RBMNE 051022 Advocaat handelt onrechtmatig door tegen cliente op te treden en zich uit te laten over zelfmoordpoging; schade is onvoldoende aannemelijk
- Meer over dit onderwerp:
RBMNE 051022 Advocaat handelt onrechtmatig door tegen cliente op te treden en zich uit te laten over zelfmoordpoging; schade is onvoldoende aannemelijk
4
De beoordeling
4.1.
Aan de orde is de vraag of mr. [ T ] jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door :
1. tegen [eiseres] op te treden, terwijl hij voorheen haar advocaat was.
2. tijdens de mondelinge behandeling op 15 juni 2020 als advocaat van [A] te spreken over een zelfmoordpoging van [eiseres] .
4.2.
Vast staat dat de tuchtrechter mr. [ T ] voor beide feiten een berisping heeft opgelegd. Zowel de Raad als het Hof van Discipline zijn van oordeel dat mr. [ T ] niet als gemachtigde in de huurzaak had moeten optreden en tijdens het kort geding op 15 juni 2020 andere bewoordingen had moeten kiezen.
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat het wettelijk tuchtrecht voor beroepsbeoefenaren, zoals in dit geval advocaten, in de eerste plaats tot doel heeft, kort gezegd, in het algemeen belang een goede wijze van beroepsuitoefening te bevorderen. Een tuchtprocedure heeft niet tot doel de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de beroepsbeoefenaar vast te stellen. Bij de beoordeling van de vraag of een tuchtklacht gegrond is worden andere maatstaven gehanteerd dan bij de beoordeling van de civiele aansprakelijkheid en de mede ter bescherming van een gedaagde in een civiele procedure strekkende bewijsregels gelden niet in een tuchtprocedure. De gegrondheid van een tuchtrechtelijke klacht leidt dan ook niet rechtsreeks tot civielrechtelijke aansprakelijkheid.
4.4.
Vast staat dat mr. [ T ] voorheen de belangen van [bedrijf] heeft behartigd. Hij heeft onweersproken gesteld dat hij nimmer voor [eiseres] in persoon heeft opgetreden. Desalniettemin hebben de Raad en het Hof van Discipline geoordeeld dat mr. [ T ] op grond van artikel 15 van de Gedragsregels voor Advocaten zich in de huurzaak tussen [eiseres] en [A] had dienen terug te trekken. Zowel de Raad als het Hof komen tot dit oordeel omdat mr. [ T ] zich naar de pers toe wel als advocaat van [eiseres] heeft gepresenteerd. Anders dan [eiseres] is de kantonrechter van oordeel dat dit tuchtrechtelijke oordeel niet zonder meer inhoudt dat mr. [ T ] tevens onrechtmatig heeft gehandeld.
4.5.
Met betrekking tot de uitlatingen van mr. [ T ] ter gelegenheid van het kort geding op 15 juni 2020 heeft het volgende te gelden. Voorop wordt gesteld dat ook voor een advocaat geldt dat er grenzen zijn aan wat toelaatbaar is, wanneer het gaat om het behartigen van de belangen van zijn cliënt. Mr. [ T ] wist als geen ander dat publicaties over de gezondheid van een publiek persoon, zoals [eiseres] , een inbreuk zijn op de persoonlijke levenssfeer. Hij heeft immers, toen hij nog de advocaat van [bedrijf] was, aan TMG rectificatie gevraagd van een publicatie waarin gesproken werd over een zelfmoordpoging van [eiseres] in april 2019. Ook heeft hij er voor gezorgd dat TMG [eiseres] een schadevergoeding van € 10.000,00 heeft betaald vanwege (mogelijke) schade. Het is dan ook des te opmerkelijker dat mr. [ T ] op 15 juni 2020 tijdens het kort geding dat [eiseres] tegen [A] had aangespannen, zonder blikken of blozen melding maakt van een zelfmoordpoging door [eiseres] in februari 2019. De kantonrechter acht dit onzorgvuldig, te meer hij in andere bewoordingen ook de ernst van de situatie waarin [A] zich bevond had kunnen benadrukken. Daar komt bij dat hij na afloop van de zitting ook nog zijn pleitnota heeft overhandigd aan journalisten van de (roddel)pers. Bovendien is opmerkelijk dat mr. [ T ], zelfs nadat hij twee keer door de tuchtrechter op zijn vingers is getikt, nog steeds niet inziet, dat hij beter anders had kunnen handelen. Met de tuchtrechter is de kantonrechter van oordeel dat mr. [ T ] de grenzen van het betamelijke heeft overschreden en aldus jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld. De gevorderde verklaring voor recht wordt dan ook toegewezen.
4.6.
[eiseres] heeft ter onderbouwing van geleden schade verwezen naar het standpunt dat mr. [ T ] zelf had ingenomen, toen hij TMG sommeerde om een publicatie over een zelfmoordpoging door [eiseres] te rectificeren. Volgens mr. [ T ] leed [eiseres] als gevolg van deze onrechtmatige publicatie reputatieschade. Dit standpunt van mr. [ T ] gebruikt [eiseres] nu ter onderbouwing van haar schade als gevolg van de uitlatingen van mr. [ T ] tijdens het kort geding op 15 juni 2020. Deze enkele verwijzing is echter geen onderbouwing voor mogelijke schade als gevolg van onrechtmatig handelen door mr. [ T ] op 15 juni 2020. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 12 augustus 2020 verklaarde [eiseres] desgevraagd dat het haar niet om schadevergoeding te doen is. [eiseres] benadrukte meerdere malen dat zij wilde dat [A] zich zou houden aan haar geheimhoudingsplicht. Verder is onvoldoende aannemelijk dat [eiseres] schade heeft door een eventuele vordering van TMG. Ter gelegenheid van de zitting heeft [eiseres] verklaard dat TMG nog geen vordering heeft ingesteld en dat onduidelijk is of deze ingesteld wordt. De zelfmoordpoging waarover TMG publiceerde, welke publicatie op vordering van mr. [ T ] is gerectificeerd, betreft immers een andere dan die waarover mr. [ T ] zich op 15 juni 2020 zich heeft uitgelaten.
Nu gesteld noch gebleken is dat [eiseres] enige schade heeft geleden of nog zal lijden als gevolg van de uitlatingen van mr. [ T ], is niet voldaan aan het vereiste van schade als bedoeld in artikel 6:162 BW.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat verwijzing naar de schadestaatprocedure wordt afgewezen.
4.8.
Nu partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd