Hof L.Warden 251108 opvolgend rb-verlener zegt 7 jaar na ongeval wettelijke aan, stelt voorgangers n
- Meer over dit onderwerp:
Hof L.Warden 251108 opvolgend rb-verlener zegt 7 jaar na ongeval wettelijke rente aan en verzuimt eerdere advocaten aansprakelijk te stellen; geen beroepsfout
1.1. [appellant] is als gevolg van een verkeersongeval op 30
oktober 1981 blijvend invalide geworden. De aansprakelijke wederpartij
was verzekerd bij WAM-verzekeraar Interpolis (hierna kortweg de
WAM-verzekeraar te noemen), die ter zake aansprakelijkheid heeft
erkend.
1.2. [appellant] had een
rechtsbijstandverzekering lopen bij Interpolis, die vervolgens
Stichting Rechtsbijstand te Tilburg inschakelde. Deze stichting (hierna
te noemen: SRB) heeft [appellant] aanvankelijk ter zake van zijn
rechten met betrekking tot de door hem als gevolg van voormeld ongeval
geleden schade bijgestaan tot 29 augustus 1984, zijnde de datum waarop
[appellant] zich heeft gewend tot mr. Boskamp, advocaat te Eindhoven.
1.3. Op 6 september 1986 heeft [appellant] zich vervolgens gewend tot
Pals. Vanaf december 1996 werd [appellant] bijgestaan door mr. Ten
Brummelhuis, advocaat te Venray.
1.4. Zowel SRB als Boskamp heeft nagelaten jegens Interpolis de
wettelijke rente aan te zeggen over de door [appellant] geleden en/of
nog te lijden schade, ontstaan als gevolg van het ongeval op 30 oktober
1981.
1.5. Pals heeft bij brief van 25 januari 1989 (zie productie 11
overgelegd bij dagvaarding) Interpolis met ingang van 25 januari 1989
de wettelijke rente aangezegd. In voornoemde brief is voor zover
relevant het navolgende opgenomen: "U zult de wettelijke interessen
problematiek met de SRB bespreken. Overigens zeggen wij Interpolis de
wettelijke interessen ex. art. 1286 B.W. aan met ingang van 25 januari
1989 over de door cliënt geleden en nog te lijden schade".
1.6. Bij tussenvonnis d.d. 19 januari 1999 heeft de rechtbank Breda in
de zaak [appellant]/N.V. Interpolis Schade (zaaknummer 55479/HAZA
97-2466) de wettelijke rente over de WA-schade toegewezen vanaf 25
januari 1989, zijnde de datum waarop Pals de wettelijke rente jegens
Interpolis heeft aangezegd.
1.7. [appellant] heeft mr. Boskamp bij dagvaarding van 19 februari 2001
gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch. [appellant] vorderde in
deze procedure vergoeding van de schade wegens de misgelopen wettelijke
rente over zijn WA-vordering op Interpolis, omdat Boskamp had nagelaten
deze wettelijke rente aan te zeggen jegens Interpolis en in zoverre een
beroepsfout jegens [appellant] had gemaakt. Bij vonnis d.d. 14 april
2004 heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch mr. Boskamp veroordeeld tot
betaling aan [appellant] van een bedrag ad € 6.642,39 ter zake van
schade wegens gederfde rente over de periode van 29 augustus 1984 tot
25 januari 1989. De rechtbank heeft de wettelijke rente over deze
schadevergoeding toegewezen vanaf 7 januari 2004, zijnde de datum
waarop de wettelijke rente over de schadevergoeding in de procedure bij
de rechtbank 's-Hertogenbosch na eiswijziging is gevorderd. Over de
periode van 25 januari 1989 tot 7 januari 2004 werd de wettelijke rente
over de schadevergoeding afgewezen, nu de rente niet op een eerder
moment aan Boskamp was aangezegd.
Korte weergave van het geschil
2. [appellant] stelt zich op het standpunt dat hij op 6 september 1986
aan Pals de 'integrale behandeling van zijn WAM-schade' heeft
overgedragen. Daaronder valt volgens hem ook het te gelde maken van de
met die vordering samenhangende vorderingen op derden. Dergelijke
samenhangende vorderingen pretendeert [appellant] op zowel SRB als
Boskamp, die beide hebben verzuimd van de WAM-verzekeraar de wettelijke
rente te vorderen, zoals indertijd nog wettelijk was vereist. Weliswaar
heeft Pals de WAM-verzekeraar op 25 januari 1989 alsnog de wettelijke
rente aangezegd, maar zij had zich moeten realiseren dat SRB en Boskamp
aansprakelijk waren voor het feit dat de WAM-verzekeraar vanaf het
ongeluk in 1981 tot die tijd geen wettelijke rente verschuldigd was.
Noch SRB noch (nadien) Boskamp had die rente immers in die periode
aangezegd. [appellant] verwijt Pals dat zij de verjaring van de
desbetreffende schadevordering op SRB niet heeft gestuit en SRB en
Boskamp niet op hun beurt wettelijke rente heeft aangezegd. Zij had dat
volgens [appellant] moeten doen op 26 maart 1987 (toen zij de
WAM-verzekeraar voor het eerst aanschreef) althans op 25 januari 1989
(het moment waarop zij de belangen van [appellant] volledig ging
behartigen). [appellant] zegt door toedoen van Pals lange tijd in de
onjuiste veronderstelling te hebben verkeerd dat Pals op laatstgenoemde
datum ook zijn rechten ten opzichte van SRB en Boskamp had
veiliggesteld.
3. De rechtbank heeft de vordering van [appellant] afgewezen omdat deze
is verjaard. De grieven komen tegen dat oordeel op. Het hof komt aan de
behandeling daarvan om de navolgende reden niet toe.
De inhoud en omvang van de aan Pals gegeven opdracht
4. Indien er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat de grieven
(deels) doel treffen, dienen de door Pals aan de orde gestelde, maar
nog buiten behandeling gebleven weren alsnog in de beoordeling van het
hof te worden betrokken.
5. Pals heeft bestreden dat de aan haar gegeven opdracht meer inhield
dan de behandeling van de vordering op de WAM-verzekeraar. [appellant]
heeft zich naar zeggen van Pals tot haar gericht om zijn
letselschadevordering te laten berekenen en waar mogelijk in der minne
te verhalen op Interpolis. Boskamp bleef daarnaast als advocaat voor
[appellant] werkzaam, zoals ook te doen gebruikelijk is. Pals betoogt
van [appellant] nooit opdracht te hebben gekregen om jegens anderen dan
de WAM-verzekeraar aanspraken geldend te maken.
6. Beide partijen beroepen zich ter onderbouwing van hun stellingen
hieromtrent op de tussen [appellant] en Pals gemaakte afspraken zoals
die uit de overgelegde correspondentie blijken. [appellant] beroept
zich meer specifiek op een bespreking op 20 januari 1989 met de
toenmalige juridisch adviseur van Pals, de heer [juridisch adviseur].
Toen zou zijn afgesproken dat [juridisch adviseur] zou nagaan of SRB
onmiddellijk na het ongeval de wettelijke rente had aangezegd en dat,
indien dat niet was gebeurd, [juridisch adviseur] 'adequaat actie zou
ondernemen'. [appellant] veronderstelt dat niet alleen hijzelf maar ook
Pals er vervolgens in de aanmaning van 25 januari 1989 van uit is
gegaan dat met de renteaanzegging jegens de WAM-verzekeraar
(Interpolis) eveneens een renteaanzegging zou plaatsvinden jegens het
aan Interpolis gelieerde SRB. Het hof kan [appellant] in die redenering
niet volgen. Naar zijn zeggen is de discussie immers aldus verlopen,
dat [juridisch adviseur] opmerkte dat wettelijke rente slechts door de
WAM-verzekeraar Interpolis vergoed zou kunnen worden indien deze was
aangezegd. [juridisch adviseur] zou nagaan of SRB daartoe onmiddellijk
na het ongeval was overgegaan. Indien dat niet het geval was, zou - in
de woorden van [appellant] - adequate actie worden ondernomen. Uit deze
gang van zaken mocht [appellant] - behoudens niet gestelde of gebleken
bijkomende omstandigheden - niet meer afleiden dan dat [juridisch
adviseur] toezegde zo nodig alsnog aan Interpolis wettelijke rente aan
te zeggen. Dat is ook gebeurd.
7. Ook de correspondentie waar [appellant] zich op beroept, geeft
nagenoeg geen steun aan zijn stellingen: de mededeling van Pals in
diverse brieven aan de WAM-verzekeraar dat zij de belangen van
[appellant] (verder) behartigt in verband met het hem overkomen ongeval
op 30 oktober 1981, is niet strijdig met het standpunt dat Pals
daarover inneemt. Dergelijke algemeen geformuleerde uitlatingen zeggen
niets over de reikwijdte van de aan Pals in dat verband verstrekte
opdracht. [appellant] betwist ook niet dat Boskamp na 6 september 1986
nog voor hem werkzaam is geweest, zij het dat die werkzaamheden naar
zijn zeggen niet betrekking hadden op de onderhavige zaak. Met
betrekking tot de positie die Boskamp na 6 september 1986 nog wel
innam, heeft [appellant] evenwel - hoewel dat op zijn weg had gelegen -
nagelaten om in te gaan op hetgeen Pals heeft aangevoerd omtrent een
brief van Boskamp aan hem van 15 oktober 1987 met betrekking tot
'[appellant]/Interpolis' (productie 12 bij inleidende dagvaarding). In
die brief concludeert Boskamp naar aanleiding van brieven van 27
februari 2007 en 20 maart 2007 dat hij zijn werkzaamheden als beëindigd
kon beschouwen. Ook in zijn brieven aan Pals van 1 en 8 september 1989
refereert [appellant] aan zijn advocaat. Blijkens een aantekening op de
door [appellant] als productie 27 overgelegde versie van eerstgenoemde
brief was dat toen nog steeds mr. Boskamp. Het ligt niet in de rede dat
Pals onder die omstandigheden namens [appellant] tegen diens eigen
advocaat had moeten ageren.
8. In zijn brief van 1 juni 1993 kan wel een opdracht in de door
[appellant] verdedigde zin worden gelezen, namelijk waar hij opmerkt
dat Pals bij SRB en Boskamp rente dient te claimen indien de
WAM-assuradeur zich niet bereid heeft verklaard de wettelijke
interessen vanaf 31 oktober 1981 te vergoeden. Díe opdracht heeft Pals
echter niet aanvaard. Zij schrijft immers in haar antwoord op 1 juli
1993 dat zij aanneemt dat de advocaat van [appellant] het nodige zal
ondernemen om zijn belangen veilig te stellen, en zij ziet, zo vervolgt
de brief, "de berichten van Uw huidige advocaat, indien deze nog van de
werkzaamheden van ons bureau gebruik wenst te maken, met belangstelling
tegemoet".
9. De conclusie moet dus luiden dat [appellant] mede in het licht van
het gevoerde verweer onvoldoende heeft gesteld en nader onderbouwd dat
hij aan Pals de 'integrale behandeling van zijn WAM-schade' op 6
september 1986 heeft overgedragen, en dat daaronder ook valt het te
gelde maken van de met die vordering op Interpolis samenhangende
vorderingen op SRB en Boskamp.
Onrechtmatige daad
10. Niets van hetgeen daaromtrent aan het hof is gepresenteerd kan de
conclusie rechtvaardigen dat Pals tegenover [appellant] onrechtmatig
heeft gehandeld. Op dat leerstuk kan de vordering dus in geen enkel
opzicht worden gestoeld. LJN BG5822