat, zoals Allianz stelt, er niet alleen op medisch- , maar ook op arbeidsdeskundig- en bedrijfseconomisch vlak onduidelijkheid bestaat, staat aan het aanmerken als deelgeschil niet in de weg. Deze onduidelijkheid op meerdere vlakken is inherent aan veel letselschadeprocedures en het is blijkens de toelichting van de wetgever op de Wet deelgeschilprocedure juist de gedachte achter de wet dat eliminatie van één of meer deelgeschillen de totstandkoming van een minnelijke regeling bevordert. Naar het oordeel van de rechtbank is het voorliggende geschil dan ook als een deelgeschil zoals bedoeld in artikel 1019w Rv aan te merken. Dit betekent dat het primaire verweer van Allianz wordt verworpen.
4.7. Subsidiair voert Allianz als verweer aan dat het verzoek dient te worden afgewezen omdat het rapport van Beuls niet tot uitgangspunt voor de schadeafwikkeling kan dienen. Volgens Allianz geeft de rapportage van Beuls geen goed en duidelijk beeld over de concrete klachten, laat staan over de beperkingen van [verzoeker] als gevolg van het ongeval. Het rapport van Beuls kan niet als vertrekpunt gelden voor het maken een beperkingenprofiel door een verzekeringsarts. Allianz stelt voorts dat het verder werken met het rapport van Beuls tot gevolg heeft dat er onduidelijkheden blijven bestaan omdat de in haar ogen onvoldoende concrete antwoorden met betrekking tot de klachten en beperkingen zullen doorwerken in de opeenvolgende onderzoeken van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, hetgeen wederom onduidelijkheid zal opleveren.
4.8. De rechtbank stelt voorop dat partijen het indertijd eens zijn geworden over de inschakeling van Beuls als deskundige, de aan hem te stellen vragen en de aan hem toegezonden informatie. In het geval partijen in het kader van onderzoek naar de schadeafwikkeling in verband met de aansprakelijkheid van één van hen overeenkomen om gezamenlijk een medisch deskundige aan te zoeken die gezamenlijk geformuleerde vragen dient te beantwoorden, verbinden zij zich daarmee om de rapportage van de ingeschakelde deskundige in beginsel als uitgangspunt voor hun verdere stellingname te nemen.
4.9. Het voorgaande zou anders kunnen zijn indien, zoals Allianz stelt, zou komen vast te staan dat het rapport van Beuls ontoereikend is om als uitgangspunt voor de verdere schadeafwikkeling te kunnen dienen en/of het rapport inhoudelijk of voor wat betreft de wijze van totstandkoming niet voldoet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs gesteld mogen worden. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan echter geen sprake. Nu ook uit het e-mailbericht van de arbeidsdeskundige Jeurissen, dat door [verzoeker] bij de mondelinge behandeling in het geding gebracht, volgt dat het voor een arbeidsdeskundige mogelijk is om op basis van de rapportage van Beuls een arbeidsdeskundige rapportage te maken en Allianz dit niet, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft weersproken, gaat de rechtbank er vanuit dat een arbeidsdeskundig onderzoek op basis van de rapportage van Beuls mogelijk is. Ook zijn de rechtbank geen, althans onvoldoende, aanknopingspunten aangereikt die tot de conclusie kunnen leiden dat het rapport van Beuls niet als uitgangspunt kan dienen voor het maken van een beperkingenprofiel, en aldus niet als basis voor de verdere schadeafwikkeling zou kunnen dienen. De stelling van Allianz dat de in haar visie bestaande onduidelijkheden in het rapport zullen doorwerken in de opvolgende onderzoeken, maakt evenmin dat het rapport van Beuls niet bruikbaar is. Daarbij is van belang dat Allianz in de gelegenheid is gesteld om in reactie op het conceptrapport van Beuls vragen te stellen en opmerkingen te maken, maar dat heeft zij nagelaten. Mede tegen die achtergrond wordt dit thans door Allianz gemaakte bezwaar tegen het rapport van Beuls gepasseerd. Dit betekent dat ook het subsidiaire verweer wordt verworpen nu overigens niet is gesteld of gebleken dat het rapport van Beuls voor wat betreft de inhoud of de wijze van totstandkomen daarvan niet voldoet aan de daaraan redelijkerwijs te stellen eisen.
4.10. Met betrekking tot het meer subsidiaire, tevens (voorwaardelijk) tegenverzoek ex artikel 282 lid 4 Rv heeft Allianz verzocht te bepalen dat een nieuw neurologisch onderzoek, althans tenminste een dossieronderzoek, dient plaatst te vinden door de neuroloog dr. Verhagen. Dr. Verhagen zou in dat geval het volledig medisch dossier, de rapportage van Beuls en de rapportages van Dellemijn kunnen bestuderen en partijen kunnen voorzien van het antwoord op de vraag welke medische uitgangspunten in deze zaak hebben te gelden.
4.11. De rechtbank ziet, zoals reeds voortvloeit uit het overwogene onder 4.9 van deze beschikking, op dit moment geen aanleiding voor een nieuw medisch onderzoek op neurologisch gebied. Doorslaggevend is dat beide partijen invloed hebben kunnen uitoefenen op de persoon van de deskundige, de aan hem verstrekte informatie, de gestelde vragen en op eventuele onduidelijkheden in de rapportage. Het tegenverzoek van Allianz zal dan ook worden afgewezen.
4.12. De slotsom is dat het verzoek van [verzoeker] om te bepalen dat de rapportage van Beuls van 13 januari 2010 als bindend uitgangspunt dient te gelden voor de verdere schaderegeling, zal worden toegewezen. LJN BO1694