Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 140421 operatiefout femurfractuur; nadere vragen aan gezamenlijk deskundige tzv duur klachten

RBGEL 140421 operatiefout femurfractuur; nadere vragen aan gezamenlijk deskundige tzv duur klachten

2
De feiten

2.1.
Op 26 mei 2005 is [eiser] gewond geraakt bij een motorongeval. Hierbij heeft hij letsel opgelopen, waaronder een schouderfractuur en een fractuur in het rechterbovenbeen (een zogenaamde femurfractuur). Na het ongeval is hij naar het Ziekenhuis vervoerd. Op 27 mei 2005 is [eiser] in het Ziekenhuis voor de eerste keer geopereerd aan de femurfractuur (verder: de eerste operatie). Daarbij is een zogenaamde grendelpen ingebracht die werd vastgezet met grendelschroeven.

2.2.
Na de eerste operatie is gebleken dat een grendelschroef niet goed was geplaatst. Tijdens een tweede operatie op 1 juni 2005 in het Ziekenhuis is geprobeerd dit te herstellen door plaatsing van een nieuwe grendelpen met nieuwe grendelschroeven (verder: de tweede operatie; de eerste operatie en de tweede operatie worden samen ook aangeduid als ‘de operaties’). Na de tweede operatie is [eiser] gestart met een revalidatietraject.

2.3.
Omdat [eiser] klachten bleef ervaren heeft hij second opinion aangevraagd bij het Slingeland ziekenhuis te Doetinchem (hierna: het Slingeland). In het Slingeland is geconstateerd dat de femurfractuur niet goed genas. Op 13 mei 2006 heeft [eiser] een derde operatie ondergaan in het Slingeland waarbij een plaat op het bot in het been is geplaatst (verder: de hersteloperatie). [eiser] is vervolgens gestart met fysiotherapie. Op 2 oktober 2008 is [eiser] in het Slingeland voor de vierde keer geopereerd aan zijn been, waarbij het plaatmateriaal uit het been is verwijderd (verder: de vierde operatie).

2.4.
Bij brief van 17 augustus 2006 heeft de advocaat van [eiser] het Ziekenhuis aansprakelijk gesteld voor de materiële en immateriële schade die [eiser] heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van gemaakte fouten bij de operaties. In dezelfde brief is het Ziekenhuis aansprakelijk gesteld voor het, volgens [eiser] , op onjuiste wijze verwijderen van een op 26 mei 2005 bij [eiser] geplaatste katheter. Tevens is in de brief van 17 augustus 2006 de wettelijke rente aangezegd.

2.5.
Bij brief van 26 februari 2007 heeft verzekeraar MediRisk namens het Ziekenhuis erkend dat de operaties niet op de juiste wijze zijn uitgevoerd en aansprakelijkheid erkend voor de gevolgen daarvan. In de brief wordt voorts erkend dat [eiser] als gevolg van het door de fouten ontstane delay langer pijn en hinder heeft ondervonden van de niet goed herstelde femurfractuur en dat hij tweemaal extra geopereerd moest worden. Dat sprake was van een fout bij het verwijderen van de katheter en aansprakelijkheid voor door [eiser] gestelde blaasproblemen werd niet erkend.

2.6.
Ter afwikkeling van de schade voor de medische fouten van het Ziekenhuis bij behandeling van de femurfractuur hebben partijen gezamenlijk het Neuro-Orthopaedisch Centrum (hierna: het NOC) benaderd voor een orthopedische en neurologische expertise. Naar aanleiding van deze aanvraag hebben op 25 augustus 2015 orthopedisch chirurg dr. [arts 1] en neuroloog dr. [arts 2] een rapport uitgebracht (hierna: het NOC Rapport). Orthopedisch chirurg dr. [arts 3] heeft het NOC rapport mede gezien en ondertekend. In het NOC Rapport is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

Vraag 2:

Wat zijn naar uw mening de gevolgen voor patiënt op uw vakgebied van dit in bovenvermelde zin onzorgvuldig handelen? Wilt u deze gevolgen en eventuele functionele beperkingen op uw vakgebied zo concreet mogelijk weergeven en zo mogelijk uitdrukken in een percentage blijvende functionele invaliditeit met inachtneming van de laatste editie van de AMA Guides en eventueel toepasselijke (NOV-) richtlijnen? Wilt u zo nauwkeurig mogelijk omschrijven hoe het totale percentage is opgebouwd en zo nodig links en rechts vergelijken?

Antwoord:

Vanuit orthopedisch oogpunt kan worden aangegeven dat de primaire operatieve behandeling van de femurfractuur rechts duidelijk inadequaat was. De fixatie van de grendelpen was insufficiënt. Er is proximaal geen vergrendeling verkregen en er was dus sprake van een abnormale beweeglijkheid en dit was ook de reden om een re-operatie uit te voeren. Dit vond ook enkele dagen na de primaire operatie plaats. Er is toen statische vergrendeling toegepast. Dit heeft geresulteerd in het feit dat er geen genezing van de fractuur optrad.

Uiteraard is het niet goed vergrendelen van de grendelpen verwijtbaar, oftewel onzorgvuldig medische handelen te noemen. Dit geldt ook voor het niet dynamiseren van de pen. In derde instantie is uiteindelijk de grendelpen verwijderd en is een plaat- met schroefosteosynthese verricht, waarbij tevens een botplastiek plaatsvond, waarna er in redelijke tijd wel een volledige genezing van de femurfractuur is bereikt.

Het onzorgvuldig handelen heeft dan aanleiding gegeven tot de zeer langdurige morbiditeit. Er zijn echter, gezien de goede eindsituatie, geen functionele beperkingen vanwege het primair onzorgvuldig medisch handelen aan te geven.

Vanuit neurologische optiek heeft het “onzorgvuldig handelen” geen gevolgen gehad. Betrokkene heeft weliswaar aanhoudende pijn in het rechter bovenbeen, maar dit berust niet op een neurologisch substraat. Hij heeft voorts klachten over de linker enkel. Deze blijken pas vele jaren na het trauma en de behandeling daarvan opgetreden te zijn en hebben eerder een reumatologische basis ( ... )

Vraag 4:

Wat zijn naar uw mening de gevolgen en de beperkingen op uw vakgebied die ook bij adequaat medisch handelen zouden zijn opgetreden? Wilt u deze gevolgen en eventuele functionele beperkingen op uw vakgebied zo concreet mogelijk weergeven en zo mogelijk uitdrukken in een percentage blijvende functionele invaliditeit met inachtneming van de laatste editie van de AMA Guides en eventueel toepasselijke (NOV-) richtlijnen? Wilt u zo nauwkeurig mogelijk omschrijven hoe het totale percentage is opgebouwd en zo nodig links en rechts vergelijken?

Antwoord:

Vanuit orthopedisch oogpunt kan hier worden aangegeven dat, zoals onder antwoord 2 in feite al is aangegeven, er ook bij adequaat medisch handelen dezelfde klachten mogelijk zouden zijn geweest die hij nu ook heeft. Er is echter zeker een zeer sterk toegenomen morbiditeit geweest, zowel wat betreft de tijdsduur als de ernstige klachten en beperkingen.

Vanuit een neurologisch standpunt is deze vraag niet van toepassing, aangezien er immers geen gevolgen en beperkingen op neurologisch vakgebied bij betrokkene aanwezig zijn, hoe het medisch handelen verder ook gekwalificeerd wordt.

Vraag 5:

Is er thans sprake van een medische eindtoestand? Zo nee, verwacht u nog een verbetering dan wel een verslechtering ten opzichten van de huidige toestand?

Op welke termijn is dit te verwachten en waar is dit eventueel van afhankelijk?

In hoeverre zal deze verandering de op dit moment bestaande beperkingen en/of functiestoornissen beïnvloeden?

Antwoord:

Op orthopedisch gebied kan van een eindtoestand worden gesproken in die zin dat verbetering niet te verwachten valt. Verslechtering op termijn is echter ook niet zo waarschijnlijk.

Neurologisch gezien zal er geen verandering in zijn toestand optreden. Beter dan het nu al is, kan het niet worden en een verslechtering wordt niet verwacht.

2.7.
MediRisk heeft schaderegelingsbureau [naam schaderegelingsbureau] (hierna: het schaderegelingsbureau) ingeschakeld. Bij brief van 23 oktober 2015 aan de advocaat van [eiser] schrijft het schaderegelingsbureau, voor zo ver relevant, het volgende:

Om de gevolgen van het medisch onzorgvuldig handelen in kaart te brengen kwamen partijen overeen dr. [arts 1] en neuroloog [arts 2] te benaderen in het kader van een gecombineerd expertiseonderzoek.

Uit dit expertiserapport blijkt het volgende:
1. Vanuit neurologisch oogpunt heeft de heer [eiser] geen afwijkingen. De klachten en ervaren beperkingen vloeien niet voort uit een neurologische stoornis.

2. De orthopedisch chirurg geeft aan dat na het uiteindelijk verwijderen van de grendelpen er in redelijke tijd alsnog een volledige genezing van de femurfractuur is bereikt. Daarbij geeft de expertise arts aan dat het onzorgvuldig handelen aanleiding heeft gegeven tot een zeer langdurige morbiditeit. Er zijn echter, gezien de goed eindsituatie geen functionele beperkingen vanwege primair onzorgvuldig handelen aan te geven.

Ook bij adequaat medisch handelen zouden dezelfde klachten mogelijk zijn geweest die de heer [eiser] nu ook heeft.

( ... )

De medisch adviseur van mijn opdrachtgever is van mening dat de uiteindelijke restklachten niet zijn terug te voeren tot de onjuist uitgevoerde osteosynthese van de femur fractuur. Omdat hierdoor de botgenezing is vertraagd, zou volgens de medisch adviseur van mijn opdrachtgever in een situatie van wel zorgvuldig medisch handelen, de genezingstijd 1 jaar korter zijn geweest.

Dit bepaalt de schadeperiode, zo is MediRisk van mening. ( ... )

2.8.
Bij brief van 11 september 2017 heeft het schaderegelingsbureau aan de advocaat van [eiser] , kort samengevat, bevestigd dat partijen hebben overlegd over een minnelijke regeling maar het niet eens zijn over de regelingsinzichten, waaronder de duur van de schadeperiode.

2.9.
Bij brief van 2 november 2017 heeft het schaderegelingsbureau de advocaat van [eiser] bericht dat MediRisk van mening is dat zij met de betaalde voorschotten de schade van [eiser] volledig heeft vergoed. MediRisk heeft (namens het Ziekenhuis) in totaal aan [eiser] een bedrag aan voorschotten betaald van€ 40.000,00 voor de schade en € 18.500,00 voor de buitengerechtelijke kosten. Bij brief van 6 september 2018 heeft de advocaat van [eiser] het Ziekenhuis en MediRisk gesommeerd om alsnog in verdere onderhandeling over de schade te treden. Bij e-mailbericht van 9 oktober 2018 heeft MediRisk laten weten haar standpunt te handhaven.

3
Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na wijziging van eis, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

voor recht verklaart dat het Ziekenhuis aansprakelijk is voor de letselschade van [eiser] als gevolg van de medische fouten van 26 mei 2005 en 1 juni 2005 en de daaruit voortvloeiende klachten en beperkingen voor het eerste daaropvolgende jaar;

voor recht verklaart dat het Ziekenhuis aansprakelijk is voor de na dat eerste jaar uit de medische fouten van 26 mei 2005 en 1 juni 2005 voortvloeiende bij [eiser] aanwezig gebleven klachten en beperkingen en de daardoor ontstane schade en dat na dat eerste jaar ook nog sprake is van doorlopende schade uit die medische fouten;

het Ziekenhuis veroordeelt tot het vergoeden van die schade nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de tijdstippen waarop de schade geleden en opeisbaar is, althans een in goede justitie te bepalen veroordeling,

het Ziekenhuis veroordeelt in de proceskosten.

3.2.
Aan zijn vordering legt [eiser] de navolgende stellingen ten grondslag. Door het Ziekenhuis zijn fouten gemaakt bij de operaties en zij is aansprakelijk voor alle door [eiser] als gevolg hiervan geleden schade. Dat als gevolg van de fouten van het Ziekenhuis ook nog na de hersteloperatie sprake is van blijvende beperkingen en pijnklachten aan zijn rechterbeen, zowel van orthopedische als neurologische aard , blijkt uit het NOC Rapport. De als gevolg van de gemaakte medische fouten door [eiser] geleden schade bedraagt in totaal € 537.533,97 inclusief wettelijke rente en een bedrag van € 62.000,00 aan buitengerechtelijke kosten, aldus [eiser] . Zijn schade bestaat uit kosten van genezing en herstel, verlies aan zelfwerkzaamheid, reiskosten, verlies verdienvermogen, overige materiële schade en smartengeld. Afgezien van de ontvangen voorschotten heeft het Ziekenhuis niets uitgekeerd, ondanks het feit dat de aansprakelijkheid is erkend. Het Ziekenhuis is gehouden het resterende bedrag uit te keren, zo stelt [eiser] .

3.3.
Het Ziekenhuis voert verweer. Zij voert aan dat de schadeperiode beperkt is tot één jaar na de medische fout. Zij betwist het causaal verband tussen de door haar gemaakte fouten en de door [eiser] gestelde klachten en beperkingen na de hersteloperatie. Het Ziekenhuis voert aan dat indien tijdens de eerste operatie direct adequaat was geopereerd, de botbreuk naar alle waarschijnlijkheid binnen een termijn van zes maanden na 27 mei 2005 volledig was genezen. Door de medische fout heeft het been een periode van ongeveer een jaar (de periode tussen de eerste operatie en de hersteloperatie) niet goed vastgezeten en is de breuk pas een jaar later, zes maanden na de hersteloperatie van 13 mei 2006, volledig hersteld. De klachten en beperkingen die [eiser] nu nog heeft zijn het gevolg van het motorongeval of hebben een andere oorzaak en zouden ook zijn opgetreden wanneer de eerste operatie juist was uitgevoerd, aldus het Ziekenhuis. Met de uitgekeerde voorschotten acht het Ziekenhuis de schade van [eiser] volledig vergoed, zodat er geen vordering meer resteert. Tot slot betwist het Ziekenhuis de hoogte van de gestelde schadeposten.

3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4
De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat bij de operaties medische fouten zijn gemaakt. Het Ziekenhuis heeft aansprakelijkheid erkend voor de gevolgen van die fouten. Voor zover [eiser] het Ziekenhuis daarnaast verwijt dat hij schade heeft geleden als gevolg van een volgens hem op 26 mei 2005 op onjuiste wijze verwijderde katheter, geldt dat [eiser] in dit verband in deze procedure niets heeft gesteld. De rechtbank gaat er daarom van uit dat dit geen onderdeel is van het geschil in deze procedure. Nu vaststaat dat de eerste operatie op 27 mei 2005 heeft plaatsgevonden zal de rechtbank de vorderingen onder 1. en 2. (zie 3.1) dan ook zo begrijpen dat wordt bedoeld “27 mei 2005” in plaats van 26 mei 2005.

4.2.
De kern van het geschil is of er een causaal verband kan worden aangenomen tussen de medische fouten die zijn gemaakt tijdens de operaties en de klachten en beperkingen van [eiser] na de hersteloperatie. Indien dat verband kan worden aangenomen ligt vervolgens de vraag voor welke schade daaruit voortvloeit.

4.3.
Partijen hebben ter afwikkeling van de schade gezamenlijk het NOC verzocht een deskundigenrapport uit te brengen op neurologisch en orthopedisch gebied.

Partijen verschillen allereerst van mening over de conclusies die daaruit op orthopedisch gebied kunnen worden getrokken. Zij geven een verschillende uitleg aan het antwoord van [arts 1] op de vragen 2 en 4 in het NOC Rapport. [eiser] stelt zich op het standpunt dat uit het door [arts 1] gegeven antwoord het causaal verband volgt tussen de medische fouten en de langdurige beperkingen en klachten van [eiser] . [eiser] verwijst naar de woorden van [arts 1] “Er is echter zeker een zeer sterk toegenomen morbiditeit geweest, zowel wat betreft de tijdsduur als de ernstige klachten en beperkingen” en voert aan dat [arts 1] die periode niet beperkt tot één jaar. Die extra periode van morbiditeit duurde, aldus [eiser] , ten minste tot 2 oktober 2008, de vierde operatie.

Op neurologisch gebied kan, zo voert [eiser] verder aan, door de deskundige weliswaar niet worden vastgesteld dat de klachten berusten op een neurologisch substraat, maar dat betekent niet dat geen sprake is van een causaal verband tussen de medische fouten en de klachten en beperkingen op neurologisch gebied. Oosterhoff benoemt de pijnklachten van [eiser] , die niet ingebeeld of overdreven zijn. Nu vast staat dat [eiser] deze klachten niet had voor de operaties, zo stelt [eiser] , moet worden aangenomen dat causaal verband met de gemaakte medische fouten aanwezig is, tenzij het Ziekenhuis bewijst dat deze blijvende klachten en beperkingen een andere oorzaak hebben. [eiser] verwijst hierbij naar jurisprudentie in whiplashzaken (Hoge Raad 8 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2054).

4.4.
Het Ziekenhuis betwist het causaal verband tussen de klachten en de door haar erkende fouten voor een periode van langer dan een jaar (gelijk aan de tijd tussen de operaties en de hersteloperatie) en voert aan dat [arts 1] in het NOC rapport aangeeft dat in de hypothetische situatie zonder verwijtbaar handelen [eiser] dezelfde restklachten zou hebben gehad als die hij nu heeft. Verder wijst het Ziekenhuis erop dat in whiplashzaken de benadeelde in beginsel geen klachten of beperkingen heeft voorafgaand aan een ongeval en dat dit anders is in deze zaak, aangezien [eiser] een zwaar motorongeval heeft gehad voorafgaand aan de gemaakte medische fouten en dit ongeval ook de verklaring vormt voor de huidige klachten van [eiser] .

4.5.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Ter beantwoording van de vraag wat de gevolgen zijn van de medische fouten hebben partijen zich gewend tot het NOC. Dat partijen in beginsel gebonden zijn aan dit deskundigenbericht, dat op gezamenlijk verzoek is uitgebracht, wordt door [eiser] en het Ziekenhuis niet betwist. Zij hebben tegen de bevinden en conclusies van de door hen gezamenlijk geraadpleegde deskundigen ook geen zwaarwegende bezwaren naar voren gebracht. Daarom mag aan dit rapport niet zonder gegronde reden voorbij worden gegaan en dient ter vaststelling van het causaal verband tussen de klachten en de medische fouten in beginsel te worden uitgegaan van het NOC Rapport (vgl. ook HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3654).

4.6.
Ten aanzien van de gevolgen op neurologisch gebied van de door het Ziekenhuis erkende fouten is in het NOC rapport het volgende vermeld:
- “vanuit neurologische optiek heeft het “onzorgvuldig handelen” geen gevolgen gehad” (vraag 2)
- “(…) aangezien er immers geen gevolgen en beperkingen op neurologisch vakgebied bij betrokkene aanwezig zijn, hoe het medisch handelen verder ook gekwalificeerd wordt” (vraag 4) en
- “Neurologisch gezien zal er geen verandering in zijn toestand optreden. Beter dan het nu al is, kan het niet worden (…)”(vraag 5).

Oosterhoff schrijft dus dat het “onzorgvuldig handelen” geen neurologische gevolgen heeft gehad en dat er zelfs op neurologisch gebied bij [eiser] geen problemen zijn. Tegen dit deskundigenoordeel heeft [eiser] geen concrete bezwaren naar voren gebracht. Dat er als gevolg van de door het Ziekenhuis erkende medische fout toch neurologische klachten en beperkingen zijn opgetreden acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De omstandigheid dat Oosterhoff tijdens zijn onderzoek wel pijnklachten van [eiser] heeft geregistreerd doet daaraan niet af. Oosterhoff noemt daarvoor bovendien alternatieve oorzaken, zoals artritis in de linkerenkel en de beide polsen met spierpijnen in het hele lichaam en een dubbelzijdig carpaal tunnel syndroom, terwijl voorts geen punt van geschil is dat [eiser] kort voor de operaties een motorongeluk heeft gehad, waarin op zichzelf al de oorzaak van pijnklachten zou kunnen liggen. Er is dan ook geen sprake van een vergelijkbare situatie met die in de door [eiser] aangehaalde whiplash jurisprudentie, waarin, kort gezegd, na een ongeluk causaal verband wordt aangenomen voor daarna vastgestelde klachten waarvan kan worden aangenomen dat ze daarvoor afwezig waren en waarvoor geen andere verklaring aannemelijk is. Omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden heeft [eiser] niet aangevoerd.

4.7.
Op orthopedisch gebied kan op basis van het NOC rapport worden vastgesteld dat als gevolg van de medische fouten sprake is van toegenomen morbiditeit, zowel wat betreft de tijdsduur als de ernst van de klachten. Geen punt van geschil is dat dit tenminste tijdelijk heeft geleid tot extra beperkingen en klachten en, daaruit voortvloeiend, schade. De vraag over welke periode precies sprake is van beperkingen en klachten die zonder de fouten niet zouden hebben bestaan is in het NOC rapport echter niet duidelijk beantwoord. Partijen interpreteren de antwoorden van de door hen ingeschakelde deskundige anders. De rechtbank acht, alvorens op dit punt een oordeel te kunnen geven (en alvorens vervolgens te kunnen ingaan op de omvang van de gestelde schade) een nadere toelichting op dit punt, alsmede op de vraag tot welke beperkingen de medisch fouten precies hebben geleid nodig.

Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling met een dergelijk nader onderzoek ingestemd. Nu het gedeelte van het NOC Rapport waarover partijen van mening verschillen zag op het deskundigenonderzoek door [arts 1] , ligt een nadere toelichting door hem op dit punt in de rede.

4.8.
[arts 1] heeft zich desgevraagd bereid en in staat verklaard om het onderzoek te verrichten en daartoe vrij te staan. [arts 1] heeft het voorschot op zijn loon en kosten begroot op € 3.025,00 inclusief btw. Dit voorschot zal door het Ziekenhuis als aansprakelijke partij moeten worden gedeponeerd.

4.9.
De rechtbank is voornemens [arts 1] als deskundige te benoemen en om hem de volgende vragen te stellen:

Kunt u, mede op basis van het in opdracht van [eiser] en Ziekenhuis mede door u opgestelde NOC rapport van 25 augustus 2015 en het daaraan ten grondslag liggende onderzoek en, indien u dat nodig acht, aanvullend onderzoek, de volgende vragen beantwoorden.

Wat is de duur van “de zeer langdurige morbiditeit” die zijn aanleiding vond in het onzorgvuldig handelen, zoals door u genoemd in het antwoord op vraag 2 van het NOC rapport, en de ‘zeer sterk toegenomen morbiditeit zowel wat betreft de tijdsduur als de ernstige klachten en beperkingen’, zoals door u genoemd in het antwoord op vraag 4 van het NOC rapport?
- Was die extra morbiditeit, die niet ook zou zijn opgetreden zonder medische fout, in duur beperkt tot een periode van ongeveer een jaar, die gelijk is aan de periode tussen de eerste operatie (van 27 mei 2005) en de hersteloperatie (van 13 mei 2006), of betrof dit een langere periode?
- In het geval dat die extra morbiditeit langer duurde dan een jaar: wat was de extra duur?

Kunt u zo concreet mogelijk weergeven tot welke (extra) functionele beperkingen op uw vakgebied de door u bedoelde extra morbiditeit heeft geleid?

Kunt u zo concreet mogelijk weergeven welke functionele beperkingen op uw vakgebied zouden bestaan indien de medische fout niet had plaatsgevonden?

Indien een precieze aanduiding bij vraag 1 niet is te geven, kunt u dan een zo nauwkeurig mogelijke schatting geven?

4.10.
Voordat tot het gelasten van een deskundigenbericht wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de aan de deskundige voor te leggen vragen en de hoogte van het voorschot. De rechtbank zal de zaak daartoe naar de rol verwijzen.

4.11.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. ECLI:NL:RBGEL:2021:2438