RBOVE 270618 deskundigenbericht tot stand gekomen zonder tolk; geen zwaarwegende bezwaren
- Meer over dit onderwerp:
RBOVE 270618 deskundigenbericht tot stand gekomen zonder tolk; geen zwaarwegende bezwaren
2 De verdere beoordeling
2.1.
De rechtbank verwijst naar en handhaaft hetgeen reeds bij tussenvonnis (vindplaats onbekend, red LSA-LM) is overwogen.
2.2.
Het onderhavige geschil gaat er in de kern om of het rapport van de heer dr. [A] [verder: de deskundige] van 21 augustus 2013 bij de afwikkeling van het tussen partijen bestaande geschil al dan niet tot uitgangspunt dient te worden genomen.
2.3.
Nu partijen in het kader van een voorlopig deskundigenbericht gezamenlijk een onderzoek door de deskundige zijn overeengekomen, welke overeenstemming is vastgelegd in de beschikking van de rechtbank Utrecht van 17 oktober 2012, hebben partijen zich daarmee in beginsel verbonden om het deskundigenbericht bij de verdere afwikkeling van hun geschil tot uitgangspunt te nemen. Dat kan alleen dan anders zijn als er zwaarwegende bezwaren zijn tegen het deskundigenbericht, hetzij vanwege de wijze waarop dat tot stand is gekomen, hetzij vanwege de inhoud, namelijk als de deskundige in redelijkheid niet tot zijn oordeel heeft kunnen komen.
2.4.
[eiser] heeft gesteld dat van zwaarwegende bezwaren sprake is en ter onderbouwing daarvan rapporten van drs. [B] (arts/medisch adviseur van een eerdere gemachtigde van [eiser] ), dr. [C] (psychiater) en drs. [D] (psychiater) in het geding gebracht, zoals bij tussenvonnis onder de feiten vermeld.
2.5.
[eiser] heeft, verwijzend naar het rapport van [C] , gesteld dat de deskundige bij de onderzoeken van en de gesprekken met [eiser] ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van een tolk en dat het deskundigenbericht reeds daarom wat betreft de wijze van totstandkoming niet voldoet aan de eisen die daaraan moeten worden gesteld. Deze stelling wordt door de rechtbank verworpen. [eiser] , zo is ter zitting gebleken, spreekt en verstaat de Nederlandse taal redelijk. [eiser] is tijdens beide onderzoeken door de deskundige vergezeld en bijgestaan door een goede kennis, te weten de heer [X] . Deze heeft [eiser] bijgestaan in geval er taalproblemen waren. Desgevraagd heeft [eiser] ter zitting verklaard dat hij de vragen van de deskundige heeft begrepen en dat hij naar zijn idee bij de deskundige zijn eigen verhaal voldoende heeft kunnen doen. Namens [eiser] zijn na het uitbrengen van de conceptrapportage geen opmerkingen gemaakt over bijvoorbeeld daarin onjuist vermelde feiten of een onjuist weergegeven anamnese. Voor mogelijke misslagen door het ontbreken van een tolk zijn derhalve geen aanwijzingen.
Uit de omstandigheid dat ook het tweede bezoek aan de deskundige met bijstand van [X] heeft plaatsgevonden mag worden afgeleid dat kennelijk de deskundige, noch [eiser] en zijn begeleider taalproblemen tijdens het eerdere bezoek hebben ervaren. De deskundige heeft daarover in zijn deskundigenbericht ook niets opgemerkt.
Andere bezwaren tegen de wijze waarop het rapport tot stand is gekomen zijn gesteld noch gebleken.
2.6.
Wat betreft de inhoud van het deskundigenbericht en de door de deskundige getrokken conclusies wordt het volgende overwogen.
De deskundige heeft in zijn deskundigenbericht algemene beschouwingen gewijd aan mogelijk misbruik van [eiser] in zijn jeugd en mogelijk cultureel bepaalde problematiek. De deskundige had dat beter kunnen nalaten, nu de relevantie van die beschouwingen voor het deskundigenbericht niet dan wel onvoldoende blijkt en deze beschouwingen een suggestief karakter hebben. Nu de deskundige aan deze beschouwingen evenwel geen consequenties heeft verbonden voor zover het gaat om de beantwoording van de hem voorgelegde vragen, kunnen die beschouwingen niet leiden tot de conclusie dat tegen het deskundigenbericht zwaarwegende bezwaren bestaan.
2.7.
[eiser] heeft voorts, gesteund door [C] en [D] , gesteld dat de deskundige in redelijkheid niet tot de conclusie heeft kunnen komen dat de klachten en beperkingen waar [eiser] sinds het tweede en derde ongeval mee te kampen heeft ook zonder die ongevallen binnen een half jaar na het ongeval in november 2006 zouden zijn ontstaan en dat er dus geen causaal verband is tussen de ongevallen en de klachten van [eiser] . Om die reden is sprake van zwaarwegende bezwaren tegen het deskundigenbericht. De rechtbank volgt [eiser] daarin niet.
De juistheid van de door de deskundige vastgestelde somatisatiestoornis, die ook door anderen, waaronder behandelaars van [eiser] , is vastgesteld, is door [eiser] niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist.
De door de deskundige gemaakte schatting van de termijn waarop de klachten en beperkingen van [eiser] zouden zijn ontstaan indien het ongeval in november 2016 niet zou hebben plaatsgevonden, is een naar zijn aard arbitrair oordeel dat tot het domein van de deskundige behoort. De enkele omstandigheid dat andere psychiaters, in dit geval [C] en [D] , tot een ander, evenzeer arbitrair, oordeel komen, maakt nog niet dat de deskundige in redelijkheid niet tot zijn inschatting heeft kunnen komen. Daarbij neemt de rechtbank in ogenschouw dat [C] en [D] , anders dan de deskundige, [eiser] niet hebben onderzocht en de door hen opgestelde rapporten hebben geschreven met het doel het deskundigenbericht ‘onderuit te halen’. Bovendien is ook door de medisch adviseur van [eiser] , drs. [B] , erkend dat het mogelijk is dat [eiser] ook zonder ongeval een somatoforme stoornis of een somatisatiestoornis zou hebben ontwikkeld.
2.8.
Dit betekent dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen en dat [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, aan de zijde van ASR te begroten op € 618,- aan griffierecht, € 1.390,- aan salaris van haar advocaat (2 punten x tarief III), € 157,- (zonder betekening) dan wel € 246,- (met betekening aan nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten indien en voor zover deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis worden voldaan.ECLI:NL:RBOVE:2018:2753