Overslaan en naar de inhoud gaan

RvD Limburg 071215 Drie klachten ongegrond: lange duur letselschadezaak, weigering afgifte dossier aan opvolgend advocaat en schending medisch geheim

RvD Limburg 071215 Drie klachten ongegrond: lange duur letselschadezaak, weigering afgifte dossier aan opvolgend advocaat en schending medisch geheim

2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klager is op 8 juni 2002 een verkeersongeval overkomen. Klager stelde aan het ongeval diverse blijvende lichamelijke klachten en beperkingen te hebben overgehouden en daardoor schade te hebben geleden. De verzekeraar stelde het bestaan van de klachten van klager ter discussie en voor zover hiervan wel sprake was de omvang van de klachten en het causale verband met het ongeval. Klager heeft op 20 december 2006 aan verweerder verzocht de behandeling van de letselschadezaak van letselschadebureau X over te nemen.
2.2 Nadat minnelijk overleg was mislukt, heeft verweerder namens klager bij verzoekschrift dd. 4 mei 2007 aan de rechtbank verzocht om een medische deskundige te benoemen. De rechtbank heeft op 25 september neuroloog H en orthopeed M als deskundigen benoemd. Beide deskundigen hebben klager onderzocht en hun conclusies in de eindrapportages dd. mei 2008 weergegeven. Orthopeed M zag geen ongevalsgerelateerde klachten en beperkingen, neuroloog H wel. De verzekeraar kon zich niet verenigen met het oordeel van neuroloog H. Hierna is opnieuw getracht tot een minnelijke regeling te komen. De verzekeraar heeft in 2010 is aan klager voorgesteld de zaak te regelen met een slotbetaling van € 20.000,-, welk voorstel door klager is geweigerd.
2.3 Door de verzekeraar is vervolgens eenzijdig een verzoek ingediend bij de rechtbank tot benoeming van een andere deskundige. Namens klager is een deelgeschillenprocedure bij de rechtbank gestart. Aan de rechtbank is verzocht een uitspraak te geven over de waarde van de rapportages van de deskundigen. De rechtbank heeft daarin negatief voor klager beslist. De verzekeraar heeft het verzoek tot benoeming van een andere deskundige ingetrokken, waarna klager een voorlopig deskundigenbericht aan de rechtbank heeft gevraagd. De rechtbank heeft vervolgens de deskundige D. benoemd. De deskundige D. concludeerde dat de klachten en beperkingen van klager niet in relatie konden worden gebracht met het hem overkomen ongeval. Naar aanleiding van dit laatste deskundigenbericht heeft de verzekeraar voorgesteld de zaak te regelen met een slotbetaling van € 8.500,-.
2.4 Verweerder heeft klager bij brief dd. 29 april 2014 een afschrift van het rapport van de deskundige D toegezonden. Verweerder heeft klager voorgehouden dat de te vorderen schadevergoeding beperkt zou zijn nu het causale verband door de deskundige D nadrukkelijk ter discussie werd gesteld voor wat betreft de langere termijn zelfs afwezig werd geacht en verzocht hem te berichten of klager op basis van de door verweerder vermelde uitgangspunten bereid was om een regeling te treffen. Verweerder heeft per brief en per e-mail dd. 20 juni 2014 en per aangetekende brief dd. 17 september 2014 aan klager verzocht te reageren op de brief van 29 april 2014. De heer S. heeft per e-mail dd. 18 september 2014 om 10.31 uur aan verweerder bericht dat hij sinds 6 maanden niets van verweerder had vernomen en dat hij had besloten om zijn zaak door een andere LSA – advocaat te laten beoordelen.

3 KLACHT 
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerdeer tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat :
1. Verweerder de zaak van klager niet voortvarend heeft behandeld. Verweerder behandelt de zaak al gedurende 8 jaar en gedurende 6 maanden heeft klager niets van verweerder vernomen;
2. verweerder weigerde het dossier af te geven aan de opvolgende advocaat;
3. verweerder tijdens de behandeling van de klacht het medisch geheim en het recht op privacy van klager heeft geschonden.

4 VERWEER
4.1 Verweerder betwist de zaak niet voortvarend te hebben behandeld. Verweerder was reeds de derde belangenbehartiger. Er zijn 4 gerechtelijke procedures gevoerd waarbij tussentijdse schikkingsonderhandelingen hebben plaatsgevonden. Dat kostte tijd. Daarbij komt dat klager niet heeft ingestemd met schikkingsvoorstellen van de verzekeraar. Daarmee zou de zaak op korte termijn geregeld zijn. Klager had het volste recht niet op de voorstellen in te gaan, maar het gevolg daarvan was dat de zaak lang duurde.

4.2 Verweerder heeft klager geadviseerd om de procedure gericht op een voorlopig deskundigenbericht te volgen en vooralsnog geen bodemprocedure aanhangig te maken, gelet op de daaraan verbonden financiële risico’s, zoals de veroordeling in de proceskosten en de kosten van de deskundige. Klager heeft hiermee ingestemd. 

4.3 Het is niet juist dat klager gedurende zes maanden niets van verweerder heeft gehoord. Verweerder heeft in de periode van 4 februari 2014 tot 4 november 2014 door middel van diverse e-mailberichten, brieven en rappels steeds –vergeefs- contact met klager gezocht.

4.3 Er heeft zich nimmer een opvolgend advocaat bij verweerder gemeld.

5 BEOORDELING
5.1 Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden.De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

Ad onderdeel 1

5.2 De aard en de omvang van letselschadezaken brengt in zijn algemeenheid met zich mee dat met de behandeling daarvan een lange tijd gemoeid is. Dit geldt temeer indien partijen niet in onderling overleg tot een regeling kunnen komen, waardoor procedures dienen te worden gevoerd en rapporten van deskundigen moeten worden afgewacht. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is niet gebleken dat verweerder de zaak van klager onvoldoende voortvarend heeft behandeld. Door de wederpartij is dusdanig verweer gevoerd, dat verweerder zich genoodzaakt zag namens klager daartegen op te komen. Niet gebleken is dat verweerder de lange duur van de zaak van klager tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.

5.3 De stelling van klager dat verweerder gedurende zes maanden niets van zich heeft laten horen is blijkens de aan de raad overgelegde stukken niet juist. Klager heeft in april, juni en september 2014 brieven en e-mails aan klager toegezonden. Om zich ervan te vergewissen dat het adres nog steeds juist was heeft verweerder in september 2014 zelfs nog een uittreksel uit basisregistratie personen opgevraagd. Verweerder heeft zich, in afwachting van het antwoord op zijn vraag of klager bereid was een regeling met de wederpartij te treffen, naar het oordeel van de raad voldoende ingespannen om klager te bereiken om zodoende antwoord te krijgen op voormelde vraag. De periodes tussen de door verweerder verzonden brieven en e-mails was, zeker gelet op de omstandigheid dat verweerder in afwachting was van een reactie van klager, niet dusdanig lang dat verweerder daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. 

Ad onderdeel 2

5.4 Als niet weersproken is komen vast te staan dat verweerder pas op 15 maart 2015 door de opvolgende advocaat is benaderd en op diens verzoek het dossier aan hem heeft toegezonden, zodat ook het tweede klachtonderdeel ongegrond is.

Ad onderdeel 3

5.5 Het staat een advocaat vrij om in een tuchtrechtprocedure datgene naar voren te brengen, wat hij in het kader van zijn verweer noodzakelijk acht. Het is begrijpelijk dat verweerder het nodig achtte om inhoudelijk op de zaak van klager in te gaan. Klager is immers zelf in zijn repliek aan de deken dd. 3 februari 2015 uitgebreid ingegaan op de medische aspecten van de zaak. Het is dan ook begrijpelijk dat verweerder hierop bij dupliek heeft gereageerd. Ter zake valt verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

5.6 De raad zal de klacht op grond van het bovenstaande in alle klachten ongegrond verklaren. ECLI:NL:TADRSHE:2015:265